Welkom,
Gasten
|
Onderwerp: De 'ZEELAND'
Re: De "ZEELAND" 03 apr 2008 18:09 #30410
|
leuke verhalen! Ik krijg hierdoor zo'n zin in het varen! Over 'n paar jaar zal ik ook wel wat stukjes over mn stagevaren schrijven! hé Coen, Welke studie doe je en waar denk je te gaan stagevaren? Groet, Shackle ex STM/WTK GHV Hey Shackle, Ik doe Maritiem officier Mbo4 (machinist/stuurman in 1). Ik zit in t eerste jaar dus weet nog niet precies waar ik wil stagevaren.. maar misschien de HAL, Jumbo, Stad Amsterdam, offshore of NIOS (Nederlands Instituut Onderzoek der Zeeën). Deze zomer ben ik nog op zoek naar 'n een varend bijbaantje buitengaats... maar dat zal wel loslopen. |
Whatever you do, or dream you can, begin it, boldness has genius, power, and magic in it
-Johann Wolfgang van Goethe
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 05 apr 2008 11:34 #30487
|
De "Zeeland"
Kaapstad We naderen Kaapstad. Er staat hier een dikke swell en we gaan behoorlijk te keer. Hoe verder we komen, des te rotter wordt het zeetje, logisch want hier komen twee oceanen bij elkaar. De wind neemt ook steeds meer toe. Kaap de Goede Hoop, werd vroeger niet voor niets Stormkaap genoemd. De molen maakt flinke halen. Af en toe lijkt het of hij om wil sodemieteren. De runners denken er blijkbaar net zo over, want ze staan met zwemvest aan naast een opgeblazen dingy aan dek. De ouwe brengt ons eerst een heel end voorbij de baai tegen het zeetje in, want nu met deze zee er dwars in te gaan liggen, dat is gekkenwerk. Er lopen hier echte volwassen golven, zo hoog dat zelfs de molen af en toe uit het zicht is. Nu gaan we de draden opkorten, zo dat we beter manoeuvreren kunnen. Op het achterdek, dat constant overspoeld wordt sta je af en toe tot aan je middel in het water. Ook ga je door de kracht van het zeetje onderuit en spoel je zowat overboord maar steeds vind je wel weer ergens houvast of grijpt een van je maats je op tijd bij je kladden en helpt je in één ruk weer overeind. Als wij klaar zijn, worden alle blikken naar boven gericht, waar die ouwe op de vleugel bij de telegraaf staat. We moeten op het juiste moment rond, om het zeetje in de kont te krijgen. Voor het eerst op deze reis staan beide hoofdmotoren bij, nog wel “dead-slow”, maar stand-by voor het echte werk. Die ouwe is de rust zelve. Hij neemt er alle tijd voor en kijkt voortdurend naar de zee. We staan vol spanning te wachten. ‘Verdomme, nu heeft hij alweer een kans gemist, we hadden allang rond gekund’. ‘Ach man, rot op, als jij het beter ken dan die ouwe, mot je daar zelf maar gaan staan en anders kan je beter je smoel houwe’. ‘Ben je belazerd, as hij daar bove staat ken je beter metéén over de fucking side stappe’. ‘Ach man, ga je tanden poetse, je stinkt uit je bek’. ‘Da ’s waar, maar me reet ruikt als een roosje, als je zoet bent mag je straks effe ruiken’. Terwijl we dit soort beleefdheden uitwisselen, blijven de ogen strak op die ouwe gericht. Opeens geeft hij kalm een roercommando, rukt de telegraaf heen en weer en drukt hem naar “full ahead”. Nu laat de oude dame zien dat ze nog pit in haar lijf heeft. Er komt een bult water onder de kont vandaan waar je u tegen zegt. Het achterschip zwaait rond terwijl we tegen een beste heuvel water op knokken en voor je begrijpt hoe hij het flikt, heeft die ouwe ons naast de onderlosser gebracht, die al rond komt. Nu wordt de molen hoog opgetild en schuift aan de andere kant van die berg water weer naar beneden. De draad komt stijf en de molen begint rond te komen. De ouwe speelt constant met de telegraaf en geeft roercommando’s, dat alles met een gemak waar je van staat te kijken. Net voor de volgende grote jongen bij de molen