Welkom,
Gasten
|
Onderwerp: De 'ZEELAND'
Re: De "ZEELAND" 04 juni 2008 21:50 #33798
|
Ik kreeg vandaag een mailtje van iemand die al jouw vakantieperikelen heeft zitten lezen. Hij zat te wachten op nieuwe afleveringen
Vraag van mij aan Albert45 is natuurlijk: zullen we jouw Zeeland-verhalen ook op de frontpage zetten? Blijkbaar is er publiek voor! |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 05 juni 2008 10:36 #33822
|
Hoi Dennis,
Op zich heb ik er geen bezwaar tegen maar het is nog steeds geen zeilers verhaal en om het dan toch op de frontpage van het Zeilersforum te zetten? Maar goed, dat is aan jou om te beoordelen. Maaar eh, nu je het er toch over hebt, zet je dan nog eerst even de laatste vier delen "Vakantieperikelen" (20, 21, 22 en 23) bij de rest? :roll: Vr. gr. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 05 juni 2008 10:45 #33826
|
He, heb ik die gemist dan? Shame on me
Ga ik voor je regelen. En ja, ook de Zeeland-verhalen zijn zeer de moeite waard wat mij betreft. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 06 juni 2008 07:05 #33876
|
De "Zeeland"
Vissen. “Mannen zijn van nature jagers.” Of dat nu waar is of niet, is hier niet van belang maar aan de wal is het een veelgebruikt excuus voor menig slippertje. Niet dat dit door vrouwen begrepen, laat staan geaccepteerd wordt. Dit laatste heeft dan weer tot gevolg dat, deegrollers en aanverwante artikelen, vaak voor een heel ander doel gebruikt worden dan de ontwerper voor ogen had. Ook wij mannen van de “Zeeland” hebben een goed ontwikkeld jachtinstinct maar helaas, bij gebrek aan prooi, moeten we ons beperken tot die activiteit, die bij de British Navy omschreven wordt als, “shaking the vinegar”. Zij, die in een Fish and chips tent hebben gezien hoe daar de azijnfles wordt gehanteerd, begrijpen wat ik bedoel. Om het jagen niet helemaal te verleren, beoefenen we wel de edele vissport. Niet met werphengel en molen maar met een losse lijn met wat flinke haken eraan en een moer als lood. Veel sport is hier eerlijk gezegd ook niet aan, want het stikt hier van de vissen die graag gevangen willen worden. Die loeders verdringen zich rond de boot en bijten in alles wat blinkt, een maaltje voor de hele bemanning heb je in no time binnen Wanneer je daarna nog doorgaat, gaat het op werken lijken en dáár zijn we niet voor aangemonsterd. Het is pikheet en we zitten achterop een bakkie thee te doen. Het gesprek gaat vooral over vrouwen, drank, en geld. Ook het onderwerp vrouwen gaan we niet uit de weg maar dat alleen als we het even niet over vrouwen hebben. Tot dat iemand begint over vissen. Allerlei manieren van een visssie verschalken komen aan de orde. Van een bloedstollend verhaal van ome Kees over de vangst van een rietvoorntje van wel elf centimeter met een “héél dun lijntje”, tot het verslag van Dirk over ‘s nachts aalpeuren met zijn oom :‘en toen roeide we met een pleurisgang dat slootje in en schoven tussen het riet. We doken meteen plat op ons buik op de bojem van de boot. Ik lag me daar midde tussen de levendige aal ze krope zo me broekspijpe in maar zo klein as ik was, ik gaf geen kik en mooi dat die tering smerisse ons niet zage legge.’ Het ene verhaal lokt het andere uit, pikheet is al dik een halfuur voorbij en Rinus, die al een keer of wat heeft geprobeerd ons weer aan het werk te krijgen, gaat nu rechtop staan om eens stevig op te treden tegen “dat stelletje ouwehoerende lamzakken”. Op dat moment stapt die ouwe, die ongemerkt al een tijdje heeft meegeluisterd, naar voren en begint over zíjn visavonturen. ‘Het was net na de oorlog misschien zes weken na de bevrijding, ik was met een paar maten in de duinen granaathulzen aan het zoeken op een plek waar luchtafweergeschut had gestaan. Die dingen waren van koper en brachten goed geld op bij de oud-ijzer boer. Veel vonden we er niet, dus liepen we verder het duin in. We zorgden er wel voor om niet naast de weg te lopen, want het hele duingebied was vergeven van de landmijnen. Ook stonden er heel wat bunkers, waar de meest waardevolle spullen al uitgejat waren maar voor de zekerheid gingen we toch steeds even kijken. Zo kwamen we bij een bunker met, bijna pal voor de ingang, een waarschuwings bordje in het zand. Daarop stond een doodskop afgebeeld, met daaronder iets van “Gefährlich Minen“. Bij de andere bunkers lagen er stukken verpakkingsmateriaal en andere waardeloze rommel voor de ingang maar zo te zien had deze bunker, sinds de overgave van de moffen, nog geen bezoek gehad. Ik vond het wel heel toevallig, dat bordje zo vlak voor een bunker, net of het was neergezet door iemand die anderen buiten de deur wilde houden. Vanaf het pad kon ik net met een hand bij dat bordje komen en net wat ik dacht, het stond maar een klein stukje in het in het zand, dus geen Duitse “gründlichkeit” maar Hollandse “boerenslimheid”. Op m’n knieën met m’n vingers in het zand kroop ik naar de bunker, stukje voor stukje de grond aftastend.’ ‘Oei, kap’ zegt Wimpie:’ging dat wel goed?’ ‘Nee lul.’zegt Keessie:’Die ouwe vloog de lucht in, nou hebt ie vleugeltjes op ze rug en zit met ze blote reet op een wolk harp te spele. Nou goed?‘ ‘Ik mag toch wel wat vragen.’ zegt Wimpie verongelijkt. ‘Nou houwe jullie je bek effies dicht en laat die ouwe door lulle, of ram ik jullie met je koppe tege mekaar tot er zaagsel uitkomp. Asjeblieft kaptein ze hange an uw lippe .’ zegt Dirk, die naast die ouwe zit en met een schuine blik op diens klokje, heeft gezien dat er niet veel werktijd meer overblijft. Die ouwe vervolgt zijn verhaal:’Ik kroop op die manier tot aan de stalen deur en net wat ik dacht, geen mijn te bekennen. Binnen stonden stapels met spullen, allemaal gejat uit andere bunkers en magazijnen. Wie dat gedaan had wisten we niet maar dat het nu van ons was stond als een paal boven water. ’s Nachts zijn we, met nog paar maten erbij, met drie handkarren, teruggegaan en hebben alles weggehaald. Het meeste, zoals munitie, uniformen en geweren hebben we verkocht via de oud-ijzer boer maar laarzen, schoenen en alles wat eet of drinkbaar was hielden we zelf. Jullie kennen trouwens mijn privé kijker, die Zeis-Ikon, nou die komt daar ook vandaan, een betere heb ik nog nooit gezien.’ Dirk werpt opnieuw een blik op het klokje van die ouwe en zegt:’Ja, dat waren noch eens tijden kap maar eerlijk gezegd zie ik nog niet zo een twee drie, wat dit met vissen van doen heb.’ ‘Dat zal ik je vertellen.’ zegt die ouwe:’Bij de spullen die we niet verkocht hadden, zaten ook een stuk of twintig handgranaten. Je kent ze wel uit oorlogsfilms, net een conservenblik met een steel. Een van mijn maats, Bert, had gezegd dat je met die dingen goed kon vissen. Bert wist een plek bij Beverwijk waar nogal wat snoekbaars zou zitten, dus gingen wij een paar nachten later uit vissen. Met z’n drieën op twee fietsen, Bert bij mij achterop met zes granaten in zijn rugzak. Mijn andere maat, Leendert, had een schepnet, twee jute zakken en een paar lieslaarzen bij zich. Het vissen ging geweldig, Bert gooide een granaat in het water, even later was het boem en kwamen de vissen bovendrijven. Leendert stapte met zijn lieslaarzen het water in en schepte de snoekbaarzen aan land, waar ik ze in een zak stopte. Daarna liepen we honderd meter verder en deden het nog eens dunnetjes over. Na vier granaten hadden we genoeg vis om een weeshuis te voeden, dus ging het weer op huis aan. Een paar kilometer verderop, stapte er een politieagent op de weg:’Halt, waar gaan wij naar toe? Ahá, wat hebben we hier, wat zit er in die zakken? Ik ruik het al, vis, de heren zijn wezen stropen! Hé jij daar, doe die rugzak af en laat maar es zien wat dáár in zit!’ Bert zei dat daar ons brood in zat maar die agent wilde zelf even kijken. ‘Nee, daar blijf je met je poten af!’ zei Bert en balde zijn vuisten. De agent deed een stap achteruit en riep dat we onder arrest stonden en mee naar het bureau moesten. ‘O ja?’ zei Bert:’hoe wil je dat doen? Wij zijn met zijn drieën en jij bent in je dooie eentje. Een pistool heb je niet, want de BS hebben alle moffenknechten ontwapend. Wij gaan nu rustig verder, de groeten aan de commissaris.’ Wij stapten op en reden weg, een kwaaie agent achterlatend.’ Die ouwe stopt even en neemt een slok thee. ‘Kolere, wat spannend’ zegt Dirk en werpt weer een stiekeme blik op die ouwe z’n klokje:’Hoe ging het verder kap?‘ We waren al bijna in het dorp toen Bert zei:’ Ik dacht het zo-even al maar nu weet ik het zeker. Die vent fietst ons achterna, hij blijft een heel end achter maar ik heb hem toch gezien.’ Het was duidelijk, die agent wilde zien waar we woonden, om dan samen met zijn collega’s terug te komen om ons van bed te lichten, dat kunstje hadden die moffenknechten van hun meesters afgekeken. Toen zei Bert:’Leendert jij gaat voorop rijden, pak de tweede afslag links en ga na het tunneltje meteen rechts, wij komen achter je aan maar wel hard rijden en nergens voor stoppen!’ Leendert ging er als een haas vandoor, ook ik maakte steeds meer tempo en met een behoorlijk gangetje schoten we de tunnel in. Bijna aan het eind hoorde ik iets zwaars op de grond vallen, buiten vlogen we bijna uit de bocht maar ik redde het net, meteen volgde er een ontploffing. Niet zo maar een knal, nee, meer alsof er een zware bom achter je ontploft ik schrok me lam. Die agent zal zich wel helemaal het apezuur zijn geschrokken, hij heeft zich niet meer laten zien. Voor de zekerheid hebben we nog die zelfde nacht alles wat uit de bunker kwam naar Jos, een andere maat van ons, gebracht. Maar het is onvoorstelbaar wat zo’n granaat voor een herrie maakt, zeker in zo’n tunnel. Bert zag dat anders:’Herrie? Hoe kom je daar nou bij? Het was juist muzikaal, als een hemelse paukenslag en dan die akoestiek man, niet iedere tunnel heeft zo’n akoestiek!’ Die ouwe staart nog even zwijgend voor zich uit, dan zegt hij:’ Jongens, het is de moeite niet meer om nog aan het werk te gaan, ga je spullen maar opruimen en nok maar af.’ Dan wendt hij zich tot Dirk:’Zo mannetje, dacht jij dat ik je niet doorhad?’ ‘Ik weet effe niet waar u het over hept, kap.’ zegt Dirk met een gezicht als de onschuld zelve. ‘Ik heb het over tijd rekken.’zegt die ouwe:’En nog wat, als je de volgende keer nu eens niet ál je centen naar de hoeren brengt, kan je misschien zélf een klokje kopen.’ Dynamiet I We zijn weer eens naar het strand gezwommen, zomaar, voor de afwisseling. De mannen, die stranddienst op de Saipa hebben, komen naar ons toe voor een ouwehoerenpraatje. Zes man van de “Help”, die weer eens vaste grond onder hun voeten willen voelen, zijn ook net geland. Op ons gemak lopen we al ouwehoerend een stuk langs het strand. Dit is best lekker, zo met je zweetkakkies door het warme mulle zand, terwijl de zon op je blote bast schijnt. Alle wereldschokkende nieuwtjes, zoals wat de koks ons hebben voorgezet en natuurlijk ook de steenpuist op de reet van onze sparks, worden doorgenomen. Wat de kok betreft, zo diep als we hem de grond inboren als we onder ons zijn, zo hard prijzen we hem de hemel in bij “vreemden”, eigen is eigen en zo slecht is hij nu ook weer niet. Nemen we de sparks dan ook in bescherming? Nee natuurlijk niet! De steenpuist van de sparks, is een onuitputtelijke bron van vermaak en levert leuke anekdotes op. Alleen al hoe hij bezig is wanneer hij aan dek gaat zitten lezen, je ligt meteen in een deuk. Eerst zet hij een stoel in de schaduw, dan legt hij héél zorgvuldig een zwemvest zo neer, dat de nekopening precies op de goeie plek op de stoel komt. Dan, met een pijnlijke grimas, laat hij zijn achterste langzaam zakken tot hij het zwemvest raakt, de steenpuist raakt vest noch stoel, opgelucht zakt hij verder. Hij ontspant zich en haalt een boek uit de zak van zijn ochtendjas. Zijn gezicht betrekt wanneer zijn hand in zijn andere zak tast, bril vergeten! Met een pijnlijk gezicht drukt hij zich omhoog en gaat, al steunend en zuchtend, zijn bril halen. Daar is hij weer, langzaam laat hij zich zakken, denkt nog net op tijd aan zijn boek en graait dit van zijn stoel, opgelucht zakt hij het laatste stukje. Als door een adder gebeten vliegt hij met een rauwe kreet omhoog en met tranen op zijn wangen, draait hij zich naar zijn stoel. Zijn gezichtsuitdrukking gaat van pijn, via verbazing, over in woede. Met de dop van een zuurstoffles in zijn hand, staat hij wraakzuchtig om zich heen te kijken. Klaar om iemand met dat ding de hersens in te slaan, vraagt hij wie die dop in zijn zwemvest heeft gestopt. Natuurlijk ligt de dader op het kerkhof maar de sparks is er van overtuigd dat de opper vetpriester hier achter zit. Daar heeft hij wel enige reden toe, want de hwtk doet steeds of hij de sparks een vriendschappelijke mep voor zijn kont wil geven, op het laatste moment houdt hij dan in. Iedere keer opnieuw krimpt de sparks in elkaar en heeft iedereen de grootste lol. De ouwe staat er hoofdschuddend bij en zegt:’Sparks, dat was een vuile streek, als ik jou was zou ik hem terugpakken.’ De sparks, blij met deze steun uit onverwachte hoek, zweert bloedig wraak te zullen nemen op “die smerige vetdot”. Dat onze gezagvoerder misschien zélf achter dit geintje kan zitten komt niet bij de sparks op en wij zullen hem niet wijzer maken. Al pratend over dit soort zaken, zijn we bij een baai aangekomen. Hij is niet groot, nog geen ¼ mijl doorsnee met een ingang die bij eb bijna droog ligt. ‘Een mooie visvijver’ zegt Wimpie. Dat doet ons denken aan het verhaal van die ouwe, over vissen met handgranaten. Weer iets om over te ouwehoeren. Dan zegt Keessie:’Dat zou hier ook mooi kenne, jammer dat we geen granate hebbe.’ Volgens Dirk kunnen we die wel even bij het Legioen gaan “lenen” maar dat lijkt ons toch een tikkie te link, om nog maar te zwijgen over de afstand. Een van de duikers zegt:’Op de “Help” hebben we dynamiet, dat werkt minstens zo goed.’ ‘Ja,’ zegt Dirk:’Ik zie het al helemaal voor me. “Zeg kaptein kan ik effe een paar kissies dynamiet meekrijge? Ik wou op me vrije middag wat gaan visse an de Amstel. Maer natuurlijk beste kaerel, neem voor de zekerheid nog een kistje extra mee, dan zet ik de grootste pan vast op.” ’die ouwe ziet je ankomme.’ ‘Wie weet.’ zegt de duiker:’Maar ik denk, dat we morgen met dynamiet vissen.’ Het is gelukt, de duikers komen aan de wal met dynamiet. We lopen naar ons visstekkie, de duikers dragen de detonators en een lang elektrasnoer, Wimpie en ik dragen een kistje met staven dynamiet en Keessie loopt met de exploder. Onderweg horen we hoe die ouwe van de “Help” omgeluld is. Duiker:’ Zeg kap, ik wil het eens hebben over het dynamiet.’ Kap:’ Ja wat is daarmee?’ Duiker:’Tijdens onze opleiding, bij de marine, kregen we ook “Omgaan met springstoffen”, een heel interessant vak, aan dynamiet alleen al waren er twee hoofdstukkengewijd.’ Kap:’Dat zal wel maar wat heeft dat met ons te maken?’ Duiker:’Nou kap, dat zal ik u zeggen. In hoofdstuk twee, gaan er drie pagina’s over het instabiel worden van dynamiet, ik zou ze zo weer uit het blote hoofd kunnen opzeggen.’ Die ouwe begint te vermoeden waar de duiker heen wil en wordt al een beetje zenuwachtig. Kap:’Man, hou nou eens op met er omheen te draaien, wat is er aan de hand?’ Duiker:’Kijk kap, in het kort komt het er op neer dat dynamiet gestabiliseerde nitroglycerine is. Nu zijn er twee dingen die het spul instabiel kunnen maken, hitte en langdurige beweging. Een van die twee is niet genoeg maar allebei tegelijk……’ Kap:’Hitte en beweging zeg je…., je bedoelt zoals hier aanboord?’ Duiker:’Ja kap, dan zweet de nitro langzaam naar buiten en dan is het niet de vraag óf het ontploft, maar wannéér.’ Die ouwe is nu behoorlijk ongerust en zweet harder dan welke staaf dynamiet dan ook. Hij is echt geen watje, een zware bergingsklus met stormweer daar lacht hij om maar van springstoffen moet hij niets hebben. Kap:’Wil je zeggen dat we die rotzooi over de muur moeten zetten? Doe het maar meteen en laat de matrozen een handje helpen.’ Duiker:’Nee kap, dat hoeft nog niet, ik heb daarnet even gekeken en het is nog niet naar buiten gelekt maar hoever het binnenin de staven is, dat weet je pas als je ze laat knallen. Onze instructeur zei altijd, dat een “korte droge scheet” prima is maar als het als een “natte scheet” klinkt, is het linke soep. Nu stel ik voor om een steekproef te nemen, u wijst een willekeurig kistje aan, daarmee gaan we aan land, dan wijst u, weer willekeurig, een paar staven aan om te testen, dan kunt u meteen zelf constateren of het spul nog goed is.’ Die ouwe doet onwillekeurig een stap naar achter en haast zich te zeggen, dat hij alle vertrouwen heeft in het vakmanschap van de duiker en alles aan hém overlaat. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 07 juni 2008 07:20 #33900
|
Tring Tring heeee telefoon in Huize Albert Tring tring tring Tring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tring (Albert moet nog effe wakker worden) Tring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tringTring tring tring....
"Jaaa motje !!!" "Eh.... spreek ik met meneer Albert...." :?: "En als dat zo was wat dan nog....." :twisted: "U spreekt met Marianne Thieme en ik wilde het met u over uw stukjes op het zeilersforum hebben..............." " 8O 8O 8O 8O 8O 8O 8O 8O 8O 8O " |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 07 juni 2008 08:25 #33902
|
Geert je lult weer een end in de ruimte. :?
Ik sliep helemaal niet, ik was in het schuurtje bezig en tegen M. Thieme heb ik dan ook gezegd:'Sorry zus, ik heb even geen tijd voor je. Vanavond hebben we samen met de buren, een BBQ en nu ben ik, ritueel, een kistkalfje aan het slachten, daarna zijn de konijntjes van mijn buurmeisje aan de beurt maar de lammetjes bewaren we tot volgende week.' Ze begreep blijkbaar dat het even ongelegen kwam, want behalve een gil en een dreun hoorde ik niets meer. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 07 juni 2008 22:14 #33931
|
Ik zal wel een paar mooie flesjes rood meenemen dan kom ik, wanneer mogelijk,wensenlijk, uitgenodigd, wel een hapje mee eten
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 12 juni 2008 13:16 #34270
|
De "ZEELAND"
Dynamiet II We staan aan het strand van baai, die we ”Sloterplas” gedoopt hebben. De duikers nemen een halve staaf dynamiet, daar wordt een detonator in gedrukt en daar komt het snoer weer aan. Dan binden ze er, ter verzwaring, een steen aanvast. Terwijl de een het snoer uitviert, loopt de ander met het pakketje de Sloterplas in. Waar het te diep wordt om te staan, legt hij het spul op de bodem en komt terug. Nu worden de mannen ernstig en moeten wij een paar meter achteruit zodat ze de ruimte hebben. De exploder ziet er uit als een houten kistje waar een kruk, een T stuk zoals het handvat van een fietspomp, uitsteekt. Binnenin zit een dynamo, die de stroom moet leveren voor het ontsteken van de detonator. De kruk wordt helemaal omhooggetrokken en een kwartslag naar links gedraaid om hem te borgen. Dat laatste voor het geval iemand de behoefte voelt om er even op te gaan zitten, net als de duiker de elektrakabel vastmaakt. De twee aders van de kabel worden met vleugelmoeren vastgezet. Dan draait de duiker de kruk een kwartslag naar rechts en roept:’Daar gaat ie dan.’ Hij drukt de kruk met kracht naar beneden. Wat volgt, hadden we niet verwacht, slechts het begin van een fonteintje en een heel zwak gerommel. Wat een anticlimax! ‘Verrek motje daar kijke, drie dooie vissies, we magge de hele buurt wel uitnojigge, allenig krijge we dat braadje nooit op.’ De duikers zijn het met ons eens, dat dit maar een mager ontploffinkje was. ‘Oké, dan nemen we nu een hele staaf.’ Zegt duiker 1. ‘Ik denk eigenlijk meer aan twee of drie.’ Zegt zijn maat. De rest van ons vindt dat het wel de goede kant opgaat, maar nog lang niet ver genoeg. ‘As ik et zo effetjes uit me blote harses uitreken, denk ik toch echt datteme een dozijntje of twee van die klapsigare motte gebruike.’ Zegt Keessie, die van dynamiet net zoveel weet als een kameel van kantklossen. ‘Ach, lul op man, dit motten we wetenschappelijk anpakke, je weet wel, eerst nadenken en dan pas doen. Terwijl de duikers even buiten gesloten worden, zijn wij druk aan het rekenen geslagen. Met alle factoren houden we rekening; waterdiepte, temperatuur, windrichting, zonshoogte, de steenpuist van de sparks, de naam van die Portugese hoer in Dakar en de juiste temperatuur voor een pilsie, kortom, niets slaan we over. Nu nog het aantal bepalen. Het lijkt wel een veemarkt, we loven en bieden net zolang tot we het eens zijn. Triomfantelijk wenden we ons tot de duikers:’ Jongens wij hebben het tot tien cijfers achter de komma voor je uitgerekend, twaalf sigaren plus twee voor het breken, niet meer en niet minder.’ Duiker 1 vraagt kalm:’ Hebben jullie je parachute bij je? Die heb je echt wel nodig als je jezelf drieduizend voet de lucht in blaast.’ Volgens zijn maat, hebben we meer aan stoffer en blik:’Veertien staven, hoe kom je er bij, de helft is al veel te veel.’ Dit vatten we op als een serieus bod. Weer gaan we even met elkaar in overleg, waarna we tegen duiker 2 zeggen:’Wat ben jij een keiharde onderhandelaar zég maar oké jij wint, zeven staven maar dan ook niet ééntje minder.’ We komen ook meteen met dreigementen, zoals:’Anders dragen jullie alles zelf maar weer terug. En dan vertellen we jullie ook niet meer hoe het verder gaat met de steenpuist van de sparks.’ Maar uiteindelijk halen we ze over met het aanbod, dat Keessie ze alles zal vertellen van dat “super geile mokkel in Casablanca” en ik wat ik, als jochie van vijftien, in de “pijpeclub” in Montevideo beleefde. Weer wordt er een leuk pakketje gemaakt maar nu met zéven héle staven. Duiker 2 brengt het de Sloterplas in, waarna de andere tamp van het snoer aan de exploder wordt vastgemaakt. Dit keer zitten we niet op het strandje maar liggen plat op ons buik achter een duintje met de vingers in de oren. De duiker roept:’Say cheese!’en drukt de kruk neer. Als vertraagd gaat het water bol staan, dan breekt daar een fontein uit los die steeds harder omhoog schiet, hoger en hoger. Geluid is er ook, niet te kort zeg, het komt zelfs via de grond naar mijn buik. Dan donderen er tonnen water naar beneden, ook wij krijgen ons deel. ‘Wouw!’ zegt Wimpie:’Zulke rotjes hadden we met Oud en Nieuw moeten afsteken.’ Ik kijk Wimpie vriendelijk aan en zeg:’Bedoel je toen we vruchtenbowl hadden gemaakt met een paar blikjes fruit, tien flessen jenever, een doos bier en een verdwaalde fles bessenjenever? Toen we om middernacht, in polonaise achter die ouwe aan, stomdronken door het hele schip gingen en daarna overboord sprongen om drie rondjes om de boot te zwemmen? Bedoel je dat je toen “zulke rotjes” had willen afsteken? Mooie jonge ben jij, effe al je maats uitmoorden met dynamiet!’ ‘Nee, dat bedoel ik niet ik bed… ach vent zak door je kruis, neem mij effe in de zeik!’ “Hé jongens, niet ouwehoeren, het is van halen!” Roept Gijs die op de visserij heeft gezeten en daar nog niet helemaal van genezen is. Maar hij heeft gelijk, er drijft een mooi zooitje vis daar in de Sloterplas. We gaan te water en slepen vissen naar de kant. Ik pak een lekkere dikke vis maar Aart roept:’Niè man, die is ja nie te vrète, pak die aere maer.’ Binnen tien minuten hebben we een fractie binnen van wat er drijft maar volgens de visserijboys hebben we genoeg. Op een grote steen zijn ze aan het fileren. Alleen de beste stukken worden er afgesneden, gespoeld, gezouten en uit de zon gelegd. ‘Kijk!’ Zegt Wimpie en wijst naar een hele grote vis die nog niet dood is en met langzame bewegingen de rugslag oefent. Ha, die is voor mij! Ik ren het water in, zwem naar de vis en grijp hem met twee handen bij zijn staart. Die staart komt me bekend voor en het beest is ook een stuk groter dan ik dacht, verdomme dit is geen overmaatse gup maar een haai. Het beest is versuft maar voor de rest nog springlevend. Deze vangst wil ik niet hebben maar loslaten durf ik ook niet goed. Dan maar aan land slepen. Daar is de haai het niet mee eens, twee slagen met zijn staart en ik kan hem al niet meer houwen. Die staart zie ik trouwens niet meer, wel het andere eind van het geval, een grote bek met scherpe tanden. Há visvoer, zeggen zijn kille ogen. Dit is echt foute boel, hoe red ik me hier nu weer uit. De haai zwaait weer met zijn staart en is plots verdwenen. Binnen twee minuten sta ik bevend op het strand. Waarom hij me niet lustte weet ik niet maar volgens Wimpie ligt dat aan mijn persoonlijke hygiëne, lichaamsbouw en een ongunstig voorkomen. Ofwel in Wimpie ’s woorden:’Je stinkt, hebt platpoten en een rotkop. As ik een haai was most ik je ook niet!’ We lopen, al ouwehoerend over onze “wonderbare visvangst”, richting Saipa. Een beetje laat krijgen we door dat we visite hebben, een patrouille. Bij de Saipa staan een Jeep en een halftrack. Het is te laat om de stille getuigen van onze stroperij weg te werken, want er staan al een paar soldaten deze kant uit te kijken. Er zit niets anders op dan door te lopen en een onschuldig gezicht te trekken, wat met onze boeventronies nog best een hele opgave is. Zo komen we, met nog volle bepakking, bij de Saipa en de militairen aan. We worden meteen omringd door soldaten die, tot onze grote opluchting, geen enkele interesse tonen voor ons vuurwerk maar wel te kennen geven dat ze graag vis eten. Alleen de sergeant wijst op het kistje klapsigaren en daarna op de visfilets:’ Dynamite, keboem?’ We knikken:’Si, dynamiet.’ Hij knikt tevreden en vraagt heel beleefd of zij ook wat vis kunnen krijgen. Ja, natuurlijk, wij hebben veel te veel en op die manier maken wij ze medeplichtig aan stroperij, wat voor ons alleen maar voordelig kan zijn. We geven ze een dikke filet per man en zeggen erbij dat ze al gezouten zijn. Aan de achterkant van de halftrack wordt een soortement van kombuis gehangen en de mannen treffen voorbereidingen voor een maaltijd. De officier, een kapitein, die zich tot nu toe op de achtergrond heeft gehouden, komt naar ons toe en begint vragen te stellen. Verdomme, heeft hij het nu over Martin? Ja hoor hij zegt iets van:’ Martino, adondè está?’ (Waar is Martin). Gelukkig spreekt niemand Spaans en ik nu ook maar even niet. Godverdomme, wat doet Wimpie nu, die klootzak wijst naar mij en zegt:’Hij daar, hij blabbaat spanjool.’ ‘Hou je kop lul, ze kunnen me zo meenemen om me op z’n Spaans te ondervragen, compleet met wurgijzer.’ Te laat, de Capitano wenkt me om mee te komen. Wat kan ik doen? Mijn eerste gedachte is, met een rotgang naar de zee rennen en wegzwemmen! Zo snel heeft hij dat pistool niet uit zijn holster en als ik zigzag en duik red ik het wel. Alleen wat dan, ik weg maar mijn maats gevangen, dat kan ook niet. Oké Albert, dat wordt lullen als “Brugman” en liegen tot je scheel ziet! Uiterlijk kalm maar schijtens benauwd van binnen ga ik met hem mee. Verrek, gaan we niet naar zijn mannen? Hij gaat op een rotsblok zitten en wenkt mij naast zich. Weer begint hij over Martin. Het legioen heeft vele kilometers woestijn afgezocht. Ook het strand in beide richtingen. Nergens hebben ze hem gevonden, ook zijn lijk niet. Hij is niet opgepakt door bevriende stammen, want niemand heeft de beloning opgeëist. Vijandelijke stammen hebben de gewoonte, om ’s nachts bepaalde lichaamsdelen van een gevangen legionair in je kamp te gooien maar ook dat is niet gebeurd. Blijven er twee mogelijkheden over, of hij is verdronken, of hij is bij ons op de “Zeeland”. Hoewel ik niet alles letterlijk versta, is dit toch de boodschap die bij me overkomt. Nou Albert vooruit met de geit, het is tijd voor “sprookjes van moeder de gans”. El Capitano zet zijn pet af, veegt zijn voorhoofd droog, draait zich dan naar me toe en kijkt recht in mijn ogen. Krijg nou alles, die ken ik, uit de “Cantina” in Villa Cisneros, toen Martin wees en zei: ‘Kijk, zie je die kapitein daar in de hoek? Dat is een beste kerel, een van de weinigen. Bij hem ben ik sinds een paar maanden oppasser, een soort van huisknecht. Overdag doe ik, voor hem en zijn vrouw, allerlei karwijtjes in en rond het huis. Alleen met appèl moet ik me in de kazerne melden, voor de rest heb ik een luizenleven maar dat is eerdaags over, want over twee maanden gaat hij met pensioen, terug naar Spanje.’ Later, aan boord, vertelde Martin me dat hij meer als een zoon werd behandeld, dan als een ondergeschikte. Een beste kerel? Inderdaad hij ziet er niet als een fanatieke dienstklopper uit maar kan ik hem vertrouwen? In een opwelling gooi ik het hele verhaal eruit. Het verstoppen in de ankerbak, de luitenant die lang niet zo goed kon zuipen als onze ouwe. Hoe we allemaal gesteld raakte op Martin, het nachtelijk rendez-vous met een Hollands schip en het afscheid. Ik besluit met:’En nu is hij weer veilig thuis bij zijn familie in Holland.’ De Capitano, die op het laatst ademloos zat te luisteren, slaakt een diepe zucht en pakt me met twee handen bij mijn arm. Terwijl hij nogal hard knijpt kijkt hij me vragend aan en ziet dat ik meen wat ik zeg. Langzaam ontspant hij zich en laat mijn arm los. Hij zegt:’Het is goed, wat zal mijn vrouw blij zijn!’ He bah, hij heeft tranen in zijn ogen, is dat nu een stoere soldaat, zo een van bloed en glorie? Tegen mijn maats, die alsmaar dichterbij zijn gekomen en ongeveer wel begrepen waar het over ging, zeg ik:’Wat zijn die zuidvruchten toch een watjes, ze janken als wijven.’ ‘Mot jij dat zeggen, ik zou maar es effe in de spiegel kijke, dan lul je wel anders.’ Zegt Keessie:’En dat komt toch ech nie van ut zwete.’ Wanneer ik om me heen kijk, zie ik dat ik niet de enige ben die in zijn ogen wrijft. Zwijgend neem ik met een schouderklop afscheid van El Capitano, een goed mens. We laden alles in de dingy en schuiven deze wat verder in zee, zodat hij met de drijflijn aan boord gehieuwd kan worden. Nog wat timide staan we daar bij elkaar, totdat Dirk roept:’He mietjes, we gaan zwemmend aan boord wie het laatste ankomp, is een dikke glimmende hondelul in de maneschijn!’ Plons! |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 12 juni 2008 19:38 #34310
|
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 juni 2008 07:03 #34586
|
De "ZEELAND"
May-day op zijn Spaans 1 Samen met Dirk, die wel eens wil weten wat er nu zo leuk aan is, loop ik door de woestijn. Dirk loopt voortdurend schichtig om zich heen te kijken. Hij is echt geen angsthaas, want met zwaar weer overspringen op een verlaten Griek met zware slagzij, daar draait hij zijn hand niet voor om maar hier, in de Sahara, voelt hij zich echt niet thuis. Na enig aandringen en wat jennen, komt het hoge woord eruit. Dirk, die gek is op avonturenromannetjes, is er van overtuigd dat het hier stikt van de leeuwen, hyena’s, gifslangen en schorpioenen. Dat ik al die tijd hier heb rondgewandeld zonder iets te hebben ontmoet dat gevaarlijker is dan een jakhals en van hyena’s alleen de sporen heb gezien, wil volgens Dirk niets zeggen:’Jij heb gewoon geluk gehad en bovendien ben je te stom om bang te kenne weze.’ Dan ziet Dirk tussen de rotsen wat bewegen:’Nou zient ik ut toch met me bloedeige oge, kijk daar zit er eentje.’ ‘Ach man, laat naar je kijken, dat is een woestijnvosje, die vreten alleen maar muizen en geen bange schijters, loop maar mee dan kan je het zelf zien.’ Met tegenzin loopt Dirk, op een veilige afstand, achter me aan naar de rotsen. Bij de eerste rotsen loop ik meteen door en verdwijn uit het zicht. Daar begin ik te grauwen en te grommen als een wild beest, dit laat ik volgen door een angstkreet die eindigt in gerochel gevolgd door een doodse stilte ……….! Zo, dat was toch wel even een eerste klas act, ik had aan het toneel gemoeten. Dirk zal onderhand halverwege de Saipa zijn, als het niet verder is. Dan hoor ik een zacht geschuifel. Snel sluip ik de andere kant uit rond de rots. Daar kijk ik tegen de rug van Dirk aan, die daar staat met een zware steen boven zijn hoofd, stand-by om een wild beest de hersens in te slaan. Zachtjes kuch ik en moet snel opzij springen om geen doodklap van die steen op te lopen. Even moet Dirk de situatie tot zich door laten dringen, dan gaan zijn handen met de zware steen weer omhoog en moet ik rennen voor mijn leven. Wel tien minuten rent hij al vloekend en scheldend achter me aan maar mijn benen zijn beter getraind dan de zijne, dus blijf ik hem makkelijk voor. Doodvermoeid laat hij zich, nog steeds scheldend, languit in het zand ploffen. Voorzichtig loop ik naar hem toe maar blijf wel buiten zijn bereik. Eigenlijk schaam ik me voor de rotstreek die ik heb uitgehaald. ‘Dirk, hou es effe je bakkes en luister. Wat ik heb uitgevreten was eigenlijk een teringstreek, dat had ik niet moeten doen. Maar wat jij hebt gedaan, terwijl je bang bent toch je maat te hulp komen, daar is echte moed voor nodig.’ Dirk kijkt me vermoeid aan en zegt:’Eigelijk most ik je pote onder je reet vandaan trappe, sekreet dat je bent maar late we maar terug gaan.’ Onder het lopen zeg ik:’Er is nog een ding wat ik in je bewonder,’ hij kijkt me vragend aan, ‘ik bedoel dat je bijna een kwartier lang kan vloeken en schelden zonder in herhalingen te vervallen.’ Even flikkeren zijn ogen en doe ik snel een pasje opzij, dan haalt hij zijn schouders op en mompelt iets van:’Tis jammer, ze hebbe het kind weggepleurd en de nageboorte in het wiegie gelege.’ Opeens dringt een laag en zwaar trillend geluid tot ons door. We kijken elkaar aan en beginnen te rennen, dat is de “Zeeland” en als die ouwe aan de fluit gaat hangen, kan dat maar een ding betekenen. ‘Een jop!’ May-day op zijn Spaans 2 Een jop, eindelijk weer een jop! Dirk en ik rennen langs Ali, die al uitnodigend wenkt om bij hem in de schaduw te komen zitten maar met een kort ‘Hasta la vista’ stuiven we hem voorbij. Zonder in te houden duiken we in zee en zwemmen richting “Zeeland”. De voorloper is al losgegooid en nog voor we op het berghout zijn geklauterd, horen we de ankerlier ratelend de ketting binnen draaien. Ik roep naar Rinus:’Wat is het?’ ‘Een Spanjool maar we weten nog niet wat voor een schip het is. Maar ga meteen naar boven, ze hebben naar je gevraagd’ Klere, wat nu weer? Boven gekomen word ik meteen doorgestuurd naar de radiohut, waar ik die ouwe en de sparks aantref. Die ouwe zegt:’We hebben een may-day van een Spanjool maar die gasten spreken verdomme niet één christelijke taal, ze kletsen alleen maar Spaans. We hebben wel een koers met de RDF maar geen positie, probeer jij het maar eens.’ De sparks roept dat schip weer op via de middengolfzender en heeft meteen contact. Dan, terwijl hij afkeurend naar mijn nog druipende broek kijkt, drukt hij de spreeksleutel in mijn hand. Intussen hoor ik de hoofdmotoren op toeren komen en voel dat we hard BB uitgaan, ik pleur zowat tegen die ouwe aan van het overhellen. De speaker stort een waterval van Spaanse klanken over me uit. Nadat ik die vent aan de andere kant heb duidelijk gemaakt dat hij tegen mij moet spreken als tegen een achterlijk kind van vier, kan ik eenvoudige vragen stellen en krijg ook antwoorden die ik versta. Het blijkt te gaan om een visserman met motorstoring in positie 21° 05’ N en 19° 45’ W. De ouwe rukt het papier met de coördinaten uit mijn handen en verdwijnt naar de kaartenkamer. Even later is hij al terug:’Ze zitten zo’n tweehonderd vijftig mijl zuidwest van hier, zeventien á achttien uur stomen. Zeg maar tegen ze dat we binnen twaalf uur bij ze zijn en vraag ook naar de windrichting en kracht daar, dan kunnen we hun drift berekenen. Ik zeg:’Dat zal ik vragen kap maar driften doen ze niet, want ze liggen voor anker.’ Even kijkt die ouwe naar me alsof ik van Mars kom, dan valt hij tegen me uit:’Voor anker? Weet jij wel hoe diep het daar is, je hebt er verdomme niks van begrepen, snotaap die je bent! Vraag het ze nog eens!’ Dat doe ik en weer krijg ik als antwoord dat ze voor anker liggen op de opgegeven positie. De sparks, die een aardig woordje Frans lult en daarom af en toe wel iets verstaat, zegt:’Kap, volgens mij heeft die vent het inderdaad over een anker.’ ‘Of jullie zijn besodemietert of die vent is gek, ik hou het op het eerste.’ Zegt die ouwe en terwijl hij weer naar de brug gaat roept hij over zijn schouder:’zeg hem dat we er binnen twaalf uur zijn.’ ‘Twaalf Chinese uren zal ie bedoelen. Au, verdomme’ Zegt de sparks, die even gaat verzitten en daardoor pijnlijk aan zijn steenpuist wordt herinnerd. Ik breng die laatste boodschap over en ga naar beneden om mijn maats in te lichten over de jop. We hebben de hele nacht en het grootste stuk van de ochtend volle kracht doorgekacheld en naderen de opgegeven positie. Aan uitkijken hebben we geen gebrek. 0p de SB vleugel staan de ouwe en de eerste door hun kijkers te gluren, geassisteerd door de oppervetpriester (OVP) die iedere golftop voor een schip aanziet en met zijn kreten van:’kijk daar!’die ouwe al dicht bij het kookpunt heeft gebracht. 0p de BB vleugel staat de tweede stuurman omringd door de vetpriesters die beneden gemist kunnen worden, zo te zien allemaal dus. Ook Rinus, alle matrozen en de kok staan daar te dringen om een plekje aan de voorkant. Wimpie, die wacht heeft en dus de officiële uitkijk is, staat achteraan en ziet alleen maar brede ruggen voor zich. Dan, door het gedrang, stoot de kijker voor de zoveelste keer pijnlijk tegen het oog van de tweede. Gewoonlijk is onze tweede de kalmte zelf maar nu ontploft hij en dreigt iedereen die hier niets te zoeken heeft te zullen castreren, als ze niet als de gesmeerde bliksem opsodemieteren. In no-time is de BB vleugel leeg, staat iedereen aan SB en is die ouwe opeens het middelpunt van het gedrang. Nu zou je verwachten dat die ouwe, getergd als hij is door de wilde kreten van de OVP, het hele zooitje de brug afvloekt. Maar nee, langzaam laat die ouwe zich richting OVP dringen en staat opeens “per ongeluk” met zijn volle gewicht op een blote voet. De OVP slaakt een kreet die je tot in IJmuiden kan horen. ‘Sorry meester’ Zegt die ouwe met een vuile grijns:’Ik heb je toch geen pijn gedaan?’ De sparks, die net op de brug komt om te melden dat hij die Spanjool nog steeds recht vooruit peilt, kijkt met aanbidding naar die ouwe. Eindelijk krijgt die OVP zijn trekken thuis! Terwijl de OVP de brug afstrompelt, zegt die ouwe argwanend tegen de sparks:’Je gaat me toch niet zoenen hè?’ May-day op zijn Spaans 3 Wimpie roept:’Schip vooruit!’ Meer dan tien man, staan gespannen naar de kim te turen maar zien niets. Na een paar minuten komen er opmerkingen als:’Je mot es van dat zeentje afblijve Wimpie, tis wel lekker maar je worre d’r zo suf van.’ ‘Ach vent rot op, jij heb altijd wat te zeiken en bovendien, dbberimmter kebrmte.’ ‘Wat zeg je?’ ‘VAN MASTURBATIE WORDT JE DOOF!!!’ Wat een lul, dat hij daar nog intrapt, zelfs die ouwe staat even te grinniken. Dan, we gaan op de lange deining omhoog, zien we het allemaal, net achter de volgende bult water verschijnt een mast die ook omhoog komt. Langzaam komt onze prooi boven. ‘Tering, krijg nou de vliegende schijterij!’ Laten we maar weer teruggaan, daar hebben wij de PK ’s niet voor!’ ‘Jezus Mina, daar zullen we ook niet vet van worden!’ ‘Die hoeve me niet te slepe, die stop ik in un flessie en zet um op me kooiplankie.’ Even, net voor het weer achter de deining wegzakt, zien we een houten vissersscheepje. Toegegeven, het is een mooi rompie met een pracht van een waaiersteven maar groot is het niet. Dan geeft die ouwe een paar flinke halen aan de telegraaf, “Stand-by voor manoeuvreren”, de overgebleven VP ’s dalen nu ook af naar de vetput. De tweede stuurman zegt:’Kom op jongens, mee naar beneden.’ Wij sjezen aan dek om de zware rekker weer in lange bochten in de zij te sjorren en wat lichter sleepmateriaal voorgaats te halen. Intussen brengt die ouwe, bijgestaan door vakkundig advies van de kok, de “Zeeland” zo dichtmogelijk bij het vissermannetje. Opeens slaakt die ouwe een kreet van verbazing en brult naar dek:’Hé, rotjong, ze liggen verdomme écht voor anker. Moet je dat nou zien, dat kan alleen een visser bedenken!’ We kijken en zien waarom dat kleine rotbootje kan ankeren in meer dan honderd vadem water. Twee staaldraden, zo dik als mijn pink en om de twee meter bij elkaar gebindseld, lopen parallel vanaf de boegrol in zee. We brengen een tros over en gebaren dat ze hun anker moeten opdraaien. Die Spanjool roept en gebaart dat ze geen motorvermogen hebben en dat er dus niets werkt. Die ouwe is intussen bij ons achterop komen staan en zegt dat ze die handel dan maar moeten laten slippen. Ik breng de boodschap over maar als die Spanjool eindelijk begrijpt wat die ouwe bedoelt spuugt hij vuur en weigert pertinent om zijn draad op te geven. Dat is lekker, nu moeten wij dat spulletje aanboord halen, nou ja, daar hebben we een lier voor. De OVP, die er ook bij is komen staan, zegt:’ Dat ding gaat de baas straks meer kosten dan het oplevert, kan ik niet beter met de second even gaan kijken of we die motor weer aan de praat kunnen krijgen ?’ ‘Ben je belazerd?’ Zegt die ouwe:’Ik weet niet hoe jij er over denkt, en eerlijk gezegd kan me dat niets verdommen ook maar sinds Dakar heb ik geen voet meer aan land gezet, we brengen dit bootje naar Las Palmas en daarmee uit.’ Iedereen, behalve de OVP, wordt op dit moment doordrongen van de wijsheid van onze gezagvoerder, deze man denkt dóór en weet hóófd van bíjzaken te onderscheiden. Volgens mij heeft hij, op de zeevaartschool, hoge cijfers gehaald voor het vak “Staphavens, Kroegen en ander Zeemansgerief “. Voor mij komt de keus van die ouwe ook goed uit, want ik heb al een dag of tien kiespijn en loop de hele dag met een watje met kruidnagelolie in mijn bakkes. Volgens Wimpie wordt het tijd dat ik naar een smoelsmid ga:’Want je bent de laatste tijd zo chagrijnig dat de zon een uur eerder onder gaat, allenig maar om jouw zure rotkop niet te hoeve zien.’ We nemen de ankerdraden van de visserman over en beginnen het spul met de lierkop op te draaien. Met grote slagen schieten we het zooitje op aan dek. We hebben al minstens tweehonderd meter binnen gehaald maar het eind is nog lang niet in zicht. Die draad zal wel iets met hun vismethode te maken hebben maar eerlijk gezegd begrijp ik er geen flikker van, want er schijnt geen eind aan te komen. Na nog eens tweehonderd meter zegt Rinus:’Volgens mij komt er nooit een end aan. Hé Dirk, spring jij es effe overboord en ga beneden kijken of daar een staaldraadfabriek staat.’ Een kwartier later komt eindelijk het anker, het is eigenlijk niet meer dan een dreg, boven water. Terwijl we de sleeptros uitvieren zetten we koers naar Las Palmas, bijna vijfhonderd mijl stomen. Wimpie loopt nu al luidkeels te verkondigen dat hij:’ Alle wijven daar een beurt gaat geven die ze nooit meer zulle vergete.’ ‘Met dat afgetrokke zeentje van jouw zeker.’ zegt Keessie:’ Wacht maar tot ik me tien slagen in de rondte hep gekeesd, die wijve kijke geen andere vent meer aan. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 juni 2008 09:31 #34591
|
mooi verhaal weer albert
net toen ik begon te denken wat is het toch saai en stil op het forum kom je weer met een schitterende episode. ga zo door, dan mag je blijven |
wat voor boot maakt niet uit, we varen toch allemaal in het zelfde water
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 20 juni 2008 06:46 #34628
|
Ik werd al bijna ongerust ...
