Welkom,
Gasten
|
Onderwerp: De 'ZEELAND'
Re: De "ZEELAND" 19 mei 2008 07:48 #32657
|
De "Zeeland"
Ali Baba is boos. Ali wil al een dag of wat niet meer met me praten, eerst weet ik niet waarom maar na lang aandringen komt de aap uit de mouw. Het gaat om onze “Beach-party” die we onlangs hier gehouden hebben. Eerst denk ik dat hij het zuipen en de herrie bedoelt maar dat is het niet, het gaat om ons kampvuurtje. Wij hebben in één nacht een hoeveelheid hout verstookt, waar zijn vrouwen meer dan een maand op hadden kunnen koken. Op het strand is binnen een uur lopen geen fatsoenlijk stukje hout meer te vinden, dus moeten de dames van steeds verder weg hun brandstof aanslepen. Van excuses wil hij niets weten, hij draait zich trots om en blijft Oost-Indisch doof, voor wat ik ook zeg. Het zit me niet lekker, want ik snap best dat we weer eens onverantwoord te werk zijn gegaan en dat overleven in de woestijn toch iets anders inhoudt dan hier een beetje rondstruinen en dan weer lekker veilig op je bootje stappen. Maar hoe kunnen we het goedmaken? Ik zwem terug naar de “Zeeland” en vertel alles aan mijn maats. We overleggen en de idiootste ideeën worden geopperd, tot dat Wimpie met een “tegeltjeswijsheid” komt aanzetten. Keessie zegt:’ Hé, houwen jullie es effe jullie muil dicht. Wat zei jij daarnet Wimpie?’ Wimpie, die opeens alle ogen op zich gericht ziet, wordt zowaar verlegen en zegt heel timide:’ Ik zei, kleine geschenken onderhouden de vriendschap.’ Dat is het, eindelijk iets wat in ons vermogen ligt. Wat kunnen we Ali Baba geven? Weer vliegen er de onmogelijkste voorstellen in het rond, van een tros, ‘Wat moet ie daar nu mee.’ tot een halve koe uit de diepvries, ‘ Ja lekker, na één dag van veertig graden kruipen de maden er doorheen, laten we hooguit een paar kilo vlees jatten.’ Omdat ik een klein beetje Spaans lul, ben ik volgens Gerrit, met algemene stemmen gekozen om vrijwillig de operatie “ Kleine geschenken enz. enz.” uit te voeren. Nu leg ik mijn maats uit dat ik sowieso tegen rouw vlees ben. Omdat de hogedruk niets mag weten van deze vredesmissie met gejatte spullen, is een landing per dingy uitgesloten. Ik moet dus zwemmend naar het strand en haaien schijnen een verdomd goeie neus te hebben voor rouw bloederig vlees en de lieverdjes zouden wel eens iets al te enthousiast kunnen worden. Net na de middag liggen de meeste officieren “naar het lek te luisteren” en is de kust veilig. Met wat goede gaven verpakt in plastic, aan een jerrycan halfvol met zoetwater gebonden, vertrek ik stilletjes naar het strand. Deels zwemmend en deels door de hoge golven meegenomen, kom ik veilig aan land. Het is bloedheet en nog voor ik met mijn last de halve afstand naar “Villa Ali” heb afgelegd ben ik al opgedroogd. Ali, die ik net nog voor zijn tent zag zitten, is opeens verdwenen. Dat belooft wat, ik zal maar voor de tent in de schaduw van de flap gaan zitten wachten, net zolang tot er wat gebeurt. Dat wachten duurt nu al een paar uur. Naar binnen kijken kan niet want er hangt een gordijn voor de ingang. Maar ik ben al eens binnen geweest en ken de inrichting. Hoe die tent eruit ziet? Ongeveer zo; Denk aan een heleboel lappen, in alle kleuren bruin die er maar bestaan, doe er een paar kleuren bruin bij die niet bestaan en naai ze aan elkaar tot een lappendeken van ca. twaalf bij zes meter. Leg deze deken op het zand en kruip eronder met een bundel stokken, variërend in lengte van 1.40 m. tot 1.80 m. Zet zomaar hier en daar de stokken rechtop onder de deken en ga dan buiten de zomen onder het zand graven, zodat de wind er geen vat op krijgt. Hang nu binnen wat willekeurige binnenwandjes op, om slaapkamers en zo te creëren en leg voor de gezelligheid nog wat kleedjes neer en kussens neer. In een van die vertrekken laat je ’s nachts je geiten slapen (waar die beesten van leven weet ik nog steeds niet), zodat de hyena’s ze niet kunnen opvreten en de villa doortrokken wordt met een zo subtiel aroma, dat je ogen er spontaan van gaan tranen. Een keuken is niet nodig, want koken doe je buiten. Ook een badkamer en toilet zijn een overbodige luxe, zoals ik nu mag ervaren. Opeens komt Fatima, de oudste vrouw, zonder me aan te kijken naar buiten en loopt een meter of veertig de woestijn in. Daar gaat ze op haar hurken zitten, trekt haar kleden wat op en doet haar behoefte. Ik zit pal tegen haar “volle maan” aan te kijken en dat is niet bepaald een wellust opwekkend plaatje. Wel ben ik benieuwd naar de manier waarop ze de hierop volgende hygiënische handelingen denkt te verrichten. Een rol toiletpapier of de zaterdageditie van het A.D. heeft ze niet bij zich maar geen nood. Zoals baboe in Indonesië tjebok doet met water uit de kali, gaan hier een paar handjes zand, plok plok er tegen aan, even wrijven en klaar is Fatima. Zij is trouwens niet Ali zijn schoonmoeder, zo als we eerst dachten maar zijn eerste vrouw. Ze komt terug en kijkt me weer niet aan maar werpt wel een snelle blik op het pak met de “kleine geschenken die de enz. enz. enz,” Aha, dus dat is de manier, gewoon inspelen op de vrouwelijke nieuwsgierigheid. Ik trek het pak een stukje open, met genoeg geluid om binnen gehoord te worden. Dat werkt, terwijl ik een fles slaolie eruit trek en rechtop in het zand plaats, verschijnt er een donker oog voor de spleet in het gordijn. De zware stem van Ali bromt iets en het oog is op slag verdwenen. Verdomme, straks is het donker en dan zit ik hier nog, gelukkig heb ik die jerrycan water bij me, want ik heb totaal geen honger maar een dorst dat ik heb! Nog maar eens wat uit het pak trekken. Zo dat waren een paar blikken witte bonen in tomatensaus, die even flink tegen elkaar tikten. Ja hoor er wordt weer door het gordijn gegluurd en nu zijn het twéé vrouwen, als ik het goed zie. Ik zet er nog een potje augurken bij, want dat oogt goed. Het zal, aan de zon te zien al een uur of vijf zijn maar nog steeds geen reactie van Ali. Misschien ben ik mesjoche maar eigenlijk voel ik me best lekker zo. Ik zit voor een bedoeïenentent in de Sahara en kijk uit over een oneindige zandzee, die twee duizend jaar geleden er ook al zo uitzag. Van wat ik zie gaat niet alleen een zekere dreiging maar ook een geweldige rust uit, een bijbelstafereel, zelfs een atheïst als ik gaat bijna denken dat er meer is dan je zien kan. De zon is bijna onder dus haal ik met veel gerammel de laatste presentjes, zoals een blikje stormlucifers en een zakje rijst, tevoorschijn. Deze vredesmissie zal niet stranden op ongeduld van mijn kant. Ali mag dan een trotse woestijnbewoner zijn maar ik zal ontspannen wachten tot hij vrede wil sluiten. Al duurt het een etmaal en moet ik hem eerst zijn arm uitdraaien, vrede zal er zijn. Nu zijn er drie vrouwen achter het gordijn, of twee vrouwen en Ali maar dat is niet meer te zien, want de zon zakt bloedrood in zee, nog een laatste flits en het is pikdonker. Even moeten mijn ogen wennen