is, ligt deze slaags en rijdt er rustig overheen. Mijn respect voor die ouwe is met sprongen gestegen, wat een zeeman! Op ons gemak “surfen” we rustig voor het zeetje uit naar Kaapstad. We leveren de sleep af en nemen de runners met hun uitrusting aan boord. Het meeste gaat in het trossenruim maar de grote motorpompen worden aan dek tegen de beting gesjord. We bunkeren en provianderen. Waterladen hoeft niet, want zolang er een hoofdmotor draait, kunnen we in onze eigen zoetwaterbehoefte voorzien. We blijven een nacht binnen en natuurlijk moet er ’s avonds gestapt worden. We krijgen nog een preek over omgang met de gekleurde medemens in het algemeen en die van het zwakke geslacht in het bijzonder. Ook worden we nog even gewezen op de gevaren aan de wal, zoals daar zijn: A. Een geslachtziekte. B. Een beroving. C. Stokslagen, ( in geval je A. bij het verkeerde ras probeert op te lopen.) D. Vul maar in en kleur de plaatjes…….! Kortom, welkom in Suid-Afrika waar die Boer regeert en die Swartman crepeert. Met losse boot, koers noord. De volgende morgen vertrekken we richting IJmuiden, in afwachting van orders. We lopen economische speed, halve kracht op één motor maar wat een snelheid, wel 8 mijl, je zou er bang van worden. Nu de vijf runners weer bij ons aanboord zitten, moet ik mijn hut delen met Koperen Willem en nog een andere runner. Dat is geen ramp want we zitten met zijn drieën in een vierpersoons hut. Het is alleen niet zo geinig dat “Dakar” geen leuk klein hondje blijkt te zijn, maar meer een halfwas Duitse herder. Het lieverdje heeft een vlijmscherp gebit en heeft al een paar keer diep in mijn kuiten gebeten. Een keer toen ik slaperig uit mijn kooi kwam en een keer toen ik ’s nachts na mijn wacht, voorzichtig zonder het licht aan te doen om de anderen niet wakker te maken, mijn hut binnen kwam. Het beest heeft al zoveel op zijn sodemieter gehad van Willem, dat hij een valse angsthapper is geworden. Steeds weer probeer ik om vriendjes met hem te worden maar dan denkt hij dat ik bang voor hem ben en probeert weer te bijten. Het enige wat helpt is een kwaaie stem en een schopbeweging, dan kruipt hij jankend in een hoekje. Het liefst zou ik echt schoppen, onder de kloten van Willem wel te verstaan! Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 09 apr 2008 07:44 #30665
|
De "Zeeland"
Een “vlotte” berging. We zitten nu ter hoogte van Senegal en hebben nog steeds geen orders. Onze sparks zit weer, ver na pikheet, in zijn badjas aan een geroosterd boterhammetje te knabbelen, verdiept in de klassieken. Plots schiet hij overeind, sprint naar de radiohut terwijl zijn boek (Mickey Spillane “Aasgier en Asfaltbloem”), totaal vergeten op het dek valt. Na een minuut of wat komt hij met een telegram in zijn handen langs de toegestroomde nieuwsgierigen maar geeft geen antwoord op onze vragen en verdwijnt in die ouwe zijn hut. De kok geeft te kennen dat hij allang weet wat de orders zijn:’Met losse boot naar de States en dan via Honolulu, met een aircraft-carrier voor de sloop, naar Japan’. ‘Ja hoor chef, jij op Honolulu met van die mooie meiden, allemaal in een bananenrokkie en straal verliefd op jouw lelijke smoel, droom maar lekker door.’ Dan komt die ouwe en duikt met de eerste stuurman in de kaarten en almanak. De automaat wordt op een nieuwe koers ingesteld en de machinekamer krijgt opdracht om ook de andere hoofdmotor te starten. De telegraaf gaat op volle kracht en we spuiten er met 14 à 15 mijl vandoor. Koers en snelheid duiden niet op een reisje States maar meer op een “jop” in de buurt van de kust. Eindelijk krijgen we te horen wat er loos is. Ergens in een riviermonding ten zuiden van Dakar, zit een vrachtschip aan de grond. Het zit al dagenlang vast en loopt geen direct gevaar maar het is bijna springtij en dat mogen we niet laten verlopen, vandaar de haast. We arriveren bij het schip. Het is de “Hubert Prom”, een Franse stammenboot, zo een met de brug achterop en heel zwaar laadgerei. Het schip ligt op een zachte modderbank, zo vast als een huis. We maken een sleep verbinding per motorsloep en tegen het eind van de middag liggen we vooranker, op zo’n twee à driehonderd meter afstand van die boot, met de sleepdraad slap op de bodem tussen ons in. Na het eten zullen we een poging gaan wagen. Iedereen zit nu te schaften, behalve ik. Want wie heeft ankerwacht? De o/g. natuurlijk, wie anders. Verdomme, moet er nu voor dat stomme halfuurtje schaften ook al wacht gelopen worden? Ik heb honger en wil vreten! Ook wil ik niet straks beneden zitten als het spel gaat beginnen. Verrek, wat is dat? Krijg nou de kolere, die pokkeboot beweegt, verrek als het niet waar is. Nog even kijken voor de zekerheid, ja hoor die Fransoos komt steeds een beetje verder rond op de stroom. Ik vlieg naar de telegraaf en haal hem wel tien keer heen en weer, zo dat de bellen vanuit de machinekamer door het hele schip te horen zijn. De vetpriesters en olielui vliegen de machinekamer in, de dekcrew stormt aan dek en ik krijg te maken met een kapitein die vol argwaan naar mijn geestelijke gezondheid informeert. Mijn opwinding is snel over en ik begin nu aan mijn waarneming te twijfelen, maar ik zeg:’dat ding bewoog net kap, volgens mij komt ie los’. Als ik geen gelijk blijk te hebben, sta ik straks met mijn koffer op het vliegveld, dat zie ik zo duidelijk als wat in die ouwe zijn blik. Toch handelt hij direct. De motoren draaien al. Hij geeft twee commando’s: ’Anker op en sleepdraad stijf draaien’ en zet de telegraaf op langzaam vooruit. Nog voor dat de sleepdraad stijf komt ziet nu iedereen het schip bewegen maar op die Fransoos is geen hond te zien. Die zitten natuurlijk ook te schaften en hebben niet in de gaten dat ze, zonder onze hulp, al vlot zijn gekomen. Die ouwe maakt er een hele show van. Hij hangt even flink aan de fluit, zo dat die lui daar attent gemaakt worden op het gebeuren. Dan laat hij ons met grote halen van BB naar SB scheren zodat de neus van de stammenboot heen en weer gaat en het net is alsof we hem loswrikken uit de modder. Aan boord van die Fransman staan mensen te juichen en ons aan te moedigen, alsof we het op handkracht doen in plaats van met diesel power. Terwijl we ze naar diep water slepen zeggen we tegen elkaar: ’Ze moesten eens weten’! ‘Ja, maar dat loskomen hè, precies als we zitten te vreten, als jij net even de andere kant op had gekeken en zij iemand op wacht hadden gezet, hoefden ze alleen maar de sleepdraad los te pleuren en hadden wij het nakijken gehad, eigenlijk hebben we stront mazzel’. ‘Ja precies, want wie denk je dat er achter dat loskomen zat’? ‘Ome Romer’? We kijken elkaar aan en knikken ernstig. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 10 apr 2008 08:47 #30724
|
mooi verhaal albert.
zegt de naam Piet Hulscher jouw niks????? |
wat voor boot maakt niet uit, we varen toch allemaal in het zelfde water
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 10 apr 2008 14:47 #30742
|
Hoi Danny,
Dank voor het compliment. Nee de naam Hulscher doet geen belletje luiden, maar achternamen gebruik je aan boord niet en de naam Piet is niet bepaald een zeldzaamheid, dus zonder foto kan ik er geen persoon aan vastknopen. Vr. gr. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 10 apr 2008 15:00 #30744
|
ja heb wel een zwart wit foto maar heb geen scanner dus kan ik hem ook nie plaatsen.