Blijft genieten deze verhalen ... |
Feeling 346di - www.ziltedromen.nl
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 20 juni 2008 13:21 #34641
|
Ik sluit mijzelf bij Danny aan: ga zo door! dan mag je blijven
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 20 juni 2008 18:26 #34658
|
Heb dank, mijn trouwe fan's. 8)
Wanneer ik straks in Newyork de "Pullitzer prijs" in ontvangst neem, zal ik jullie in mijn dankwoord gedenken. PS. Wie heeft er voor mij een smoking te leen, maatje XXL? |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 20 juni 2008 20:31 #34665
|
Zet er wel een paar extra knopen aan dan kan je de mijne lenen xxl in de lengte is in iedergeval geregeld.
p.s. moet ik mijn anker lijn van 40 mtr nou nog langer maken ??? |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 21 juni 2008 16:55 #34690
|
Hoi geert
Dat XXL is een vereiste in de X, Y en Z as. Wat je ankerlijn betreft, met je huidige vaargebied heb je aan een spudpaaltje van drie meter al genoeg maar als je werkelijk de lange reis opgaat, lijkt me een totaal van 60 meter, waarvan de helft ketting, ruim voldoende. De mazzel. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 26 juni 2008 09:25 #35005
|
De "Zeeland"
Las Palmas Las Palmas is al in zicht, het is hooguit nog een half uur varen naar de loods. We slacken af en korten de sleeptros op tot de “Luiz d ’Orletta” pal achter onze kont hangt. Dan laten we ze de tros los gooien en terwijl wij het laatste stuk aandek hieuwen, gooit die ouwe de “Zeeland rond en brengt ons langs de Luiz. We maken hem vast en nemen hem zo langszij met ons mee naar het loodsbootje. Nu zien we pas echt hoe klein dat vissermannetje is. ‘Mot je dat kutding nou es zien,’ zegt Thijs ’hij is misschien net twintig meter lang.’ ‘Ja’ zegt Dirk maar alleen as je de ODOL van de schipper er bij optelt, motte we daar nu rijk van worde? We magge wel geld meebrenge.’ Inderdaad, de “Zeeland” is vierenveertig meter lang maar de Luiz is amper de helft. We stomen met een gangetje van acht mijl verder, pikken de loods op en liggen achter in de middag vast aan de kaai, pal achter de Luiz. Bunkers en stores liggen al op ons te wachten. We werken ons uit de naad om alles weg te stouwen, want we willen stappen. Nog voor het schaften hebben we alles aanboord. Onder het eten praten we nog alleen over wat we vanavond gaan doen. De recht-toe-recht-aan, figuren hebben het over de geweldige zuip en neukpartijen die ze gaan houden. Terwijl de wat romantischer ingestelde zielen een beeld scheppen van een palmtuin met zacht maanlicht, waar een jonge Spaanse schoonheid met lange zwarte haren vurige blikken werpt naar Jan de zeeman en na een zoen van drie minuten zonder adem halen, terplekke genomen wil worden. O ja, dat ze nog maagd is, spreekt voor zich. Hoe een maagd geleerd heeft om alle handelingen te verrichten die vervolgens aan de orde komen? ‘Ja zeg, gaan we moeilijk doen?’ Er komt iemand de trap af, we kijken op en daar staat die ouwe in de messroom. ‘Jongens, over tien minuten is het voor en achter, we gaan weer naar de Saipa Prima.’ We staren hem aan met open bekken. Dit kan niet waar zijn! Onze gezichten drukken schrik en ongeloof uit. Dit kan en mág niet waar zijn! Dit kunnen ze niet maken! Langzaam maar zeker worden we kwaad en werpen die ouwe blikken vol haat toe. Eén voor één komen we langzaam overeind. De stemming is grimmig, er hangt muiterij in de lucht. Opeens barst die ouwe in lachen uit en slaat zich op de knieën van de pret. ‘O man, o man, als jullie je eigen smoelwerk eens kon zien.’ Terwijl hij zich omdraait met al een voet op de trap heeft, roept hij over zijn schouder:’O ja, de agent is er met de centen, wie peseta’s wil moet nú bovenkomen, want over een kwartier ga ik douchen en daarna ben ik stappen. ‘Wat een tering streek,’ zegt Gerrit als die ouwe onder een doodse stilte is verdwenen ‘ik had um daarnet met liefde ze harses ingeslagen.’ ‘Ja nou’ zegt de ex-marinier ‘er zijne dinge in ut leve waar je geen geintjes over maakt.’ Dat beamen we grif, stappen is een serieuze zaak. Of zo als Dirk het uitdrukt:’Stappen doe je niet zomaar voor de lol.‘ ‘Hup jongens’ zegt Rinus ‘eerst naar boven om wat van die kromme dingen op te nemen, ouweteringhoeren doe je straks maar.’ We vliegen de trappen op naar die ouwe zijn hut en komen met dikke pakken peseta’s weer beneden. ‘Zo, effe douchen, schijten, scheren, schoenen poetsen en de wal op.’ zegt olieman Teun. ‘Ik denk niet dat douchen voor jou genoeg is’ zegt Keessie ‘je ken beter met schuurpapier an de gang.’ Teun, die realist is zegt, terwijl hij met zijn pak peseta’s zwaait:’Zolang ik dit heb vinden al die wijve me een Adonis.’ ‘Een watte?’ zegt Wimpie die niet zo bekend is met de klassieken ‘ken je dat ete?’ Stappen We hebben gegeten, poen opgenomen, zijn geschoren en gedoucht, klaar voor het betere stapwerk Alleen is het nog wat te vroeg, dus gaan we nog eerst even een kouwe keil doen, achterop op het trossen ruim. Hoewel ik hier al een keer of wat geweest ben met boten van “de Zuid” (KHL), was dat alleen om te bunkeren zonder gelegenheid tot stappen. Wie kent het hier dan wel? Het blijkt dat eigenlijk niemand van ons hier aan land is geweest. ‘Wel’ zegt de sparks die al een tijdje stond te luisteren.’ik ben hier al eens eerder geweest, met een VNS boot en ik kan zonder overdrijving zeggen dat ik precies weet waar we moeten wezen.’ Hij kijkt vragend naar de doos bier en krijgt meteen een geopend flesje Tuborg in zijn hand gedrukt. Hij zegt:’Het was twee jaar terug, we lagen hier schuin tegenover, ik zie het nog zo voor me.’ Even kijkt hij peinzend voor zich uit en vervolgt:’Het is ’s avonds, een uur of negen als de second samen met de eerste en tweede stuurman langs mijn hut komt om te vragen of ik mee ga stappen. De HWTK, een echte heer, dit in tegenstelling tot die schijnheilige gluiper die hier op de”Zeeland” de motoren omzeep helpt, gaat ook mee. Kortom een gezelschap van echte heren, dat de wal op gaat zuiver en alleen om wat cultuur op te doen. Maar tot onze grote schrik zijn alle musea, galeries en zelfs de schouwburg gesloten. Ja, de kroegen zijn wel open maar dat ruwe vermaak is natuurlijk niets voor ons. We besluiten om maar weer aan boord te gaan, voor een spelletje Domino of Mens erger je niet. ‘Ho heren wacht eens even, dan blijven we wel met al die pakken peseta’s zitten.’zegt de second. ‘Ja, daar zeg je wat, dat is me een probleem van heb ik jou daar.’beaamt de 2e. ‘Maar wat moeten we er dan mee doen, bewaren tot de volgende reis?’zeg ik. De 1e stuurman:‘In verband met de snelle devaluatie van de Peseta, lijkt me dat ook geen optie. Bovendien is dat slecht voor de plaatselijke economie. Ik stel voor dat we ons geld in omloop brengen en wel direct bij de allerarmsten, zodat we zeker zijn dat het goed terecht komt en er niets aan de strijkstok blijft hangen.’ HWTK:‘Wat ben jij toch menslievend en wat kan je het mooi zeggen, ik krijg er tranen van in mijn ogen. Alleen vraag ik me af hoe we die allerarmsten kunnen vinden?’ 1e:‘O, dat is makkelijk zat, de laatste keer dat ik hier was en aan de wandel ging om wat “couleur-locale” op te doen, kwam ik bij toeval terecht in een wel héél arme wijk. De mensen daar waren zó arm, dat de vrouwen haast niets hadden om aan te trekken en er bijna naakt rondliepen. Dat wil zeggen rondlopen deden ze eigenlijk niet. Uit schaamte bleven ze zoveel mogelijk binnen en ontmoette elkaar alleen ‘s avonds in kroegen, nachtclubs en andere slecht verlichte gelegenheden. Ze hadden ook geen geld voor een glaasje ranja of zo, want ze moesten bedelen om hun dorst te kunnen lessen “Porvavor señor, un trinkie para mi?” En dankbaar dat ze zijn voor een beetje aandacht! Toen ik er een wat te drinken aanbood en meenam naar een rustig hoekje om wat te babbelen, zag ze in mij iets van een vaderfiguur want ze klom meteen op schoot en begon me te knuffelen. Zó ontroerend lief, de tranen sprongen in mijn ogen.’ HWTK:’Ik zie het helemaal voor me, een aandoenlijk tafereeltje.’ De 1e knikt en vervolgt:’Ook wilde ze geen dure drankjes, o nee! Want hoewel het in een mooi glas zat, bleek (toen ik stiekem proefde) dat ze alleen maar slappe kouwe thee had besteld, de schat. Na een uurtje of wat, was het bedtijd voor het lieve kind en om dat het al laat en donker was bracht ik haar even naar huis. Daar aangekomen vroeg ze me mee naar binnen, om te kijken of er niet iets engs onder haar bed lag. Er was niets engs te vinden maar toch stond ze er op dat ik bleef wachten tot ze zich had uitgekleed en in bed lag. Hoewel ik me discreet had afgewend zag ik , per ongeluk, in de spiegel dat ze een prachtig lijf had met een heerlijk kontje, een rank middeltje, prachtige benen en borsten zo mooi, niet te beschrijven! Menigeen had in mijn plaats misbruik van de situatie gemaakt maar zó ben ik niet, nó sir not me!’ HWTK:’Ik had ook niet anders van je verwacht.’ Second:’Dus toen ben je weer weggegaan?’ 1e:’Natuurlijk niét, hoe lomp denk je wel dat ik ben? Zo’n lief kind verdient toch een “bed time story”? Omdat er geen stoel stond en alleen dáárom, ben ik op de rand van het bed gaan zitten. Het verhaaltje dat ik haar vertelde vond ze zo spannend dat ze mijn hand pakte. Toen, heel onschuldig zoals een kind doet met haar lievelingsknuffel, legde ze mijn hand op haar blote borst en hield hem er stevig tegenaan. En of het nu de hormonen waren die begonnen op te spelen, weet ik niet maar ze begon mijn kleren los te maken en liet duidelijk blijken dat ze iets meer van me verlangde dan een hand op haar borst.’ 2e :’Dus toen heb je haar even een flinke beurt gegeven?’ Zowel de HWTK als de 1e kijken hem vernietigend aan. HWTK’ Zo iets doet een heer niet! Een heer is hooguit een dame terwille maar zal nooit, ik herhaal nóóit, ”haar een flinke beurt geven”. Niet waar, stuurman?’ 1e :’Inderdaad, zo is het maar net! Na het “terwille zijn” (drie keer), iets wat voor beide partijen een zeer bevredigende ervaring was, viel ik uitgeput in slaap. De volgende morgen maakte ze me wakker met een ontbijt op bed, vers brood en een heerlijke omelet van eieren met ham en tomaten, gebakken met veel peper. En om te drinken een kan sinasappelsap en een lekkere bak zwarte koffie. Omdat het in de vroege morgen nog wat fris was, kroop ze nog even knus bij me onder de deken. Na nog twee keer “terwille” was het voor mij tijd om aanboord te gaan. Onder het aankleden vroeg ik het lieve kind bezorgt, of zij zich wel kon veroorloven om mij zo’n uitgebreid ontbijt voor te zetten. Maar ik had me voor niets ongerust gemaakt. De lieve schat had in mijn zakken naar wat losgeld voor boodschappen gezocht maar niets gevonden, wel kwam ze een flink pak bankbiljetten tegen. Zo’n kapitaal had ze nog nooit gezien en omdat nu onbeheerd te laten liggen terwijl ik lag te slapen en iedereen zomaar binnen kon lopen, nee dat risico wilde ze mij niet laten lopen. Dus in plaats van één biljet te lenen, nam ze alles maar even mee, veilig in haar decolleté. Op een of andere manier is ze het op de terugweg verloren maar als ze het terug vind, zal ze me direct schrijven, de lieverd.’ HWTK:’Zo zie je maar even, straatarm maar goudeerlijk. Na jouw verhaal kan ik haast niet wachten om ook wat voor mijn arme medemens te doen, heren gaat u mee?’ ‘En zo,’ besluit de sparks zijn verhaal, ‘komt het dat ik hier de weg zo goed ken.’ Wimpie, die daarstraks van opwinding niet kon eten maar nu des temeer bier zuipt, zegt:’ Waaj wagge we nog op? Ik ben een echte heer hik, ik gaajt een héleboel dames terbille zijn, hik.’ Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 29 juni 2008 19:26 #35404
|
Ik lees al een tijdje mee en kan alleen maar zeggen ga zo door.