maar dan worden de sterren zichtbaar, zo veel en zo helder, dat moet je zien om het te geloven. Liggend op mijn rug kijk ik naar boven en geniet. Opeens gaat het gordijn open en wenkt Fatima me naar binnen. Ik sta op, rek me uit en wijs op de vredesgiften gebarend dat die naar binnen moeten, ze knikt en laat me voor gaan. Ali heeft zich goed voorbereid, hij zit op een poef maar ik krijg een dun kussentje en zit dus lager dan hij. Hoewel ik inwendig moet lachen om deze psychologische oorlogsvoering, buig ik deemoedig mijn hoofd en wacht op wat er komen gaat. De tent wordt verlicht door olielampjes en weer krijg ik het idee dat de tijd is teruggedraaid. De vrouwen komen binnen met het vredesoffer en leggen, opgewonden kwebbelend, alles naast me neer. Ali knipt met zijn vingers, de vrouwen zwijgen meteen en trekken zich terug in hun hoekje. Nog steeds zwijgt Ali, dan krijg ik door zijn dochter een kopje muntthee aangeboden, mier en mier zoet. We “genieten” met hele kleine slokjes en zitten zonder te spreken tegenover elkaar. Hier binnen dragen de vrouwen niet zoveel gewaden over elkaar als buiten en het valt me op dat zijn dochter, die me alweer inschenkt, best een mooi figuurtje heeft en zeker niet ouder dan zestien is. Zijn tweede vrouw, zie ik nu, is hoogzwanger en loopt zo te zien op alle dagen. Ergens achterin hoor ik een geit zachtjes mekkeren en weer krijg ik het vreemde gevoel dat dit alles niet in het heden thuishoort. Ali laat heel onschuldig zijn blikken door de tent dwalen en doet heel verrast wanneer hij opeens de uitstalling naast me ziet. Vragend kijkt hij me aan. Zonder om te kijken wenk ik naar de vrouwenhoek en meteen staan ze bij ons. Een voor een wijs ik de dingen aan, die dan door de vrouwen worden doorgegeven aan Ali. De blikken bonen zijn zeker welkom, want hoewel Ali niets laat blijken, zijn de vrouwen opgetogen bij het zien van het plaatje op het etiket. Ook de slaolie en een stukje Lux toiletzeep zeggen hem niet zoveel. Dan volgt er een naaigarnituurtje waar de dames gelijk verkikkert op zijn, maar Ali geeft geen krimp. Ik wijs een blikje Rinse Appelstroop van Flipje Tiel aan en vraag me af welke idioot dat er nu weer tussen gestopt heeft. Nu wordt Ali toch wel nieuwsgierig want aan de buitenkant kan hij niet zien wat er inzit, nou dat zal een afknapper worden want ik zie hem nog niet gauw aan een Hollands ontbijt zitten. Er volgen nog een paar dingetjes waar hij niet of nauwelijks op reageert. Als laatste wijs ik naar het kostbaarste dat er bij zit, de plastic jerrycan halfvol met water, nu laat Ali zich gaan en zit voluit tegen me te grijnzen. Er volgt nog veel meer muntthee, kopje na kopje, veel te zoet voor mij maar nu ingeschonken door Ali zelf. Ik laat duidelijk blijken dat ik het lekker vind. Dan pakt Ali weer het blikje appelstroop en maakt het open. Hij weet echt niet wat hij hier mee moet en wijst vragend op zijn riem. Ik maak hem met woord en gebaar duidelijk dat het geen ledervet is maar dat hij het kan eten. Zijn dochter reikt hem een piepklein benen lepeltje aan en Ali proeft heel voorzichtig met het puntje van zijn tong. Hij begint waarderend te lachen en likt het lepeltje schoon tot op het bot. Dan gaat het deksel er weer op, de vrouwen krijgen niets. Ali geeft de vrouwen opdracht om buiten een vuurtje aan te steken en het zitgerei naar buiten te brengen. Dat geeft enig heen en weer geloop en mij de gelegenheid om wat blikken uit te wisselen met de dochter, die van haar zijn minstens zo vurig als de mijne. De oudste vrouw heeft me door en kijkt me bestraffend aan maar haar ogen lachen. Buiten krijg ik een mantel van Ali over mijn blote schouders en gelijk voel ik, al dan niet denkbeeldig, van alles kriebelen en jeuken. Mijn gastheer begint te vertellen over Allah en de profeet maar net als vroeger op zondagschool, gaat het grootste deel langs me heen. Dan valt de naam Jezus en ik probeer te volgen wat hij zegt. Als ik het goed begrijp kennen de moslims Jezus ook maar dan als een profeet en niet als verlosser. Weer wat geleerd. Hij praat rustig door maar ik luister niet naar de woorden, de stem alléén is al genoeg. Af en toe komt het blik Rinse “kaviaar” uit Tiel tevoorschijn en neemt hij een héél klein likje, waarna het deksel weer zorgvuldig op het blik gaat. Zijn tweede vrouw heeft overduidelijk trek in het lekkers maar krijgt een tik op de vingers als ze haar hand er naar uitsteekt. Niet dat ik haar dat misgun maar wanneer ik zo naar haar buik met beentjes kijk, lijken de augurken me meer iets voor haar. Ali wijst me de sterrenbeelden aan en vertelt me allerlei legendes die daar verband mee houden. Het is jammer dat ik niet alles volgen kan maar het sfeertje is zo vredig, dat hij van mij nog uren door mag gaan. Als mijn blik weer eens zeewaarts dwaalt zie ik de ankerlichten van de “Zeeland” en de “Help” zacht heen en weer zwaaien aan het voorstag. Achter een patrijspoort gaat het licht aan en na een paar minuten weer uit, aflossing van de ankerwacht om twaalf uur. Daar is de moderne wereld en hier zit ik, om middernacht in een soort van bijbelse voorstelling. Wat zeg ik nu, middernacht, bijbelse voorstelling? Krijg nou alles, het is Kerst! Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 mei 2008 08:18 #32658
|
Allemachtig prachtig Albert, je heb je roeping gemist man.
Ik zou toch eens een uitgver gaan zoeken, in iedergeval zijn wij op ZF maar gezegend met al dit moois . |
Delher 29 D'Helios
...hij wist zeker dat niemand anders dan de duivel die vlag op zee gestreken kon hebben......
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 mei 2008 08:22 #32659
|
Albert, schitterend!
Bundelen die verhalen en een uitgever zoeken! Bedankt, en ik wacht in spanning af. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 mei 2008 10:28 #32665
|
Dit doet de mens goed inderdaad. Vooral de herkomst van de appelstroop sprak me aan
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 mei 2008 10:34 #32667
|
Sluit me aan bij de voorgaande type meneren.
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 19 mei 2008 16:48 #32679
|
Mijne heren,
Mijn dank voor deze schone woorden. Hoewel ik nog net niet naast mijn schoenen loop, scheelt dat maar een haartje. :roll: Vr. gr. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 21 mei 2008 09:51 #32772
|
*oeps* twee dagen verspeeld op het werk door tussen de bedrijven door het hele verhaal door te lopen.
kan nu eindelijk weer aan het werk.... één woord: super! |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 21 mei 2008 17:31 #32800
|
Wat een verhaal, toen ik er aan begon kon ik niet meer stoppen tot ik alles gelezen had, het zuigt je als het ware het verhaal in, geweldig geschreven, jammer dat ik nu alles al gelezen heb.
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 22 mei 2008 14:17 #32854
|
Alles gelezen Remco? Dacht het niet, we zitten nog niet eens op de helft.
