Het volgende relaas speelde zich af aanboord van een Hollandse zeesleper
anno 1962 - 1963.
WAARSCHUWING voor tere zieltjes!!
Zo hier en daar valt er wel eens een vloek en ook de minder nette woorden worden niet geschuwd.
Maar ja, wat wil je, zeelui zijn nu eenmaal geen koorknaapjes.
Voor diegene die nog geen zeebenen heeft, beginnen we eerst maar eens met een verklarende woordenlijst.
Verklarende woordenlijst.
Aannemer van schepelingen – Ronselaar.---= Personeelschef bij rederij.
Afzuipen – Afborrelen.
= Vergaan van een schip.
Aldisslamp.
= Hand seinlamp voor Morse tekens.(Heel fel, ook bij daglicht
mijlen ver te zien).
Bak - De bak.
= Verhoogd voordek.
Beetje – “Een beetje doen”.
= Gezamenlijk een borrel/biertje drinken.
Berghout.
=Dikke stootrand buitenboord.
Beting.
= Grote dubbele kruisbolder midscheeps achter de opbouw waar
de sleepdraad op belegd wordt.
Beun.
= Het ruim van een beunbak
Beunbak.
= Vaartuig, al dan niet gemotoriseerd, dat bagger kan vervoeren.
Boots. – Bootsman.
= Onderofficier. Chef van de matrozen.
Boottop. (Engels)
= Dekkenverf, meestal donkerrood of groen van kleur.
Bunkerboot.
= Tankbootje met brandstof voor scheepsmotoren.
Cases.
= Grote kartonnen dozen waarin sloffen sigaretten zitten.
Dagwacht.
= Van 04:00 tot 08:00 uur.
Dingy.
= Opblaasbaar reddingsvlot.
E.T.A.
= Estimated Time of Arrival. (Geschatte tijd van aankomst).
Eerste wacht.
= Van 20:00 tot 24:00 uur.
Eerste.
= 1e Stuurman.
Fietsenmakers.
= Machinisten.
Grondtakel.
= Anker + ankerketting/draad.
H.W.T.K. - Hoofd werktuigkundige.
= 1e Machinist.
Hieuwlijn.
= Werplijn waarmee een eerste verbinding met wal/schip wordt
gemaakt om een tros over te brengen.
Hondenwacht.
= Van 24:00 tot 04:00 uur.
In ballast.
= Schip zonder lading. De ballasttanks gevuld met water voor
nodige de stabiliteit. Het schip ligt dan, duidelijk zichtbaar,
hoog op het water.
Job – Jop.
= Vaartuig in nood dat sleepboothulp verlangt.
K.H.L.
= Koninklijke Hollandse Loyd.
Kanaalkoorts.
= Gemoedstoestand die, tegen het eind van de langereis, veelal
optreed bij het instomen van het Engelskanaal, dik drie dagen
voor aankomst in de thuishaven. Dit gaat gepaard met ; Het
lopen in nette kleding terwijl alle werkkleding en
werkschoenen al zijn ingepakt.
Tien keer in het uur informeren naar de snelheid.
Voorop gaan kijken of IJmuiden al in zicht is en dan weer
zenuwachtig naar de machinekamer gaan om te vragen
hoeveel klappen de schroef maakt.
Kee.
= Houten/stalen stelling waarin trossen, rekkers, sleepdraden enz.
in liggen.
Keesje.
= Verzwaarde bal van touw aan het eind van een hieuwlijn.
meestal bestaande uit een Turkse knoop, waarin een (door de
ARBO verboden) zware moer zit).
Kerrie emmer.
= Afval bak in de kombuis. Hierin gaan alle schillen, stronken,
kliekjes eten, soep, koffieprut, lege blikken, vleesafval en alles
wat de kok maar kwijt moet. Wordt (werd), wanneer vol,
overboord geleegd.
Kombuis.
= Keuken
Kombuispraat.
= Kletspraat. Loze geruchten.
Kuttelikker.
= Radiateurkwast.
Lloyd’s open form. (no cure, no pay.) L.O.F.-= Contract tussen sleepboot en schip in nood, op basis van; geen
resultaat, geen betaling.
Loodsladder.
= Touwladder met platte houten treden.
Losse boot.
= Sleepboot varend zonder sleep.
May day.
= Gesproken noodsein, dit in tegenstelling tot S.O.S. dat alleen
via Morseseinen wordt uitgezonden.
Meester.