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 29 juni 2008 19:49 #35411
|
Ik lees al een tijdje mee en kan alleen maar zeggen ga zo door. Dankje, de reis is nog lang niet voorbij. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 29 juni 2008 19:50 #35412
|
En wij varen lekker op jouw prosa mee!!
Goed werk |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 03 juli 2008 13:48 #35782
|
De " Zeeland"
Een gezellig avondje. Omdat Wimpie, die al behoorlijk aangeschoten is, haast niet meer te houden is en we eigenlijk allemaal wel toe zijn aan een stevig parteitje “vrije oefeningen voor gemengde paren”, gaan we de wal op. Dirk brult:’Moeders hou je dochters binne, de Sealand Boys benne in town!’ Daar is Wimpie het niet mee eens:’Nee stommelul, je mot zegge dat ze alle meide naar buiten motte sture, dan gaant ik ze allemaal terbille zijn.’ ‘Nee droplul,’ zegt de ex-marinier, ‘je hip niet goed geluisterd klojo, de sparks heit terwille gezeit en niet, terbille.’ ‘Waar die wijve hun terwille zitte, ken me niet verdomme,’zegt Wimpie, ‘maar bille vin ik lekkur, hik.’ Dankzij de zeilaanwijzingen van de sparks komen we al snel in een gribus van smalle donkere straatjes met kroegen terecht. Dirk, die zichzelf heeft benoemd tot reisleider, steekt zijn kop door het gordijn van de eerste kroeg maar is gelijk weer terug:’Tering tent, geen barst te doen!’ De volgende tent is ook niet naar zijn zin:’Wat een vies stel ouwe lijken zeg, al zouwe ze eerst gorgelen met causticsoda, dan magge ze me nóg niet pijpe .’ Uit de kroeg ernaast komt hij terug met:’Nou mot het nie mooier worde, dit is verdomme een travestieten tent.’ Wimpie, die alleen het woord tieten verstaat, wil meteen naar binnen. Nog voor we hem tegen kunnen houden zegt Gerrit, met een knipoog:’laat hem toch die arme jongen staat op springen.’ ‘Zo is dat,’ zegt Wimpie, ‘terbille en tertiete, ik pak ze allemaal.’ Wij lopen achter hem aan naar binnen en zien aan de bar vier “vrouwen” zitten, met hun rug naar de deur, ons aankijkend via de spiegel. We gebaren dat ze moeten blijven zitten en wijzen grijnzend op Wimpie. Wimpie staat even tegen vier achterwerken aan te kijken maar loopt dan resoluut naar de tweede van rechts die een uitdagend zwart kokerrokje draagt waar de bilpartij goed in uitkomt. ‘Terbille.’ Roept hij en grijpt met twee handen “haar” kont beet. Hij heeft niet in de gaten dat het een kerel is en gaat fanatiek aan het kneden Dan draait “ze” zich om op de kruk, zegt met zware stem :’Ola me amor, un beso para me?’ Nog voordat de verbouwereerde Wimpie zich terug kan trekken, pakken twee grote handen zijn hoofd en krijgt hij een vette tongzoen. Even staat hij perplex, dan begint bij hem het lampje te branden en brult hij woest:’ Het is toch niet….? Godverdomme het ís een kerel!’ Wij liggen blauw! Ik kan amper ademhalen van het lachen. De “dames” aan de bar hebben ook de grootste lol. Wimpie vertoont nu de voortekenen van iemand die een ander persoon nogal drastisch wil verbouwen dus nemen we hem even tegen zich zelf in bescherming door op hem te gaan zitten. Wimpie, die het benauwd krijgt, kalmeert snel. Als we hem overeind helpen, staat hij oog in oog met zijn “vriendinnetje” die hem met getuite lippen een kushandje toe blaast. Je ziet het aan zijn smoelwerk, Wimpie beleeft die tongzoen weer helemaal, dan begint hij te kokhalzen en rent naar buiten om over te geven. Wanneer hij weer binnen komt, zitten wij met de “dames” een pilsje te drinken. Gerrit zegt:’Hé Wimpie, jij zit goed vannacht.’ ‘Ja,’ zegt Dolf, ‘puur snuitjeswerk.’ ‘Zou je niet effe een fles champie voor je vriendinnetje bestelle?’ Vraagt Keessie. Rinus vraagt:’Zeg Wimpie mogen we allemaal op je huwelijk komen of trouwen jullie heel intiem zonder je maats?’ ‘Ach pleur toch allemaal uit je werk.’ Zegt Wimpie kwaad, ‘ik ga aan boord en jullie…, jullie kenne voor mijn part de Schele Chinese Schijterij krijgen.’ Gerrit zegt:’Zo, zo, dat kwam toch maar effe mooi zonder haperen uit het kind z’n strot. Volgens mij is Wimpie weer helemaal nuchter.’ ‘Kom op jongens we gaan eens een paar deuren verder kijken,’zegt Rinus, ‘en Wimpie, geen gelul, samen uit samen thuis!’ ‘Geen gezeik over aanboord gaan, want al mot ik je drage, je gaat met ons mee.’Zegt Teun. ‘Zo is ut maar net,’ zegt de ex-marinier, ‘je wou neuke, dan zajje je ook neuke, al mot ik je hoogstpersoneluk en eigehandig op de kut legge van de vetste temeie van dit hele koelere eiland.’ ‘Doe hem dan eerst een zwemvessie an, hij mocht er es in pleure.’ Zegt Dirk.’ We nemen Wimpie zo tussen ons in dat hij er niet vandoor kan en marcheren naar de volgende tent. Deze is een stuk groter, buiten kunnen we de jukebox al horen. Dirk steekt zijn kop naar binnen en draait zich grijnzend om:’Hier motte we zijn manne!’ Inderdaad dit is wat we zochten een gezellige drukte en genoeg “modinettes” om een leuk sfeertje te creëren. Ook zien we wat mannen in uniform, Yanks. Ondanks dat we geen van allen blind zijn, meent Keessie te moeten brullen:’De bloody fucking joe naait me steeds navy is er ook!’ De toon is gezet, dat zie je aan de blikken van die lui. Keessie verwoordt het op zijn manier:’Kijk as je zo iets tege onze eige marine zegt, krijg je of een pilsie of een knal voor je kanis, een van de twee. Maar dit zooitje tamme guppy’s mot zich eerst moed indrinken voor datte ze iets durreve, dat wordt nog lache straks.’ Intussen zijn we doorgelopen naar achter en bekijken het vrouwelijk schoon. Niet slecht, helemaal niet slecht! Al snel hebben we allemaal verkering. Alleen Wimpie draait als een kat om de hete brei en bekijkt een dame van achter en van voren van top tot teen. ‘Ik weet niet,’ mompelt hij besluiteloos, het ziet er wel uit als een wijf maar toch…..’ De dame in kwestie, een bijzonder mooi exemplaar, voelt zich wat onzeker worden bij dit alles en vraagt wat hij zegt. Ik wijs op haar borsten:’Hij denkt dat ze van plastic zijn.’ ‘Even is ze sprakeloos, dan zegt ze terwijl ze haar truitje naar boven rukt en een paar pracht tieten ontbloot:‘Plastico? No nada plastico, FANTASTICO !!! Trots blijft ze even voor Wimpie staan, zijn bakkes valt open en zijn ogen puilen uit, even maar, dan komt er een verheerlijkte grijns op zijn tronie. Zij ziet zijn gezicht waar de pure bewondering vanaf straalt, lacht vergenoegd en laat haar truitje weer zakken. Als een peuter aan mammies hand laat hij zich meevoeren naar een tafeltje in een donker hoekje. Ziezo, Wimpie is verkocht, daar hebben we geen kind meer aan. Ook wij zoeken de wat minder verlichte hoeken op, zuiver om een ongestoord gesprek met een dame te kunnen voeren. We drinken er wat bij en vermaken ons uitstekend met handje, kusje, kontje klap en :’Gut meid wat heb jij een leuk bloesje, mag ik de stof even voelen, aan de binnenkant bedoel ik.’ Daar komt weer een ploeg mensen binnen, ze zien er bekend uit. Het zijn die ouwe en de rest van de hogedruk, ook de kanenbraaiër met zijn maatje en zelfs Ome Kees, onze beheerder van de kromme volts, is er bij. Volgens mij is er geen mens meer op de “Zeeland”, zelfs geen boordwacht, iedereen zit nu hier in het naaiatelier. Ome Kees heeft er zo te zien al een paar op. Hij is vrolijk, praat iets te hard en staat niet zo vast op zijn benen. Ze gaan zitten aan de grote tafel, niet ver van mijn “Knuffelhoekje”en vervolgen hun gesprek. Opeens zegt Ome Kees tegen de OVP:’Zeg fietsenmaker, dat kan je nu wel zeggen maar ik wil wedden om een rondje, dat jij niet eens de wet van oom kent.’ De OVP komt half overeind maar weet zich te beheersen en zegt:’De wet van Ohm, even denken, o ja, de wet van Ohm.’ Hij ratelt een of andere formule op en kijkt triomfantelijk om zich heen.:’ Zo Ome Kees je hebt verloren, kom maar op met dat rondje.’ De andere VP’s en de sparks knikken, zo is dat maar ome Kees schud afkeurend van nee en zegt:’Nee man, niet de wet van Ohm maar de wet van oom, en de wet van oom is; “met je poten van tante afblijven”!’ Ome Kees ligt zowat onder de tafel van het lachen en die ouwe zegt tegen de OVP:’Je bent er met open ogen ingetrapt, kom maar op met dat rondje.’ Ik let niet meer op ze en ga verder met mijn cursus “Lichamelijke verschillen tussen man en vrouw”. Opeens klinken er kwade kreten. De kanenbraaiër ging even pissen maar op de terugweg trapt hij, in het halfdonker, op de zweetkakkies van een Yank. Deze springt overeind en eist op luide toon genoegdoening. De kanenbraaiër, die het ruwe zooitje van de “Zeeland gewent is, raakt niet erg onder de indruk. Terwijl hij zich schouderophalend van de Yank afdraait zegt hij vriendelijk:’ Ach zak, krijg voor mijn part de bombardemente in je hart, dan ken je puinruimen.’ De Yank rukt hem terug bij zijn schouder en wil uithalen maar krijgt met vollekracht de knokige knie van de kok tegen zijn trouwgereedschap. Jankend zakt hij in elkaar, knock-out in de eerste ronde. Even is iedereen stil, dan springen er twee Yanks overeind en willen zich op onze kok storten. Nu springen wij ook naar voren, Rinus pakt de een bij zijn kladden en tilt hem met een hand zowat van de grond, met de andere hand klopt hij hem vriendelijk op de wang en zegt:’You better fuck off sunny boy.’ De ex-marinier, die anders de kok het liefst zou verzuipen, tikt de andere Yank op zijn schouder en zegt:’ Zeg gore seisieslijmer, as je niet as de sodemieter je ongewasse pote van me vriend afhoalt, zel ik je zo een stoot voor je treiter geve dat je je ouwe moer voor een wolle sok an ziet.’ De Yank draait zich om en ziet een man die een kop kleiner is dan hijzelf. Lachend laat hij de kanenbraaiër los en haalt uit naar de ex-marinier. Hij raakt alleen maar lucht. De x-m raakt hem hard onder de gordel, de Yank vouwt dubbel van de pijn, ontvangt een karate slag en ligt binnen drie tellen gestrekt op de grond. Nu wordt het menens in no time knokt de Yankee-Navy tegen “Hollands Glorie”. Wat wij te kort komen aan mankracht, maken we weer goed met een staaltje smerig straatvechten. Aanboord hebben we als tijdverdrijf flink geoefend, afschermen en dreigen met je handen en dan niet slaan maar trappen naar knieën en kloten, ook kopstoten in het gezicht doen het goed. Rinus slaat een stoel stuk en drukt Wimpie en mij een poot in de handen,’Blijven jullie bij Ome Kees en zorg dat ze hém niet pakken.’ en weg is hij weer. Ome Kees zit pontificaal op zijn stoel aan de rand van de dansvloer. Op het moment dat we bij hem komen laat hij, breed lachend, een Yank struikelen. Wimpie en ik halen uit met onze stoelpoten en klaar is Kees. ‘Pas op, die heb een fles!’ roept Wimpie maar alweer steekt Ome Kees zijn been uit en oefenen Wimpie en ik baseball op een Yankee kop. Dan klinkt er, boven het lawaai van het gevecht uit, het geluid van piepende remmen en politie fluitjes. Even later stormt een ploegje Yankee MP naar binnen en begint met knuppels op hun landgenoten in te slaan. ‘Wat schattig,’ roept Keessie, ‘ ze hebbe hun eige babysitters meegenomen.’ Hoewel Hollands Glorie ook hier en daar een verdwaalde mep ontvangt, vallen de meeste klappen bij de Yanken. Dat doet de stemming omslaan, Gerrit roept:’Jongens, ze komen aan onze vriendjes, pak ze!’ Onder luid gejuich storten we ons op de knuppelende “knuppels”. Ook de Yankee sailors vatten moed en doen mee. De “knuppels” worden eenvoudig overspoeld en tegen de muur gedrukt. Een grijpt naar zijn holster maar trekt met een kreet zijn hand weer terug. Weer grijpt een “knuppel” naar zijn holster. Maar nu zie ik wat er gebeurd, de ex-marinier laat zijn hand naar voren flitsen, even glinstert er iets en slaakt de “knuppel” een kreet, hij trekt zijn hand terug en staart verbaast naar een snee in zijn pols waar het bloed uitspuit. Even later zijn alle pistolen en knuppels in beslag genomen. ‘Wegwezen, voor de rest komt.’ Roept Rinus en samen met onze nieuwe vrienden stormen we de achterdeur uit. Een paar stegen verderop gooien we op bevel van Rinus:’ Nee Dirk, niks geen souvenirs.’ de pistolen en knuppels in een betonnen regenbak. We lopen nog wat straatjes door en belanden in een bar die niet veel verschilt van de tent die we net verbouwd hebben. Yankees en Hollanders zitten gebroederlijk bij elkaar en genieten na van het gevecht. Ik kijk eens naar Wimpie en zeg:’Zo te zien heb je een paar beste rammen voor je kanis gehad.’ ’Nou Appie, as ik die rotkop van jou zo bekijk, heb je der meer ontvange dan uitgedeeld dat zajje wel voele?’ ‘Nee man de pijn komt morgen pas, als ik bij de smoelsmid ben met die verrotte pleuris kies, maar hou nu effe je muil want ik heb zwaar sjoege van dat mokkel met die grote tieten.’ Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 09 juli 2008 09:37 #36371
|
Een echt ouderwets zeemansfeessie.....))))
|
Drank is eerder op dan je lief is !!
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 10 juli 2008 11:59 #36490
|
De "Zeeland"
De Smoelsmid Het is nu de “morning after” en ik denk met genoegen terug aan afgelopen nacht. We hebben alles gedaan wat de dominee verboden heeft; lachen, zuipen, knokken, hoereren en nog een paar dingen waar ik nu even niet zo snel op kan komen maar die vast wel leuk waren. Daar komt nog bij dat we totaal geen berouw hebben over ons liederlijk gedrag, integendeel, we maken alweer plannen voor vanavond en denken zeker niet aan ons zielenheil. Of zoals Ome Kees zegt:’Wat maakt het allemaal uit, alle leuke dingen zijn, illegaal, verboden door de Paus of je wordt er dik van. Maar als de predikant predikt en de zondaar zondigt, doet ieder dat waar hij goed in is’ ‘Amen,’ zegt Klaas die zijn kater met bier bestrijd, ‘daar drink ik op.’ Vandaag werken we niet, alleen de kanenbraaiër met zijn maatje moeten aan de gang dus helpen wij met piepers jassen en doen straks de afwas. We zitten net met een mok koffie op het trossenruim wanneer die ouwe komt vragen hoeveel geld we willen opnemen, tegen mij zegt hij:’ Jij moet toch naar de tandarts? Zorg dan dat je over tien minuten klaar staat, dan kan je met de agent meerijden.’ Ik zit naast de agent, hoewel, het is een joch van mijn leeftijd, meer een waterklerk dan agent. Hij stuurt met één hand, in de ander heeft hij een gouden sigarettenpijpje dat hij af en toe in zijn mond steekt zonder dat de sigaret brandt, louter show. We rijden de stad uit en volgen een weg die langzaam begint te stijgen. Hij kijkt even opzij naar mijn linkeroog dat half dicht zit en een tikkie anders van kleur is dan het rechter en zegt:’Dus júllie waren die Hollanders die vannacht tegen Los Americano’s vochten?’ Het blijkt dat heel Las Palmas er al van weet. Het schijnt kompleet oorlog te zijn geweest met nogal wat slachtoffers. Drie MP s zwaar gewond in het ziekenhuis, twee neergeschoten Hollanders, waarvan een op slag dood en de ander op intensive-care en de rest heeft de nodige steek en snijwonden. ‘Echt waar?’ zeg ik ‘Dan heeft degene die jou dit verteld heeft toch een andere film gezien dan ik.’ Hij moet even denken, dan barst hij in lachen uit. Zelf vond ik het niet zo geslaagd maar voor hem moet dit de bak van de eeuw zijn, hij rijdt ons bijna het ravijn in van de lol. Ik schreeuw en geef een ruk aan het stuur, nu steken we de weg over naar de andere kant, een ruwe rotswand komt op ons af. Nog steeds met één hand aan het stuur brengt hij ons op het laatste moment weer op het rechte pad. In de andere heeft hij nog steeds het gouden sigarettenpijpje, dat hij vasthoud op een manier die hij waarschijnlijk uit een film heeft. Ik durf geen woord meer te zeggen, stel je voor dat hij het leuk vindt, ik moet er niet aan denken. De weg begint weer te dalen en even later stoppen we bij een huis met een ommuurde tuin. Mijn chauffeur, die ik vanwege het gouden pijpje en zijn snorretje Errol Flynn heb gedoopt, stapt uit en trekt aan een knop. In de verte klingelt een belletje en even later komt een oude vrouw het hek openen. Errol ratelt even in een onverstaanbaar dialect tegen de vrouw en zegt dan tegen mij dat hij over een uurtje weer terug is en vertrekt. De vrouw vraagt me beleefd of ik mee wil komen, ik volg haar naar het huis dat er, evenals de tuin, een tikkie verwaarloost bij staat. Voor het huis staat een oud bestelwagentje, door de open achterdeurtjes zie ik gereedschap en wat onderdelen van onbestemde elektrische apparaten. Binnen in de hal mag ik even wachten. Als ik zo om me heen kijk, zie ik een droef staaltje van vergane glorie. De grote brede trap in het midden zal twee eeuwen terug prachtig zijn geweest maar nu, met zijn gebroken leuningen en gebarsten marmeren treden, is het een gevaar voor de mensheid. Er hangt een wandkleed met, als je goed kijkt, een vage voorstelling van geharnaste ruiters. Het ziet er uit of het bij de eerste aanraking in stof uiteen zal vallen. De sofa en een paar stoelen in de stijl van Louis de 14e (met gedraaide poten), hebben tot de op de draad versleten zittingen en de goudverf is er voor het grootste deel afgeschilferd. Ik durf er niet op te gaan zitten, dat zal je net zien, dadelijk ga ik er doorheen en mag ik dokken omdat het duur antiek is, an me hoela! Dan gaat achter in de hal naast de trap een deur open en wenkt een man in een witte jas me naar binnen. Ik steek de hal over en ga bijna op mijn bek, door een marmeren tegel die een stukje uitsteekt. Met een rooie kop sta ik tegenover een grinnikende smoelsmid. De man is groot met handen als kolenschoppen. Hij laat me voorgaan, de behandelkamer in. Even sta ik paf, oké, het is hier een oud en vervallen zooitje dat nodig een flinke dokbeurt moet hebben maar nu, anno 1963, verwacht je toch niet dat je in een soort van middeleeuwse martelkamer terecht komt. De tandartsstoel, als je dat ding tenminste zo noemen mag, komt zo uit een wildwest barbershop, het neksteuntje zit er nog aan. De tangen en andere martelwerktuigen liggen open en bloot op een goor marmeren plateautje dat ooit wit is geweest maar nu onder het stof zit en strepen en vlekken vertoont waarvan ik de herkomst niet weten wil. Het fonteintje “spuugt u maar”, is een koperen kwispedoor op een krukje en komt waarschijnlijk uit de kroeg van hetzelfde wildwest stadje als de stoel. De lamp boven de stoel komt zo te zien uit een nightclub met floorshow en is meer geschikt om blote borsten in het zonnetje te zetten dan de rotte tanden en kiezen van de gekwelde zielenpoten die hier moeten plaatsnemen. Er is nog iemand aanwezig, een man in werkkleding met een goor petje op zijn knar. Hij zit op zijn hurken en doet iets met het gereedschap dat uitgestald ligt naast de boorinstallatie. Ik kijk nog eens goed naar dat wonder der techniek en weet niet of ik lachen moet of luid gillend weglopen. Dit gelóóf je niet! Zo’n ding heb ik ooit eens op een foto gezien in de “Katholieke Illustratie”, bij een artikel over missiewerk in donker Afrika. Het is een soort van fiets zonder voorwiel die doormiddel van snaren de boor aandrijft. Op de foto, zit een lachende neger als een voorloper van Anquetil in wielrenners houding op de “fiets”, terwijl een missionaris met grijze baard in een witte soepjurk met tropenhelm, bezig is in de mond van een neger die niet zo vrolijk kijkt. Ik zie het hele plaatje weer voor me en voel opeens een diepe sympathie voor het slachtoffer. Het apparaat waar ik nu tegen aan kijk heeft geen zadel en pedalen meer maar je kunt precies zien waar ze gezeten hebben. Aan het frame zit met wat pijpbeugeltjes een losse elektramotor die met een V snaar de zaak aandrijft. De man met het petje komt overeind en knikt naar de smoelsmid. Ik mag in de stoel plaatsnemen, de smoelsmid pakt een spiegeltje en een ding met een haakje en begint in mijn mond te loeren. De stoel kan niet achterover maar mijn kop wel, wat een ongemakkelijke rothouding! Het porren en prikken gaan een tijdje door, bij mijn zere kies aangekomen prikt en tikt hij alsof hij er dwars doorheen wil. Tering wat doet die hufter me zeer zeg, als dat metalen rotding er niet tussen zat, zou ik hem zo in z’n takken bijten! Eindelijk is hij klaar. Ik ben benieuwd, wordt het trekken of boren? Há, hij pakt de boor, ik mazzel dat die kies is nog te redden is. De boor komt naar mijn mond, ik doe mijn ogen stijf dicht en hou mijn bakkes wijd open. De boor start en… verdomme wat doet hij nu? Hij boort niet in mijn kies maar in een boventand waar niets aan mankeert. Nog voordat ik zijn hand kan wegduwen kapt de elektramotor er mee. Terwijl Jan met het petje weer gaat zitten sleutelen, vraag ik op boze toon aan de smoelsmid wat hij denkt dat hij aan het doen is, ik had toch duidelijk gezegd dat het die kies linksonder was. O maar dan heeft de Señor het niet goed begrepen, die kies is kuisverrot en moet er inderdaad uit maar eerst moet die tand geplombeerd worden voor dat de Señor daar ook last van krijgt. Ik vertrouw hem voor geen meter, volgens mij gaat het hem om de centen en niet om mijn gebit. Maar moet ik nu weglopen met een zere kies en een aangeboorde tand? Laat hem het karwei maar afmaken want er moet nu wel een vulling in, dat snapt een kind. De pet geeft aan dat er weer geboord kan worden. Daar komt dat rotding weer aan, ik zeg niets maar God hoort me brommen. Amper zit de boor in mijn muil, of hij hapert en stop weer. Weer zit Juan met de Pet te rotzooien met de aandrijving en weer wordt er geboord. En ja hoor je raad het al, voor de zoveelste keer stopt de boor. Dit is niet leuk meer steeds zet ik me schrap voor de pijn en dan gebeurt het niet. Het lijkt wel op die bak van die masochist en de sadist. Zegt de masochist:’Sla me, schop me, doe me zéér!’ Zegt de sadist:’Eh eh, lekker niet!’ Inderdaad niet zo erg leuk maar Errol Flynn zou er weg van zijn, of liever gezegd hij zou van de weg zijn. Weer geeft Juan aan dat er geboord kan worden en zowaar, dat pleurisding blijft het doen. Mijn tand wordt heter en heter, opeens een pijnscheut, de hufter heeft de zenuw te pakken. Hij blijft doorgaan en doorgaan, ik zou hem het liefs voor zijn kloten trappen maar dan stopt de boor, ‘Terminado (klaar).’ zegt de smoelsmid. Hij draait zich af en begint rotzooi voor een vulling te mengen. Voorzichtig voel ik met mijn tong aan mijn tand, verdomme wat is dat krijg nou gouw een kunstkut met paardenhaar! Voor én achter mijn tand voel ik een gaatje, de schooier heeft er dwars doorheen geboord! De vulling zit er in maar ik weet niet voor hoelang, want veel vertrouwen heb ik er niet in. Nu is de rotte kies aan de beurt. ‘Wil de Señor een verdoving?’ ‘Ja, doe maar’ dacht je soms dat ik van de “pijn is fijn” club ben? De spuit is van een afmeting, niet te geloven! Groot en grof met een naald zo dik als een brandstofleiding, meer geschikt om een klysma te geven, dan een verdoving. Nog voor de verdoving werkt komt hij met een tang aanzetten. Dat ding staat stijf van de roest, of is het opgedroogd bloed? Voor ik er een tweede blik op kan werpen grijpt zijn grote klauw mijn onderkaak en sluit de tang zich krakend om mijn kies. Hij wrikt, trekt en draait met brute kracht. Ik kan wel janken van de pijn. Dan, met veel gekraak, komt de kies er uit. ‘Spuugt u maar.’ Dat doe ik, een bek vol bloed en slijm verdwijnt in de koperen pot. Hij biedt me water aan dat ik, na één blik op het vieze gore glas, weiger aan te nemen. Of de Señor de kies wil bewaren, vraagt die beul met een valse grijns, terwijl hij een bloederig ding voor mijn neus houdt. ’No gracias’ voor mijn part stop je hem in je eh, waar de zon nooit schijnt. De Señor is klaar! Nou dat kan wel kloppen, ik ben hélemaal klaar met hem. ‘Hasta la vista.’ Zegt de kampbeul. Tot ziens? Nog niet in je dromen, hufter. Ik mag al blij zijn als ik niet dood ga aan een of ander gore ziekte die ik in dit vervuilde rot hok heb opgelopen. Hij trekt aan een bellenkoord en opent de deur. Slof, slof, slof, daar komt de oude vrouw om me uitgeleide te doen. Een paar minuten later sluit ze het hek achter me en ga ik onder een palmboom in de schaduw zitten wachten op Errol Flynn. Eén mazzel heb ik, de verdoving begint eindelijk te werken. Op de terugreis praat Errol honderduit, zelf ben ik niet zo in de stemming voor een babbeltje. Daar komt bij dat ik niet begrijp dat hij me juist naar déze smoelsmid heeft gebracht, zou er in de stad zelf nou niet één andere tandarts zitten? Het zou me niet verbazen als Errol een flinke provisie opstrijkt voor iedere patiënt die hij aanbrengt. Terug aanboord raakt de verdoving uitgewerkt maar bootsman Rinus weet daar wel iets op. Jenever, een hele fles jenever.’Asjeblieft, spoelen en doorslikken maar, dat ontsmet en verdooft tegelijk. Weet je wat? Ik doe er een paar met je mee, alleen maar om te laten zien hoe het moet.’ ‘Oké, proost dan.’ Het smaakt me niet erg maar ja het is deze keer puur en alleen medicinaal gebruik, dus zet ik, geholpen door Rinus, flink door. ‘Hé man wordt es wakker!’ Er staat iemand in mijn oor te brullen en aan mijn schouder te sjorren, zo hard alsof ie er voor betaald wordt. Ik doe voorzichtig één oog open en zie dat het Wimpie is. ‘Kom uit je kooi man, het is al half acht en je mot nu naar die ouwe voor centen, anders kan je straks niet stappen.’ Stappen? Zoals ik me nu voel is dat wel het laatste wat ik wil. ‘Laat mij maar liggen,’ zeg ik ‘ik blijf aan boord.’ ‘Maar je heb toch geld besteld bij die ouwe en bovendien, dat mokkel met die grote tieten verwacht dat je weer komt.’ Ik laat hem weten dat ik, dankzij die smoelsmid, nog pijn in mijn bakkes heb en daar bovenop ook nog koppijn vanwege het medicinale drankgebruik met Rinus. ‘Dus ga ik niet stappen, oké Wimpie?’ ‘Oké,’ zegt Wimpie, ‘maar weet je wat? Ik neem jouw centen ook op, dan drink en neuk ik wel voor jou er bij, de mazzel!’ Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 18 juli 2008 10:52 #37342
|
De "Zeeland"
Mariposa ‘HÉ, BOTERVLIEG !!!’ brult iemand keihard in mijn oor. Ik knipper tegen het grote licht dat recht in mij ogen schijnt. Dit is niet wat ik versta onder “met zachte hand porren”, zeker niet als ik ook nog een paar slagen voor mijn bakkes krijg, precies aan die kant waar die oetlul van een smoelsmid me ook al mishandeld heeft. Woest vlieg ik mijn kooi uit en sla met volle kracht tegen het smoelwerk van …..‘Wimpie?’ Mijn woede is op slag over, ik ben alleen maar stomverbaasd, dit is niets voor Wimpie zelfs niet als hij, zoals nu, half bezopen is. ‘Hè lul,’ zeg ik, ‘wat heb jíj nou, ben je gek geworden of zo?’ Hier staan we dan, allebei met een hand tegen een zere bakkes gedrukt, elkaar beduusd aankijkend. Hier moet ik het mijne van hebben maar eerst wat te drinken voorgaats halen. Ik maak twee biertjes open en zeg;’Hier, pak aan en ga zitten.’ Door de open deur zie ik op de messroomklok dat het al over half vier is. Na een paar slokken vraag ik aan Wimpie wat hij nu eigenlijk dacht dat hij aan het doen was. ‘Tja dat was eigeluk een geintje maar nou vinnik ut niet zo leuk meer.’ Dan komt het hele verhaal eruit. In de kroeg had iedereen meteen weer zijn “eigen verloofde” op schoot en werd er feest gevierd. ‘Maar jouw mokkel, je weet wel met die grote tieten, die stond nog effe in deur te kijke ofdat jij er ook nog aankwam. Maar toen jij niet kwam opdagen, kwam ze naar mijn en vroeg naar Alberto, jij dus.’ Ik maak nog twee biertjes open en Wimpie gaat door:’Nou lul ik geen Spaans maar gebarentaal lukt meestal wel, dus doe ik m’n hasses opzij met me hand tegen me wang en maak snurk geluiden. Zij kijkt me vragend aan dus zeg ik, Alberto slaapt, meid.’ ‘Ho even Wimpie, zei je dat in het Hollands?’ ‘Nee natuurlijk niet,’ zegt Wimpie, ik zei “Alberto sleepy girl”. Daar wordt me dat mokkel met die grote tieten toch kwaad en begint te roepen dat Alberto, dat jij dus, mariposa bent. Toen ik dat niet begreep begon ze op ze Engels, nou kennik dat misschien niet zó goed maar dit woord was niet zo moeiluk, “botervlieg”.’ Bij het horen dit woord, breng ik onwillekeurig mijn vuisten weer omhoog en buigt Wimpie zich buiten het bereik van mijn handen. ‘Botervlieg, zeg ik, ‘bedoel je soms butterfly?’ ‘Ja dat zeg ik toch, botervlieg maar dan op ze Engels en ze noemde je ook steeds mariposa, betekent dat niet flikker?’ ‘Welnee man, jij bedoelt marricon maar mariposa betekent het zelfde als butterfly, namelijk, vlinder. Even zit Wimpie me verbluft aan te kijken, dan begint hij te grinniken;’Vlinder, jíj een vlínder? Mooie vlinder zeg, met die rotkop van jou wor je nog niet eens goedgekeurd voor nachtuiltje, hoogstes as vleermuis maar zelfs dan mot je een flinke bult mazzel hebbe.’ Hij komt niet meer bij van het lachen, dus vraag ik héél vriendelijk;’ Zeg Wimpie, zullen we het nu even over die klappen in mijn smoel hebben?’ Hij is meteen uitgelachen en schuift voorzichtig een stukje opzij. ‘Dat was niet mijn idee,’ zegt Wimpie,’dat most ik van dat mokkel doen, je weet wel, met die eh.’ ‘Grote tieten,’ vul ik aan, ‘en jij doet dan meteen braaf wat je gezegd wordt? Als ze had gezegd dat je de kanenbraaiër moest gaan pijpen, zou je dan ook eh …….?’ Wimpie huivert even:’Ja sorry Appie achteraf gezien had ik het niet motte doen, ut spijt me. Maar een ding snap ik niet, hoe zit dat nou met die vlinders?’ ‘O dat,’ zeg ik, ‘nou toevallig weet ik wat ze daarmee bedoelt. Voordat ik bij deze club kwam heb ik op Zuid-Amerika gevaren. Als je daar ging stappen en “verkering” kreeg, ging je, zolang je in die haven lag, alleen met dat ene mokkel om. Als je de ene dag met één griet ging schuiven en de volgende dag met een ánder, dan was je een vlinder die van bloem tot bloem gaat. Ook al was het in een bar aan de andere kant van de stad, je verkering kwam er geheid achter en dan kreeg je van twéé meiden op je sodemieter. Daar komt bij dat meteen alle meiden wisten dat jij een “butterfly” was en kon je die reis beter aan boord blijven, want het enige wat je dan nog kon krijgen, was een klap voor je bek. Hier in Las Palmas doen ze dat anders, hier sturen ze je eigen maat op je af. Zo Wimpie je kan nu beter nog een paar uurtjes gaan meuren, want om zeven uur is het “voor en achter”, we gaan weer naar de “Saipa Prima”.’ Wimpie staat op en zegt:’Mariposa is hetzelfde als butterfly zei je toch?’ ‘Ja, hoe zo?’ Dan zal ik tegen de dochter van Ali Baba zeggen dat jij een mariposa bent!’ ‘Wimpie, wacht even, ik heb nog wat voor je!’ Te laat, mijn schoen vliegt met een knal tegen de sluitende deur. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 18 juli 2008 11:27 #37345
|
Gelukkig, een nieuw verhaal, ik was al even bang voor een writersblock, en die f5 toets is hard aan het slijten ...
|
Feeling 346di - www.ziltedromen.nl
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Tijd voor maken pagina: 0.184 seconden