De " Zeeland" Villa Cisneros Omdat we bijna geen draaiuren maken met de hoofdmotoren, kunnen we ook niet genoeg zoetwater maken om het verbruik bij te houden. We zijn onderweg naar Villa Cisneros (waar het Spaanse vreemdelingenlegioen zit), om water te laden. Het is een dikke vijfentwintig mijl varen, dus een tochtje van een paar uurtjes. Voor de ingang van de baai moeten we wachten op hoogwater, voordat we tussen de banken door naar binnen kunnen. We hebben de seinvlag G gehesen en zowaar, er komt een loodsbootje aan. Het is een oud houten vissertje van een meter of zes, met een één cilinder hakkeplof, waarvan je de slagen kunt tellen. De loods, een ouwe knar die in het dagelijkse leven visser is, spreekt alleen Spaans. Omdat ik de enige ben die een paar woordjes van die kromme taal ken, moet ik aan het wiel. Boeien zijn er niet maar de loods staat op de vleugel en ziet aan het breken van de golven en de kleur van het water, waar de geul loopt. Die ouwe vertrouwt het niet en laat me tot twee keer toe tegen de loods zeggen dat we vijf meter steken. Terwijl ik dat vertaal, steekt die ouwe heel nadrukkelijk vijf vingers in de lucht. Het ouwe verschrompelde mannetje knikt naar me en lacht vriendelijk maar trekt zich geen moer aan van onze gezagvoerder en loopt naar binnen om, met zijn rug naar de vaarrichting, op zijn dooie akkertje een peuk op te steken. Overal om ons heen zie je branding met grote overslaande rollers en brekers. Die ouwe zit nu pas écht op hete kolen. We gaan recht op een witwaterhel af, dat daar geen water staat kan zelfs Juul de Korte nog zien. Die ouwe staat nu te brullen van woede maar de loods neemt rustig nog een haal aan zijn peuk, geeft mij een knipoog en zegt terwijl hij naar buiten stapt “hard bakboord”. We maken een draai van meer dan 120 graden en zien de branding op minder dan 30 meter dwars aan S.B. Dan volgen er nog een paar drastische koersveranderingen, zo te zien steeds op het allerlaatste moment. De loods is écht bezig de ouwe te zieken, want hoe rooier onze gezagvoerder aanloopt, hoe vetter de knipoog naar mij. Opeens zitten we in rustig water en varen de baai en daarmee ook dieper water binnen. Het zal me niet verbazen als de loods nu gewurgd wordt, of op zijn minst “zwemles” krijgt. Maar nee, met welhaast bovenmenselijke inspanning weet die ouwe zijn kalmte te herwinnen, hij haalt een paar keer diep adem en zegt:’Die kerel is goddomme nog gevaarlijker dan Ome Romer!’ Na een paar mijl komen we ten anker bij het garnizoensstadje. Het waterladen moet nog even wachten tot het tankertje, dat het water van af Las Palmas aanvoert, klaar is met lossen. Als ik dat ding, een omgebouwde LCT (landingsvaartuig voor tanks)zo bekijk, zal het een ontiegelijke slingerbak te zijn. We gaan met de motorsloep aan land om eens rond te struinen. Het stadje, dat eigenlijk niet meer dan een dorpje is, ligt spierwit in de zon te bakken en doet denken aan een Mexicaans bandieten stadje uit een cowboyfilm. De straatjes zijn hier en daar verhard met steengruis maar de rest is zand. Er staan wat soldatenbarakken rond een oud fort en ook nog een stuk of wat huisjes voor de getrouwde officieren. Net achter het stadje ligt nog een airstrip, waar af en toe een klein (militair) toestel land in een wolk van woestijnstof. Dan zijn er nog twee kroegen, die er ook al uitzien als Mexicaanse cantina ’s. In vijftien minuten heb je alles bekeken. De enige vrouwen hier, zijn echtgenotes en dochters van Spaanse officieren en die kijken echt niet om naar jan de zeeman, áls je ze al op straat tegenkomt. Voor de rest zie je alleen maar mannen in uniformen en Arabische soepjurken. Het is bloed verziedend heet tussen die stenen muren, daarom gaan we maar weer aan boord. Het is donker en iets koeler, dus gaan we stappen, in de hoop dat er ’s nachts wél wat te beleven valt. We stappen de eerste cantina binnen maar wat een afknapper, er zitten alleen maar kerels in uniform en ook achter de tap is geen wijf te bekennen. ‘Wat een tyfus tent’ zegt Dirk:’ Dan zal er in die andere keilewinkel ook wel geen ene teringmoer te doen zijn.’ We lopen naar Cantina “Numero Dos” en treffen de zelfde gribus aan als in de vorige tent. ‘Wel verdomme zegt Wimpie:’Ik ben zo geil as een kooi vol apen maar neuken hó maar.’ ‘Pak dan tóch de kok maar, je weet wat ut kost’ zegt Keessie. ‘Je kan natuurlijk ook met een keukentrapje achter een kameel gaan staan.’ ‘Ja, zegt Keessie:’ Dat ken ook, want met geweld neuk je een kameel en met beleid je schoonm…….. , verdomme, wie zei dat?’ Inderdaad wie, want we hebben Amsterdammers een Utrechter en de nodige kustbewoners bij ons, maar niemand met zo’n vol Brabants accent als dat van de vorige spreker. We kijken elkaar verbaast aan. Dan zien we, aan het tafeltje bij de klapdeurtjes, een jonge legionair die breeduit grijnzend naar ons zit te kijken. ‘Hallo, ik ben Martin en jullie zijn van die sleepboot? Ga zitten, neem een biertje en pak die kameel pas als je dronken bent, want lui, ze stinken als de hel. Proost!’ “Uno, Dos, Tres, Fuego”. We bestellen bier en schuiven een tafeltje en wat stoelen aan. Na in het kort verteld te hebben wat wij hier in de buurt uitspoken, vragen we hoe híj hier terecht is gekomen. ‘Wel lui, mijn naam is Martin B. en ik kom uit x, een stadje in Brabant. Ik voer als matroos op een coastertje, de “Van Brakel”. Toen ik in Spanje was stappen heb ik met mijn dronken kop voor het legioen getekend.’ ‘Lekker stom’ zegt Arie:’Dat zal mij niet gebeuren.’ ‘Misschien niet’ zegt Martin:’Maar het is net als met een tatoeage, als je nuchter bent wil je er niks van weten maar met drank in je lijf loop je opeens met een naam op je arm, van een meid die je nuchter nog niet met een tang zou aanraken. ‘Kan zijn en ‘t kan niet zijn’ zegt Arie :’ Maar hoe ging het verder?’ ‘Nou, voor ik wist wat er gebeurde, zat ik opgesloten in een kazerne. Tot ze me na een dag of wat via Las Palmas hierheen brachten. Ik schrok me de pestpokken, toen ik er achter kwam waar ik terecht was gekomen, wat een gribus. Eerst vond ik me zelf nogal stoer maar dat hebben ze er snel uitgeslagen. De soldij is nog niet de helft van een matrozengage, het vreten is nog slechter dan bij een Groningse kapiteineigenaar en voor het minste vergrijp krijg je lijfstraf.’ En wat vrouwen betreft, nou die zijn alleen voor officieren weggelegd en dat keukentrapje achter een kameel, komt regelmatig voor.’ ‘Zo af en toe kan iemand er niet meer tegen en deserteert. Maar waar kan je heen? Lopend overleef je de woestijn niet, de bewoonde wereld is meer dan duizend kilometer weg, dat is, door de woestijn, een mars van ruim een maand. Zelfs als je zuinig doet en zoveel mogelijk ’s nachts loopt heb je vier liter water per dag nodig. Zoveel kan je niet meenemen en onderweg aanvullen kan ook niet, want waar water is zijn mensen. Legionairs wil je sowieso niet tegenkomen. Die gasten van het rebellenleger snijden je strot af en de anderen leveren je tegen een beloning aan de Spanjolen uit. Wanneer bij het ochtendappèl iemand niet present is, zijn de rapen gaar. Er gaat een speciale zoekploeg met gids de woestijn in, een vliegtuigje zoekt vanuit de lucht en het stadje wordt huis voor huis doorzocht. Sommigen sterven in de woestijn of worden gepakt en sommigen komen zelf terug, omdat ze nergens anders terecht kunnen.’ ‘Als een Spaanse legionair deserteert en hij wordt gepakt krijgt hij dwangarbeid, twaalf uur per dag zes dagen in de week. Het werk bestaat uit een weg aanleggen door de woestijn met schep en houweel. De grotere rotsblokken mogen ze met een moker klein slaan. Omdat dit tezamen met de moordende hitte niet genoeg straf is, krijgen ze ook nog een jute zak, met vijfentwintig kilo zand te dragen. Die zit met grof touw als een rugzak op hun blote rug. Na een week zijn de touwen over de schouders niet meer te zien, omdat ze door het schuren en zweren tot diep in het vlees zitten. Nog niet een op de drie overleeft het. Buitenlanders? Die krijgen direct de kogel. Eerlijk gezegd, weet ik niet wat erger is.’ ‘Op patrouille, wat een tocht per halftrack of kameel, van een week tot tien dagen inhoudt, heb je als Europeaan zeven liter water per dag nodig. Wie zijn watervoorraad te snel opmaakt, hoeft niet bij zijn “kameraden” aan te kloppen. Als ’s nachts de schildwacht niet wakker blijft, loop je het risico dat je strot wordt afgesneden, terwijl overdag van achter elk rotsblok op je geschoten kan worden. Bij iedere patrouille vallen er wel doden of gewonden.’ ‘Ik ben de enige Hollander maar er zitten hier nogal wat moffen, vaak als onderofficier. De meeste hebben onder hun arm een tatoeage met hun bloedgroep, dat zijn ex SS’ers die na de oorlog gevlucht zijn voor de geallieerden. De officieren zijn bijna allemaal Spanjolen. Kijk, zie je die kapitein daar in de hoek? Dat is een beste kerel, een van de weinigen. Bij hem ben ik sinds een paar maanden oppasser, een soort van huisknecht. Overdag doe ik, voor hem en zijn vrouw, allerlei karwijtjes in en rond het huis. Alleen met appèl moet ik me in de kazerne melden, voor de rest heb ik een luizenleven maar dat is eerdaags over, want over twee maanden gaat hij met pensioen, terug naar Spanje. Zo jongens, nu moet ik effe op avondappèl, over een half uurtje ben ik weer terug.’ Onder de verhalen door hebben we de nodige kouwe kletsen achterover gegooid en werd mijn aandacht al een paar keer getrokken door het gebeuren aan de tap. Daar aan de bar hangt een ouwe Spaanse sergeant, die achter elkaar flesjes nepchampagne drinkt. Hij is al behoorlijk bezopen, maar maakt een heel ritueel van elke fles die hij opent. Eerst draait hij heel zorgvuldig het ijzerdraadje los, dan duwt hij de kurk er een eindje uit en richt op het portret van Generalisimo Franco, dat achter de tap hangt. Vervolgens brult hij:’ Uno, Dos, Tres, Fuego! Hij geeft een flinke klap tegen de bodem van de fles en de kurk vliegt met een bruisende straal champie tegen het smoelwerk van Franco. Dan zet de ouwe legionair de fles aan zijn mond en klokt de overgebleven champie in een keer naar binnen, gaat in de houding staan en laat, terwijl hij zijn grote baas een saluut brengt, een geweldige boer. Dit hele gebeuren herhaalt zich keer op keer. Volbewondering voor zijn “innemende” persoonlijkheid, kijk ik toe. Via de spiegel heeft hij me in de smiezen, hij draait zich moeizaam om en zegt iets in de trant van “hebbik wat vanje an?” Ik hef mijn glas, grijns hem vriendelijk toe en zeg:’ Salute, dinero y amor.’ Hij recht zijn rug, groet me model en zakt langzaam langs de bar op de grond |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 22 mei 2008 17:46 #32873
|
Ik heb alle verhalen weer gelezen die ik nog niet gehad had, echt geweldig! Super hoe je schrijft!
|
Jeroen
Jeanneau SO 24.2 KMZ
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 22 mei 2008 18:03 #32875
|
Waar vind je dat nog? Een barman die een goed pilsje tapt, verstand van zeilen heeft en als klap op de vuurpijl mijn verhalen weet te waarderen.
Jeroen, je mag blijven. 8) |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 22 mei 2008 19:13 #32887
|
Alles gelezen Remco? Dacht het niet, we zitten nog niet eens op de helft. Dat geeft een leuk vooruitzicht, ik wacht met spanning op het volgende hoofdstuk. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 22 mei 2008 19:15 #32888
|
Beste Albert,
:twisted: 8O :!: Zo deze vond mijn zoontje leuke lache bekkies. Goed ik weet niet of je al een uitgever hebt gevonden?? Ik heb ooit een reisverlslag gemaakt van mijn reis door indonesie en deze opgekliederd op een een aantal stukkies papier en opgestuurd naar Nederland. Deze zijn later in een collage gekomen in een kunstwerk. Ik zie in jou verhalen veel en eigenlijk meer van een dergelijk uit het hart geschreven werk. Ik zou zeggen eerst hier afmaken en dan pas publiceren. Anders moeten wij de rest van het verhaal missen. Kijk je kunt ons veel anndoen maar dat is zeilersforum verraad en dat wordt natuurlijk kielhalen..... Zeg ik met een kiel van 1.12 mtr. kortom wederom genoten .... ik zou zeggen: vooooooral dooooorgaaan.. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 23 mei 2008 05:29 #32921
|
Albert,
Ik lees hier normaal alleen maar mee en post weinig. Toch even een berichtje om je te complimenteren met je verhalen en schrijvers talent. Schitterend verhaal en ik wacht met spanning op wat nog komt! grt Jeroen |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 23 mei 2008 05:40 #32922
|
Geweldig........Hollands Glorie kan hier niet aan tippen, dat is op ten duur een saai boek, maar de verhalen van Albert zijn spannend tot de laatste punt.
|
Drank is eerder op dan je lief is !!
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 26 mei 2008 07:28 #33157
|
De "Zeeland"
Door het oog van de naald Het is nog al laat geworden in de “Cantina” en daarna zijn we aan boord verder gegaan. Al met al schijnt het reuze gezellig te zijn geweest maar dat kan ik me niet zo goed meer herinneren. Nu staat er weer een of andere idioot op mijn hutdeur te rammen en roept:’varen!’ Verdomme kunnen ze dat nu nóg niet zonder mij? ‘Oké, ik kom al!’ maar waarom ligt die vent in die andere kooi nog te snurken? Ik eruit, iedereen eruit! Ik trek het kooigordijn op, roep:’ rijzen, voddenbaal!’ en kijk recht in het gezicht van onze legionair. Dat is waar ook, vannacht toen we nog goden waren en alles naar onze hand konden zetten, hebben we afgesproken om met de “Zeeland” naar Brabant te gaan, om carnaval te vieren. ‘Hoe laat is het?’ Omdat ik mijn ogen nog niet kan scherpstellen, hou ik mijn klokje voor zijn neus ‘kijk zelf maar.’ Hij kijkt, knijpt zijn ogen dicht, kijkt weer en schrikt:‘tering ik ben te laat voor appèl!’ ‘Vlug met het bootje naar aan de wal en rennen!’ ‘Nee man, ik had er meer dan een uur geleden al moeten zijn, dit is de tweede keer, dat wordt stokslagen en een week dwangarbeid.’ Er gaat een trilling door de boot, dat is de hoofdmotor. We kijken elkaar aan, dan zegt Martin:’ik blijf.’ ‘En als ze je pakken?’ ‘Dan verzuip ik me zelf, alles liever dan hier blijven.’ Ik neem hem mee de trap op en roep naar Rinus aan dek dat ik de ketting wel zal stuwen. We gaan door de dienstgang naar voren, waar een onopvallend rond luik in het dek zit. ‘Kijk hier is de kettingbak, kruip tussen de wegering en de huid daar ziet niemand je, neem die aan bakboord want als we ankeren is dat met het stuurboordanker.’ Hij verstopt zich aan bakboord en als de ankerlier begint te halen, stuw ik de stuurboordketting. Niet zoals het hoort in Franse slagen, maar gewoon wachten tot er een berg ketting ligt en dan omver trappen. Ik hoor het anker in de kluis komen en klim de ladder op terwijl ik Martin zeg dat hij stil moet zijn zolang de loods aan boord is ‘ik kom je wel halen.’ Als ik aan dek kom, lopen we al een mijltje of acht. We naderen de uitgang van de baai, nog een paar mijl tussen de banken door en we zijn buiten. Ik heb al die tijd scherp uitgekeken of we niet achtervolgd worden maar steeds was er niets te zien. Nu zie ik opeens een boot achter ons aankomen. Het is nog maar een stip maar wel een stip met een grote witte snor voor de boeg, dat is geen vissermannetje maar zo te zien een snelle motorboot. Verdomme, nog een kwartiertje en we waren buiten geweest. Mijn maag voelt aan of er een knoop inzit en dat komt niet van de drank, dit is angst, dood ordinaire angst. Met mij zal het wel loslopen wanneer ze hem vinden maar als het waar is wat Martin vannacht vertelde, krijgt hij de kogel. Rinus roept dat ik aan het wiel moet dus ga ik naar boven, ook hier hebben ze de voordstuivende motorboot gezien en worden de kijkers naar achter gericht. ‘Waar zou die heen gaan?’ ‘Misschien achter wapensmokkelaars aan.’ ‘Nee’ zegt die ouwe:’Het lijkt er meer op dat ze ons moeten hebben. Er is toch niemand achtergevaren?’ ‘Nee Kap’ zegt de eerste:’Het hele boevenzooitje zit veilig aanboord.’ De motorboot zit dwars aan stuurboord en heeft vaart geminderd. Er klautert een mannetje op het voordek, gaat achter een mitrailleur zitten en richt dat rotding op ons. Er wordt wat door een megafoon geroepen, de loods geeft antwoord en zegt dat we moeten stoppen. Nou, om dat te begrijpen heeft die ouwe echt geen ondertitels nodig. We slekken af en slaan even achteruit tot we stilliggen, de motorboot meert langszij af. Er komt slechts een man aan boord maar dat vervloekte mitrailleur blijft op ons gericht. De man komt boven, het is een oude officier met een grote snor, een drankneus en een grogstem. Het is niet moeilijk om te raden waarom hij, op zijn leeftijd, nog steeds luitenant is. De ouwe verdwijnt met de legionair in zijn hut. Vanachter het gordijn klinken de stemmen luid door in het stuurhuis, er heerst een Babylonische spraakverwarring. De ouwe probeert het met Engels maar dat werkt voor geen meter en Duits lukt ook al niet. Dan moet de sparks erbij want die lult wat Frans, jammer dan, want ook dat gaat de mist in. Onze dappere krijger lult alleen Spaans en voor de rest niks. De sparks komt naar buiten en zegt uit de hoogte:’ Die ouwe vraagt naar jou, hij denkt dat jij die kerel beter verstaat dan ik, hoe komt ‘ie erbij!’ Ik ga naar binnen waar de luitenant op hoge toon in het Spaans tegen die ouwe aan zit te lullen, terwijl die ouwe in uiterste wanhoop op plat IJmuiës is overgegaan. Ik knijp hem als een ouwe dief maar ruik ook een kans om de zaak tot een goed einde te brengen. ‘Vraag die luizenbos wat ‘ie verdomme hiér komt doen.’ zegt de ouwe, die al behoorlijk kwaad is. Ik groet de luitenant in het Spaans en krijg gelijk een stortvloed van woorden over me heen, waar ik geen ene moer van versta. Na een minuut of wat moet hij even stoppen om naar adem te happen en krijg ik de kans om hem uit te leggen dat ik maar een klein beetje Spaans versta en dan nog alleen maar als hij het heel langzaam en duidelijk uitspreekt. Nu ontwikkelt zich het volgende gesprek tussen de kapitein, de luitenant en Albert. Kap:’Waar heeft die rotkerel het over, laat hem goddomme op een kameel kruipen en daar bij die van God vergeten Arabieren de boel gaan terroriseren.’ Luit :’Wat zegt hij?’ A: :’Wat zegt hij!’ Kap :’Wat zegt hij?’ A :’Wat zegt hij!’ Kap :’Vraag die vent wat hij komt doen.’ Luit :’Wat zegt hij?’ A :’Of u wat wil drinken?’ Luit :’Straks, eerst wil ik die deserteur hebben!’ Kap :’Wat zegt hij?’ A :’Of hij een borrel kan krijgen.’ Kap :’De brutaliteit! Een schop voor zijn gore kloten kan hij krijgen!’ A :Ja kap, maar misschien bedaart die malloot dan een beetje.’ De ouwe staat grommend op om een fles jenever te pakken. Daar is kapotte grammofoonplaat luit. weer:’Wat zegt hij?’ A :’De kapitein zegt, dat een man die niet drinkt, geen échte man is.’ De ouwe ploft twee waterglazen op het tafeltje en schenkt ze halfvol. Twee rood aangelopen gezichten kijken elkaar woedend aan, ‘Proost’ zegt die ouwe afgebeten en slaat in een keer zijn glas achterover. ‘Salute’ zegt de luitenant, die de uitdaging aanneemt en zonder te aarzelen het voorbeeld van de ouwe volgt. De ouwe schenkt weer in. ‘proost!’ ‘Salute!’ Ze kijken elkaar weer aan maar nu met de blik van iemand die eindelijk een waardig tegenstander heeft ontmoet. Wanneer de tweede fles half leeg is komt de luitenant, die er nu net als die ouwe heel ontspannen bij zit, weer terug op de deserteur:’Het is een Hollandse jongen en jullie zijn het eerste Hollandse schip dat ik hier ooit gezien heb, dus moet hij hier bij jullie zijn. Voor dat de kapotte grammofoonplaat weer van start gaat, leg ik die ouwe even snel uit dat er een of andere legionair gevlucht is en dat de luitenant denkt dat hij misschien hier aanboord is. ‘Dan gaat ‘ie toch zoeken, van mij mag ‘ie.’ Dit vertaal ik letterlijk. De luit blijft erbij dat wij dat karweitje moeten opknappen en slaat nog een half glas jenever achterover. Nu de stemming wat gemoedelijker is geworden zeg ik tegen de luit dat de deserteur wel aan boord was, maar overboord sprong toen de motorboot er aankwam en onderhand allang aan de wal is. Hij roept om Manuel, de ouwe visserman die hier voor loods speelt, deze heeft achter het gordijn alles redelijk kunnen volgen. Verdomme, het ging net zo goed en nu zal die ouwe zak alles bederven. Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit. De loods beaamt dat er iemand overboord sprong en naar de kust zwom. Hij draait zich om, geeft mij een knipoog en loopt de brug weer op. Langzaam lost de angstknoop in mij maag op. Als Manuel straks van boord gaat, zal ik een slof Stuyvesant in zijn tas stoppen. Trots dat hij toch gelijk heeft, schenkt de luit zichzelf en de ouwe nog eens in. ‘Die komt niet ver’ zegt de luit:’het stikt hier van de haaien en anders brengt een patrouille hem wel terug en dan is het ”pang”, morto! Salute!’ ‘Proost’ zegt de ouwe verbouwereerd en kijkt me vragend aan. Ik leg uit dat de luit tevredengesteld is. De ouwe scheert een nieuwe fles in, nu wordt het pas echt gezellig. De luit, die onderhand denkt dat híj de gastheer is, schenkt achter elkaar de glazen vol en roept:’Salute’, ‘proost’ antwoordt die ouwe. De drank heeft intussen alle taalbarrières weggenomen want als ik weer probeer een en ander te vertalen, brult die ouwe:’Waah bemoei jeje mee, snotaap? Denk je goffedomme dat hik geen hoe heet ut, eh… je weetwel vuhsta?’ De luit, die het nu roerend met die ouwe eens is, gaat ook nog even op zijn strepen staan en staat ook al tegen me te brullen. Het is maar goed dat ik even ben vergeten dat “hijo de puta” hoerenjong betekent, anders zou ik me nog beledigd moeten voelen ook. Hoe dan ook, mijn taak zit er op, dus verdwijn ik naar beneden om mijn maats in te lichten. Na een uurtje blijkt eens te meer, dat Jan de zeeman beter kan zuipen dan een walslurp. De ouwe komt, hoewel iets uit het lood, op eigen benen aan dek. De luit die als een natte dweil tussen de tweede en de sparks in hangt, kokhalst en keert zijn maag om. Een golf braaksel, waarvan een niet onaanzienlijk deel op de glimmend gepoetste schoenen van de sparks terecht komt, kletst aan dek. De sparks is des duivels en laat de luit los. De tweede kan het slappe lichaam niet meer overeind houden en de luit valt voorover in zijn eigen kots. We werken de luit, niet al te zachtzinnig, over de muur en laten hem in de motorboot pleuren. Zijn mannen duwen af en varen terug naar Villa Cisneros. De ouwe roept naar de eerste, die al die tijd de boot heeft gaande gehouden, dat hij als de donder moet maken dat we hier wegkomen:’Vooh dat die gohje zuiplap tjug komt!’ Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 26 mei 2008 07:48 #33160
|
ja dat hadden we kunnen verwachten natuurlijk.
die voelde ik al aankomen die ontsnapping, maar waar blijft het VERVOLG PS AAN DE BEHEERDERS, HET FORUM LOOPT MAAT 2 UUR ACHTER HOOR |
wat voor boot maakt niet uit, we varen toch allemaal in het zelfde water
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 26 mei 2008 09:23 #33168
|
Ha, dat klinkt weer als een jongensboek, Albert! Zo langzamerhand ga ik me ook afvragen hoe de lever van de hoofdpersonen erbij staat of hangt.