=Aanspreek titel voor machinisten.
Mess.- Messroom.
= Eetzaal.
Namiddagwacht.
= Van 12:00 tot 16:00 uur
Neuring.
= Dunnere staaldraad onder aan een ankerton (boei), waarmee
een dikke sleepdraad of een anker (met de vloeien eerst) wordt
boven gedraaid.
O/G. – Onder de gage.
= Matroos onder de gage. Een rang tussen licht en volmatroos.
Onderlosser.
= Beunbak die, via grote bodemkleppen, in een klap zijn lading
bagger naar de bodem laat zakken.
Op station liggen.
= Met een sleepboot op een gunstig punt (haven of ankerplaats)
gaan liggen, om bij een noodsein als eerste, dus vóór de
concurrentie, bij een schip in nood aan te kunnen komen.
Opsnit.
= Broodbeleg, zoals kaas worst en ander vleeswaren.
Ouwe – Die ouwe.
= De Kapitein.
Over de muur.
= Overboord.
Patentkoppeling.
= Hiermee kan de sleepverbinding in geval van nood snel
worden losgegooid vanaf de sleep.
Pendek.
= Onderbroek.
Persenning.
= Waterdicht dekkleed.
Pikheet.
= Koffietijd, van 10:00 tot 10:15 uur. Theetijd, van 15:00 tot
15:15 uur.
Pikheetje.
= Een tijdje. Zoals in;Dat duurt nog wel een tijdje. Dat duurt nog
wel een pikheetje.
Platvoetwacht.
= Van 16:00 tot 20:00 uur.
Potdeksel.
= Platte of afgeronde bovenkant van de verschansing.
R.D.F. – Radio Direction Finder.
= Radiorichtingzoeker. Hiermee kan men, samen met het
kompas, de koers naar een zender bepalen, of een kruispeiling
op meerdere zendstations nemen.
Rekker.
= Twee trossen (zo dik als een dijbeen) en ca.50 mtr. lang, bijeen
gebindseld, vormen dat deel van de sleepverbinding dat
rekbaar is en daardoor de grootste rukken kan opvangen
Runners
= Mannen die de sleep bemannen tijdens een reis van haven naar haven, of op een door de eigen bemanning verlaten schip
overspringen om een sleepverbinding tot stand te brengen.
Of eventueel, een brand blussen, een lek dichten en
ondergelopen ruimtes weer leegpompen.
Second.
= 2e Machinist.
Siccatief.
= Vloeistof die toegevoegd aan verf op oliebasis, deze sneller
laat drogen.
Sleep.
= Het gesleepte vaartuig of enig ander drijvend object.
Slof. – carton.
= Verpakking van 10 pakjes sigaretten.
Sparks.
= Marconist. Radio officier.
Spijker – De spijker.
= Het anker.
Spreeuwenkast.
= Radiozender/ontvanger.
Spruit.
= Twee draden/kettingen van ca. 25 mtr. die, een aan BB. en een
aan S.B, op de kop van de sleep vastzitten en aan de andere
kant samenkomen op de sleepverbinding
Stores.
= Proviand en scheepsbenodigdheden.
Strontje.
= Bindseltje van dun touwwerk dat b.v. een belegde of
opgeschoten staaldraad borgt en met één meshaal
doorgesneden kan worden.
Swell – Zwel.
= Deining.
Tamp.
= Het uiteinde van een staaldraad of touwwerk.
Telegraaf.
= Hendel op de brug waarmee, via een wijzer en wijzerplaat in
de machinekamer, wordt aangegeven wat de draairichting en
snelheid van de schroef moet zijn.
Tjetten.
= Verven.
Tweede.
= 2e Stuurman
VHF. – Very High Frequency.
= Marifoon (zeer hoge frequentie zender voor korte afstand).
V.N.S.
= Verenigde Nederlandse Scheepvaartmaatschappij.
Vadem – Fathom.
= 1/1000 nautische mijl = 1,852 mtr.
Vetpriesters.
= Machinisten.
Vetput – Vetloods.
= Machinekamer.
Voorloper.
= Een staaldraad in de sleepverbinding.
Voormiddagwacht.
= Van 08:00 tot 12:00 uur.
Waterkering.
= Drempel van ca. 40 cm. in de toegangen van dek naar de
verblijven.
Wegering.=
= Houten beschieting die voorkomt dat lading, voorraden,
ankerketting enz. tegen de kale scheepshuid rusten.