PS AAN DANNY: hoe kom je erbij? Check de tijdzone in je profiel eventjes |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 26 mei 2008 10:48 #33175
|
hahahahahah delphie, als een pasteitje denk ik
|
wat voor boot maakt niet uit, we varen toch allemaal in het zelfde water
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 29 mei 2008 06:50 #33443
|
De "Zeeland"
Ome Romer strikes again. We liggen weer op ons oude stekkie, voor anker bij de “Saipa Prima” en de “Help”. Toen ik gister met de verstekeling op de proppen kwam dacht ik echt even dat die ouwe me zou kielhalen, wat heb ik op mijn sodemieter gehad, niet tekort! Maar die ouwe, die helemaal niet zo kwaad is als hij zich voordoet, komt niet aanzetten met ontslag of gagestraf. Martin, die al helemaal ingeburgerd is, heeft wat kleren van ons gekregen en werkt nu in korte broek en T shirt mee aan dek. Alleen als er een patrouille op het strand verschijnt, gaat hij onderdeks. Vanavond gaan we weer trekken aan de Saipa. De straaljagerpomp heeft met laagwater een beste bult zand weggehaald, nu maar hopen dat het genoeg is. Wat een straaljagerpomp is? Tja, hoe moet ik dat nu uitleggen? Ik kan beter vertellen wat hij doet. Het komt er op neer dat als dat kreng start, er eerst een steekvlam van een meter of negen uitkomt, dus als je geen saté wilt worden moet je er niet achter gaan staan. Daarbij, maakt hij nog meer herrie dan een ouwe Star-Fighter dus stop maar een pak watten in je oren. En werk verzetten dat hij doet, niet normaal meer! Hij zuigt alles op wat hij voor zijn bek krijgt, water, zand en stenen. ‘Ja’ zegt de tweede vetpriester:’ zelfs je schoonmoeder werkt ie voor je weg. Je mot alleen maar an d‘r vrage of ze naar “het vogeltje” wil kijke, effe starte en… hadsekidéé, kattevoer!’ Het is zover, ankerop en langzaam de draad uitstomen. Er staat wat swell uit het westen, dat kan ook meehelpen. De “Help” zet zijn draad harpstijf en wij beginnen te “scheren”, het water staat aan dek. Even later meld de “Help”:’Hij begint te komen, we hebben nu zes meter draad gehieuwd.’ ‘Verdomme, dat ziet er goed uit en het is nog niet eens pal hoogwater, er komt nog een kleine meter bij.’zegt de tweede. ‘Stil man’ roept Keessie die héééélemaal niet bijgelovig is:’Als Ome Romer dat hoort…..’ Te laat, van de Saipa komt de boodschap;’Zeeland stoppen, onmiddellijk stoppen met trekken, de Help, draad stijf houden maar niet verder hieuwen!’ Na een kwartiertje krijgen we te horen wat er loos is. Er is een scheur ontstaan in de zij ter hoogte van het vriesruim en het water staat aan de achterkant al boven de buikdenning. Dat wordt vannacht niets meer, dus gaan we maar weer vooranker. Tegen laagwater gaat er een pomp in het ruim en worden er, aan de buitenkant, platen over de scheur gelast. Dan is het wachten op hoogwater. Helaas, de sparks komt met een weerbericht op de proppen waar je niet blij van wordt. De verwachting voor komende nacht is, SW 7-8 met 9 in de buien. Dat betekent wegwezen! We halen de sleepdraad binnen tot we het begin van de voorloper aan dek hebben. Dan gaat er een kettingstopper om, die aan een draad op de winchkop zit. We steken een neuring met een ankertonnetje op de voorloper en maken de sluiting los. Het tonnetje met de tamp van de neuring gaat alvast over de muur. Het oog van de voorloper wordt nu met een stuk manilla gezekerd. We vieren de kettingstopper tot de kracht op de manilla komt en halen de stopper er af. Nu komt Rinus met een vlijmscherp mes, twee flinke halen en pats, met een rotgang vliegt de voorloper overboord, de vonken vliegen eraf. Ook de “Help” maakt aanstalten om te vertrekken. Hier aan lagerwal hebben we nu niks meer te zoeken, dus stomen we langzaam naar dieper water waar we gaan liggen steken. Het was een hobbelig zeetje vannacht, met nu en dan een beste puist wind, we hebben dan ook zo af en toe behoorlijke halen gemaakt. In de kombuis was het vanmorgen een puinhoop, dus is de kok kwaad en dát zullen wij dan moeten ontgelden, de warme prak zal wel weer niet te vreten zijn. Het loopt al tegen de middag, het zeetje is redelijk kalm, er loopt nog wel een best stuk deining maar dat zal vanavond al een stuk minder zijn. We stomen kalm richting kust en kunnen eerst nog warm schaften, voordat we de voorloper gaan oppikken. Tot onze verbazing, is het eten best smakelijk, heel lekker zelfs. De kok wordt dan ook bedolven onder de complimenten. ‘Zo gifmenger, je begint het eindelijk eens een beetje te leren.’ ‘Zie je wel, als we maar hard genoeg op je kankeren, wordt het vreten vanzelf beter.’ ‘Hé, vetklep, hei je eindeluk een kookboekie gevonde?’ ‘Jongens, lig niet te zeike,’ zegt Rinus:’Het eten was prima de luxe, mijn complimenten chef.’ Wat een paar vriendelijke woorden al niet kunnen doen, de kok staat te glimmen van plezier. ‘Mot je nou es kijke, wat een kind hè, nog effe dan gaattie nog bloze ook.’ We staan voorop, te kijken naar de Saipa, die in de verte al te zien is. Boven ons zegt de eerste:’Vannacht moet het lukken, anders moeten we wachten op het volgende springtij.’ We komen dichterbij. ‘Ze ligt anders.’ zegt Wimpie. Hij heeft gelijk, de hoek die de romp met de kustlijn maakt is veranderd. Ook maakt ze wat meer slagzij, niet veel maar wel duidelijk te zien. Er wordt per walky talky radiocontact gemaakt. De Saipa ging vannacht met hoogwater zo erg schudden en klappen, dat de mannen het niet meer vertrouwden en van boord zijn gegaan om, een stuk hoger op het strand, de ochtend af te wachten. Dat was geen lolletje daar in de openlucht, want het regende de hele nacht, kei en kei hard, ‘Alsof de zee uit de lucht viel’. Verderop, boven de woestijn, regent het nog steeds, de lucht ziet er letterlijk zwart. De situatie is verslechterd, de Saipa ligt hoger op het strand dan gister en heeft er bovendien nog een paar scheuren bij gekregen, we zijn weer terug bij af. We kijken elkaar vragend aan:’Ome Romer?’ We zeggen niets maar knikken slechts. Na pikheet komt de tweede vragen wie er op de Saipa wil aflossen:’Martin maar niet, die moet uit het zicht blijven, die halve Arabier (hierbij knikt hij naar mij) hoef ik niks te vragen, die staat al op de lijst, wie nog meer?’ Er melden zich nog twee man en de vierde vrijwilliger wordt door bootsman Rinus aangewezen:’Rot jij maar voor een dag of wat naar de Saipa, dan hebben wij ook eens rust.’ Waneer we op het strand arriveren regent het alweer, met bakken valt het naar beneden. We klauteren snel met onze verse voorraden aan boord en lossen de ouwe ploeg af. We leggen nog een kaartje en doen nog effe een “beetje” maar als de fles leeg is, kruipen we op ons luchtbedjes om er een boerenacht te maken. . De volgende morgen is de lucht onbewolkt en blauw als vanouds. De slaap uit mijn ogen wrijvend kom ik aan dek. Vanaf hier heb je een mooi uitzicht over de woestijn, ik kijk en wrijf nog eens m’n ogen uit. ‘Krijg nou effe het hompeschompe-apeschape met vliegende start!’ Wat hebben ze me nou geflikt? Mijn woestijn is weg, er is geen korreltje zand meer over, waar je ook kijkt, alles is groen! Het is prachtig, na weken en weken van alleen maar zand en zee, is dit een genot om naar te kijken. ‘Hé jongens, kom es kijke!’ We vliegen de loodsladder af en rennen het groen in, stomverbaasd om ons heen kijkend. Anderhalf etmaal geleden begon de regen en nu zijn er al plantjes bij van meer dan tien centimeter hoog! Kijk, daar komt Ali naar ons toe, hij is helemaal door het dolle heen. Met een idiote grijns op zijn behaarde tronie, lacht, zingt en schreeuwt hij zijn vreugde uit. ‘Zeven jaar, zeven jaar geen regen en nu, oh Allah is goed!’ Hij staat nu pal voor me, kijkt me stralend aan en voor ik weet wat er gebeurt, zoent hij me bakboord, stuurboord en recht voor de boeg. Ik begrijp niet wat vrouwen zien in een kerel met een baard, bah! Ik klop hem maar eens enthousiast op zijn schouders en zeg hem hoe mooi ik alles vind. Wanneer we teruglopen, zegt Gerrit: Wat ik vrage wil, zijne jullie al verloofd of hebbie allenig maar verkering?’ Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 29 mei 2008 07:17 #33445
|
Ik begrijp niet wat vrouwen zien in een kerel met een baard, bah! Winnaar van de quote van de dag-competitie! |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 02 juni 2008 21:27 #33667
|
De "Zeeland"
“Luilebol” Mijn torn op de Saipa is alweer voorbij en ik zit weer op de “Zeeland”. Ik lig net lekker in m’n vlooienbunker te meuren, het is een uur of één ’s nachts, als de ankerwacht alarm slaat. We vliegen aan dek, er staat geen wind de zee is black en de sterren stralen helder. We liggen zo te zien nog precies op ons stekkie en ook op de “Help”en de Saipa is alles rustig. ‘Wat is verdomme aan de hand Luilebol,’ zegt Rinus: ben je bang in ’t donker, mot ik je handje komme vasthouwe?’ “Luilebol” kan van opwinding nauwelijks uit zijn woorden komen:’Een vl, vliegtuig daar!’en hij wijst naar de woestijn. ‘Ja en wat is daarmee?’zegt de ouwe die er ook bij is komen staan. ‘Vuur, allemaal vuur, daar, neergestort.’ De ouwe trekt het verhaal met moeite uit “Luilebol”. In het kort komt het er op neer dat een brandend vliegtuig, vanaf zee over de kustlijn de woestijn in vloog. De sparks, de enige die door alle herrie niet wakker werd, moet nu ook zijn nest uit. De ouwe laat hem contact maken met Villa Cisneros. Nog geen drie kwartier later komt er een eenmotorig toestelletje aangevlogen . Pal boven ons maakt het een scherpe draai naar stuurboord en vliegt de woestijn in, even later zien we dan weer zijn groene boordlicht en dan weer zijn rode. Al zoekslagen makend verdwijnt het uit zicht en even later hoor je ook zijn motor niet meer. Niemand gaat nog naar zijn kooi, iedereen wil weten hoe dit afloopt. Nog wat later horen we het geluid van half –tracks en af en toe zien we de lichtbundels van hun koplampen tegen de lucht wanneer ze tegen een heuvel oprijden. Het is onderhand al daglicht en nog steeds gaat het zoeken door. Ver na de middag wordt het zoeken gestaakt, er is niets gevonden en ook wordt er nergens een toestel vermist. “Luilebol” wordt wel een beetje scheef aangekeken, maar hij blijft er bij dat er een brandend vliegtuig de woestijn in vloog. Verdomme, nu is het alweer raak, in de ochtendschemering heeft “Luilebol” alweer iets gezien. ‘Wat is er nú weer aan de hand?’ vraagt Rinus. ‘Een onderzeeër. Ik zag een onderzeeër’ ‘Ja hoor, met groene mannetjes en zwarte toplichies zeker?’ ‘ Nee echt, daar was het, tussen het strand en de “Help” ik zag hem daar varen en opeens dook hij onder.’ De ouwe, die zichtbaar chagrijnig is door tekort aan slaap, mengt zich nu ook in het gesprek en informeert bezorgd naar “Luilebol ’s geestelijke gezondheid: ’Ben jij nou, god hier en gunter, helemaal van de pot gerukt, randdebiel die je daar bent, heb je dan helemaal geen hersens in die stomme kop van je? Een onderzeeër die duikt in nog geen vijf meter water, waar haalt die idioot het vandaan?’ Bij deze laatste woorden kijkt hij ons verbijsterd aan. Dit vatten we op als zijnde een serieuze vraag, even later is iedereen met iedereen in discussie en staat “Luilebol” er een beetje verloren bij. ‘Volgens mij is hij getikt’ zegt de sparks. ‘Ja’ zegt de oppervetpriester:’Jij als ervaringsdeskundige kan het weten.’ Nu wordt de sparks vals en suggereert dat onze HWTK maar eens wat meer de frisse zeelucht moet opsnuiven:’ Want die spuitbus ether is er om je motortjes te starten en niet voor persoonlijk gebruik.’ De HWTK spuugt vuur, zijn hand gaat al naar zijn bahco maar tevergeefs, hij heeft zijn overall nog niet aan. De sparks doet er toch maar een paar klappies af en brengt het gesprek en daarmee de aandacht, weer terug op “Luilebol”. De 3e vetpriester vraagt hem bezorgd:’Ben je soms met je kop tegen iets hards aangelopen?’ dit gebeurt hem, dankzij zijn lengte, zelf namelijk dagelijks, ’zo hard dat je sterretjes ziet en effe moet gaan zitten?’ Nee, dat is het niet en iedereen verzint weer van alles, er vliegen medische termen door de lucht, waarvan de meeste niet in het boekje “Hoe word ik psychiater in twaalf lessen” staan. ‘Ik weet het’ zegt de kok met z’n vingertje in de lucht:’Ik weet wat ‘ie heb.’ Hij staat er zowat bij te dansen. ‘Ja hoor, onze waarzegster hip weer in d’r kristalle bolletje gekeke. Nou Annie, laat maar es effies hore, kenne we lache.’ Iedereen kijkt nu naar de kok die, zichtbaar blij met ieders aandacht, roept:’ Tropenkolder, hij heeft tropenkolder!’ Niemand lacht. Eindelijk een verklaring voor het gedrag van “Luilebol”, waar we mee uit de voeten kunnen. De kok straalt, hij staat volop in de belangstelling en iedereen is het met hem eens. Hij is dolgelukkig, zijn dag kan niet meer stuk, zelfs niet wanneer Keessie zegt:’ Ach ja, zo zie je maar, zelfs een stilstaande klok heb twee keer per etmaal gelijk.’ De hogedruk besluit na rijpberaad, dat de patiënt een weekje in de ziekenboeg moet doorbrengen. De blinde klep voor de poort, want zonlicht is taboe. Als medicijn krijgt hij zouttabletten. Je weet wel, die smerige zonder suikerlaagje, waar je van kokhalzen moet. Er broeit iets daar boven. De sparks zit al uren in de radiohut en komt er alleen af en toe uit om met die ouwe te praten. We vragen wat er loos is maar de sparks zegt alleen maar:’Vraag maar aan die ouwe.’ De ouwe zegt:’Jullie zullen het wel merken.’ Dat zal dan wel maar voorlopig merken we geen ene moer, van wat dan ook. Alleen de kok weet exact wat er staat te gebeuren en komt ieder half uur met een ander scenario aanzetten. Het is al half twaalf maar niemand zoekt zijn kooi op, eerst willen we weten wat er speelt. Een job kan het niet zijn, dan waren we allang weggeweest. Daar komt de eerste. ‘Jongens, we gaan een moonlicht-trip maken, dat wil zeggen zonder moonlicht en ook zonder dekverlichting. Doe de blinde kleppen voor alle poorten en doe de lampen in de gangen uit daarna gaan we ankerop, langzaam en met zo min mogelijk herrie.’ Op één hoofdmotor met zo min mogelijk toeren vertrekken we. Als een spookschip, zonder enige verlichting, glijden we door de nacht. We koersen pal West, de Atlantic op. Na een half uurtje laat die ouwe steeds meer toeren maken, tot we zo‘n acht mijl lopen. Even later gaat ook de navigatieverlichting aan. We zijn al een behoorlijk eindje zwemmen uit de kust, een mijl of twaalf schat ik, als we opeens vaart minderen en gaan liggen drijven. De kok, die bijkant barst van nieuwsgierigheid, komt nu bij ons vissen naar nieuws. Rinus “verspreekt” zich bijna en doet hem geloven dat hij het wel weet maar niet verder mag vertellen. De kok wringt zich in alle bochten, om Rinus het “geheim “ te ontfutselen. Hij komt zelfs op de proppen met:’Je weet toch hoe goed ik een geheim kan bewaren, ik zweer je, ik zal het aan geen hond vertellen.’ ‘Dat geloof ik graag,’zegt Rinus:’want die hebben we ook niet aan boord (Kopere Willem zit met Dakar op de Saipa). Maar ik mag niets zeggen van die ouwe, dat heb ik op de Bijbel moeten zweren.’ ‘Op de Bijbel?’zegt de kok vol ontzag:’Wat heb je dan gezworen, welke woorden moest je zeggen?’ ‘Wel, vooruit dan maar’ zegt Rinus met gedempte stem en kijkt geheimzinnig om zich heen:’luister goed.’ De kok kruipt zo wat in hem, om maar geen woord te hoeven missen van de eed van Rinus. Rinus gaat rechtop staan, met een hand in de lucht en de andere op een pakkie Zware van Nelle en spreekt plechtig de volgende woorden uit:’Ik Rinus, bootsman van de Nederlandse zeesleper Zeeland, zweer en beloof plechtig …. dat ik die nieuwsgierige rotkok een knal voor zijn kanis verkoop als ie nou nóg langer blijft doorzeiken.’ Afscheid. We zien in het zuiden een paar toplichtjes boven de kim komen. Onze radar, dezelfde waar Noach destijds ook al op stond te schelden, krijgt tien minuten later ook iets in beeld. We liggen nog steeds te drijven en die schuit koerst zowat recht op ons af. De kok weet, natuurlijk weer als eerste, wat er loos is:’Dat is een Spaans oorlogsschip, die komt voor Martin, daarom dee die ouwe zo geheimzinnig.’ Op dat moment roept die ouwe Martin bij zich. ‘Zie je wel?’ Zegt de kok:’Wat een achterbakse luizestreek van die ouwe, hij levert die arreme jonge zonder pardon an ze beule uit, daarom wou ie niks zegge.’ De kok gaat verder:’Die ouwe is niet te vertrouwe, ik heb het altijd al geweten, dat zag ik an ze oge, echt eerlijk waar, kijk maar es goed naar ze oge.’ Dat andere schip stuurt wat af, je ziet zijn toplichten verder uit elkaar gaan en zijn rode boordlicht verdwijnt. Hij is nu bijna dwars, opeens geeft de “Zeeland” halve kracht vooruit met hard SB roer. Even later stomen we op zo’n kwart mijl van dat andere schip, op convergerende koersen. Zij hebben vaart verminderd en langzaam komen we naar elkaar toe. We zien nog steeds niet wat daar vaart, want ook zij hebben geen enkele dekverlichting aan. Opeens staat Martin tussen ons in, met tranen op zijn smoel zegt hij:’Jongens, ik wist hier niets van, die ouwe heeft het me net verteld, ik ga naar huis! Nog hartstikke bedankt voor alles.’ Naast ons doemt een donkere scheepswand op, even knipt er een zaklamp aan en zien we een loodsladder hangen. ‘Ja, nu.’ Roept de stem van de ouwe. Als een kat vliegt Martin tegen de loodsladder op. Met een ‘Hou doe!’ uit het duister en een ‘Tot ziens!’ van ons is hij vertrokken, een verbouwereerd zooitje ongeregeld achterlatend. Voor we beseffen dat dit een onherroepelijk afscheid is, horen we ver boven ons het gerinkel van een telegraaf en schuift het grote schip voorbij. In het schijnsel van ons toplicht zien we nog net een stuk van de kont met; ….KUST ...RDAM Na alle geheimzinnigheid en spanning van de laatste uren, volgt nu de anticlimax. Martin was, voor korte tijd, een goeie maat en het afscheid was te abrupt. We voelen ons leeg en hoewel niemand dat zal toegeven, ook een beetje verdrietig. Langzaam komen de gesprekken weer opgang. ‘In Holland is het winter en hij heeft goddomme helemaal niks bij zich, geen lange broek, geen trui of jas, geen ene sodemieter, nog geen tandenborstel.’ ‘Ja, die arme donder heb allenig maar een korte broek an ze reet en een paar sandale zonder sokke an ze pote.’ ‘Dat zal wel meevallen’ zegt Rinus:’Hij zal daar aanboord heus wel wat kleren en zo krijgen.’ ‘Kweetniet’ zegt Keessie twijfelend:’Ze benne niet allemaal zo vrijgevig as wij.’ Met gezichten, waarop de onbaatzuchtigheid alleen overtroffen wordt door zelfingenomenheid, beaamd iedereen deze uitspraak. En even zwelgen we in het zelfde gevoel, dat de “Barmhartige Samaritaan” moet hebben gehad, toen hij zijn mantel weggaf aan een of andere sloeber die hem harder nodig had. Dan zegt Gerrit:’Hé gifmenger, wat had jij daarstraks over die ouwe te zegge?’ Met een schok zijn we weer op aarde beland en kijken de vetklep vuil aan. Even hangt er een gezellige lynchpartij in de lucht maar Rinus grijpt in en zegt:’Chef, van mij mogen ze je uitbenen met een bot broodmes. Máár, als je nú sodesubiet je kookhok in rot en een stevig schurrefie voor ons in mekaar flikkert, zal ik de meute nog effe in toom houwe.’ De kok, die wel doorheeft dat hij een behoorlijke kans maakt een verbouwde voorgevel op te lopen, verdwijnt haastig in de kombuis. We zijn weer terug bij de Saipa en ’s middags met een pot bier op het achterdek, vragen we die ouwe waarom hij zo geheimzinnig had gedaan, vertrouwt hij ons soms niet? ‘Vertrouwen?’ Zegt die ouwe:’ Jullie wel maar wàt, als Ome Romer erachter was gekomen? Bovendien, al die nieuwsgierige smoelen van jullie, dat was goud waard.’ Eindelijk krijgen we te horen wat er allemaal speelde. Het begon al toen Martin tevoorschijn kwam. Die dag zijn er de nodige telegrammen met het kantoor uitgewisseld, allemaal in de eigen Wijsmuller code. Vervolgens heeft het kantoor contact opgenomen met de nodige ministeries, om te zien of Martin wat op zijn kerfstok had en om te zorgen dat hij zonder paspoort toch Nederland in mag. Daarna is er contact opgenomen met de “Holland West-Afrika Lijn”, met als uiteindelijke resultaat, het driftige seinen van onze sparks met het “Spaanse oorlogsschip” en het stiekeme rendez-vous van afgelopen nacht. Uiteindelijk is dit de beste oplossing, want met Martin aanboord kunnen we geen enkele Spaanse haven aanlopen, dus ook Las Palmas niet en dat is wel eventjes de dichtstbijzijnde bunkerhaven. De ouwe besluit zijn uitleg met:’Als ze hem hier aanboord zouden vinden, kreeg híj een enkele reis kerkhof maar jij en ik (hier kijkt hij me even vuil aan) zouden in een Spaanse lik belanden, in één cel naar ik hopen mag.’ Bij deze laatste woorden straalt zijn gezicht pure moordzucht uit. Ik krijg het gevoel, dat ik nog beter af zou zijn in het clubhuis van een stel homofiele Amerikaanse Hell’s-Angels, dan in een knus celletje samen met die ouwe, hoewel…brrr! Ik denk dat ik straks maar naar het strand zwem, kan ik even lekker in mijn uppie een paar uurtjes door de woestijn wandelen. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 02 juni 2008 21:41 #33671
|
Hij is erg mooi, Albert. Niet alleen het verhaal zelf, ook je schrijfwijze is flink vooruit gegaan. Hulde!
Als je ooit nog overweegt om je verhalen in boekvorm uit te brengen heb ik nog wel wat tipjes voor je |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 03 juni 2008 05:39 #33674
|
Mooi stukkie weer!!!
Hulde En inderdaad Pi Chang heeft niet voor niets lopen ploeteren. |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 03 juni 2008 09:00 #33682
|
Dank je, Albert. Ik heb weer genoten!!
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Tijd voor maken pagina: 0.210 seconden