Zakratten – Platjes.
= Schaamluizen.
Zwarte bende.
= Visitatieploeg van de Douane, die in gekleed in overall
aanboord komt en gewapend met zaklamp, spiegeltje op steel,
schroevendraaier enz. het schip op smokkelwaar controleert.
De “Zeeland”
De zeesleper “Zeeland” van Wijsmuller is er nog een uit de oorlog, gebouwd in 1942 voor de Amerikaanse marine.
Brt. 538. Loa. 44 m. Br.10.08 m. holte 4.44 m.
Voortstuwing; dieselel-ektrisch, twee 1250 pk G M’s op een schroef.
Toch varieert het aantal paardenkrachten nog al eens, dat wil zeggen hoe groter het schip dat assistentie aangeboden krijgt, des te meer p k’s er in de “Zeeland” staan.
Vollekracht met losse boot lopen we 15 á 16 mijl, maar als er radio contact met een jop is kan dat getal wel een verdubbelen.
Bijvoorbeeld, de concurrentie geeft een ETA op van zeg 23:00 uur aan een bange Griek, dan kan de “Zeeland” er om 20:00 uur zijn.
En als de captain gelijk even verklaart dat hij Lloyd ‘s open form (no cure no pay) accepteert, komt alles dik voor elkaar!
Een zeesleper is een aasgier van de zee?
Hoe kom je erbij, het gaat om het redden van mensen en schepen en naar geld wordt niet gekeken.
Het is aan de advocaten om dat achteraf te regelen.
En dat ze in de hel mogen rotten, als ze er niet genoeg voor ons uitslepen!
En dan nu een reisje van ca. acht maanden naar het zonnige zuiden.
Geen verhaal van; “windkracht 22, met zeeën als kathedralen” en ook geen heldenmoed waarvoor de medailles niet aan te slepen zijn.
Dit is de beschrijving van een reis die meestal heel saai is maar soms interessant dreigt te worden.
Dit alles gezien door de ogen van een joch van net zeventien maar vertelt door een man van in de zestig met de nodige hiaten in zijn geheugen.
Een eenvoudige doch voedzame maaltijd.
Naar aanleiding van een telegram kom ik, in de vroege morgen met de trein in IJmuiden aan,
om te monsteren op de “Zeeland” als o/g.
Bij het kantoor staan al enkele leden van de nieuwe bemanning, maar de boot is nog niet binnen.
Tegen pikheet is er nog steeds geen “Zeeland”, dus worden er twee man afgevaardigd om binnen te vertellen dat we zo vroeg van huis zijn gegaan, dat er geen tijd meer was voor een ontbijt en dat we ons een beetje flauw voelen en graag wat centen willen om te gaan ontbijten in café restaurant “de Bruinvis”
Eerst wil die rooie ronselaar (onze roodharige aannemer van schepelingen) daar niets van weten, maar hij gaat overstag voor het argument, dat we ook thuis kunnen gaan ontbijten maar dan niet kunnen garanderen dat we vandaag nog in IJmuiden terug kunnen komen.
‘Laat alles maar op één bon zetten en naar kantoor sturen en niet zuipen, hoor je!’
Wij naar de Bruinvis en als het waar is dat een pilsje gelijk is aan twee boterhammen, slaan we een stevig ontbijt naar binnen.
Omdat we niets van kantoor horen, gaan we tegen enen even kijken waar de “Zeeland” blijft.
Nog steeds niets, dus nog even naar binnen om te zeggen dat we nu toch wel warm willen eten.
Na herhaling van het argument waarmee we ons ontbijt los kregen, wordt de redelijkheid van ons verzoek ingezien en taaien we weer af richting Bruinvis, waar we gelijk aan tafel gaan en een maaltijd nuttigen waar geen kok aan te pas komt.
In de middag of avond ( van veel eten kan het brein mistig worden ) komt de “Zeeland” binnen.
De afgaande bemanning staat, op vissersmanier, al in pakkie deftig voor en achter te maken en is meteen vertrokken.
Omdat onze kok en zijn maatje ook niet staan te trappelen om nog wat klaar te maken, wordt er besloten dat we maar weer aan de wal gaan “eten”.
Hier haak ik af.
Hoewel ik mezelf een hele kerel vind, heb ik toch niet de conditie van een geoefend drinker, dus val ik gekleed en al in mijn kooi en ben meteen van de wereld.
Albert.
(wordt vervolgd)