misschien dat we elkaar eens treffen op een meeting ofzo zoals ik al eerder had geschreven heeft mijn opa voor verschillende rederijen gevaren en overal een levende legende geworden. op 68 jarige leeftijd heeft hij als invaller bij wijsmuller ( 8 december 1966 ) nog zijn poot verspilt omdat een matroos liep te klootzakken met een tros |
wat voor boot maakt niet uit, we varen toch allemaal in het zelfde water
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 10 apr 2008 18:11 #30746
|
Hoi Danny,
Heb nog even geinformeerd bij oud collega's en dit zijn de reacties. =============================================================== Als je Piet Hulscher bedoeld uit Beverwijk die Naast Koster de oud ijzerhandel heeft bgewoond, dan heb ik hem meegemaakt. Maar ik weet niet zoveel van hem. Ik meen, dat hij later ook naar de Hoogovens is gegaan. Gr Frans =============================================================== Albert, Zoekende naar Piet Hulscher kom ik er wel een tegen bij de bemanningslijsten, maar of die dat is denk ik niet want die ik heb gevonden, meestal met de voorletters P. W. Hulscher die staat ook na 1966 nog op de bemanningslijsten. Hij is vermeld vanaf 1963 tot en met 1979 en was eigenlijk een vaste klant voor Marsa El Brega en Zuetina. Als iemand er wat aanheeft dan kan ik die lijsten wel even plaatsen met zijn naam er op. Groet P. ================================================================ Navond Albert. Heb Piet een paar keer in de havendienst mee gemaakt, en ik dacht ook in Libye, maar zeker weten doe ik dat niet. was een ouwe flierefluiter, en had ook altijd lol. Is na zijn Wijsmuller tijd, dacht ik naar het Loodswezen gegaan. Groet Nico. ============================================================== Hallo Albert. Denk dat ik je voorgaand bericht niet goed gelezen heb, krijg de indruk, dat de Piet die ik toendertijd kende een jaartje of 40/45 was , misschien zijn vader [ die inviel 8 dec 66 ]. Groet Nico. ============================================================ Danny ik weet niet of deze antwoorden je verder helpen en of het hier inderdaad over je opa gaat maar mocht er meer binnenkomen, dan hoor je het nog. Vr. gr. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 12 apr 2008 07:34 #30795
|
De "Zeeland"
Sloependek tjetten. Na de berging van die Franse stammenboot zijn we met losse boot naar Dakar gegaan voor bunkeren en stores. Het is nog geen pikheet als we vastliggen en de boots roept Wimpie de andere o/g. en mij bij zich. ‘Moet je horen, we liggen een dag of twee binnen dus kunnen we mooi het sloependek in de tjet zetten zonder dat iedereen er met zijn grote platpoten doorheen baggert. Dat lijkt me een mooi joppie voor jullie twee en als je klaar bent mag je wat mij betreft gaan stappen, dus als je een beetje doorwerkt sta je voor drieën aan de wal maar een van de twee heeft boordwacht en moet voor achten weer aan boord zijn, toss er maar om.’ We gaan het werk eens bekijken. Op het sloependek zit een isolatie laag van een centimeter of zes, van een soortement kurk met cement. Het spul is waarschijnlijk net zo oud als de “Zeeland” zelf en zit vol scheuren en gaten. ‘Verdomme man, dat lukt nooit met een roller alleen’ zegt Wimpie. ‘Net wat je zegt en als we met deze tering hitte alles met kwast en kuttelikker moeten doen, zijn we vanavond nog niet klaar’. ‘Ja ja, “klaar de wal op”, zijn wij effe genaaid?’ Nu kan ik heel wat hebben maar stappen is een serieuze zaak en als ze dáár aan komen word ik vals. ‘Luister Wimpie, wij gaan op tijd stappen, we moeten alleen ons gereedschap aanpassen aan het werk.’ Ik leg uit wat ik bedoel en Wimpie is het gelijk met me eens, dit moet lukken. We nemen allebei een pot “Boottop” met een flinke kwast en beginnen met afzetten daar waar het nodig is. Pikheet slaan we over. We werken met een Jezus gang en dat is te zien ook maar een kniesoor die daar op let. Nu moeten we vierkante meters produceren, dus gooien we de geheime wapens in de strijd. Wimpie begint een bus “Boottop” van 20 liter uit te gieten over het dek en ik strijk het uit met een grote vloer wisser en een ouwe luiwagen. Af en toe moeten we eerst weer een paar grote bussen tjet halen, want het sloependek lust heel wat liters op deze manier. We zweten als otters en onze koppen zien nog rooier dan de “Boottop” maar we zijn wel tegen half twaalf klaar. Staande op de bovenste tree van de trap naar dek, kijk ik vol trots naar ons werk. Het ziet er prachtig uit, zelfs de scheuren en gaten zijn zo goed als verdwenen. We ruimen op en laten heel nonchalant wisser en luiwagen tussen wal en schip zakken. We staan ons schoon te maken met een lap peut, daar komt de boots:’Als jullie nu al stoppen voor de schaft red je het niet voor drieën, ik zou nog maar even doorgaan.’ ‘We zijn klaar Rinus, we gaan effe vreten en dan is het “schijten scheren schoenenpoetsen en de wal op”, Dakar here we come!’ De boots is hier nog niet van overtuigd en loopt de trap op tot voor het lijntje dat we daar gespannen hebben. Hij laat zijn blik over ons kunstwerk gaan en komt met een verbaasd gezicht weer naar beneden. ‘Oké, rot de wal maar op, als één van jullie maar voor achten terug is.’ Terwijl hij over de waterkering naar binnen stapt, werpt hij nog een wantrouwige blik over zijn schouder. Hij voelt op zijn klompen aan dat er iets niet klopt. Maar wat? We rennen onder de douche door, trekken een schone pendek, shorts en T-shirt aan. Snel een happie eten, nog even naar boven voor poen en hup de wal op. Daar doen we de dingen die zeelui verondersteld worden te doen, zoals het bezoeken van musea en andere bezienswaardigheden. Tegen achten, bamzaaien we nog even met als inzet wie er terug moet om boordwacht te lopen. Wimpie is de lul en neemt een taxi naar de boot, terwijl ik me weer bezig hou met wat Dakar aan cultuur te bieden heeft. Na nog even een bed te hebben opgezocht, alwaar ik de slaap niet vatten kan en binnen een half uur weer op straat sta, ontmoet ik een ploegje van de “Zeeland” waarmee ik nog veel meer cultuur opdoe. Al dat moois bekijken maakt dorstig en ondanks dat ik op aanraden van de kok mijn cola goed verdun met een plaatselijke specialiteit, raak ik goed in de lorum. Wanneer ik de anderen er van probeer te overtuigen dat ik nog even terug naar dat ene museum moet om een liggend naakt aan een nadere inspectie te onderwerpen, pakt de bootsman me in mijn lurven en gooit me achter in een taxi. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 12 apr 2008 08:28 #30797
|
Museum... Cultuur... Mmmm
Wel weer knap geschreven! |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 12 apr 2008 12:07 #30805
|
Tja martin, cultuur is een ruim begrip en niet ieder museum bevat oude zaken. :roll:
Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 15 apr 2008 16:36 #30966
|
Keep them comming, blijft schitterend leesvoer ...
|
Feeling 346di - www.ziltedromen.nl
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 15 apr 2008 17:20 #30968
|
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 15 apr 2008 17:39 #30970
|
Hallo JPD,
Keep them comming,blijft schitterend leesvoer ... Oké, zolang je er niet van boven je theewater raakt. Hoi Geert, De wereldberoemde musea van Dakar komen vooral ’s avonds goed tot hun recht. Wanneer de feeërieke verlichting, waarin de kleur rood domineert, de gebouwen en tuinen in een romantische gloed zet en de vrouwelijke gidsen de naar cultuur snakkende zeelieden aan de hand meevoeren naar privé ruimtes alwaar ze een goed gesprek hebben over West Afrikaanse zeden en gewoontes, dan blijkt eens te meer dat Jan de zeeman, als een waardig vertegenwoordiger van de Nederlandse normen en waarden, zijn mannetje staat. De "Zeeland" Apie ‘s voeren. De volgende morgen heb ik een kater van hier tot Tokio, verdomme, wat kan een mens beroerd zijn. Ik ga tot IJmuiden nergens meer de wal op, dat weet ik wel zeker! Overdag werk ik wat aan dek maar echt productie leveren is er niet bij. Tot overmaat van ramp staat bootsman Rinus ook nog tegen me te schreeuwen en ik heb al zo’n koppijn. ‘Wat hebben jullie godverdomme uitgevreten met dat sloependek? Alles plakt nog als de verdommenis, dat is in nog geen zes weken te belopen, stelletje tuig dat jullie zijn! Vooruit vertel op, wat hebben jullie gedaan’? Erger dan dit kan het niet worden, dus biecht ik alles maar eerlijk op en eindig met:’Als we het met de kwast hadden gedaan, waren we ‘s avonds laat nog niet klaar geweest en ik dacht dat het in deze hitte wel gauw droog zou zijn.’ ‘Ja op de vlakke gedeelten wel maar niet in de scheuren en gaten, stommeling. Had er dan op zijn minst een sloot siccatief door gepleurd’. Rinus, die als het er op aankomt een goeie vent is, verlinkt ons niet bij de eerste stuurman. Wel zegt hij tegen hem dat deze partij Boottop toch echt niet deugt. Deze avond heb ik boordwacht en blijf moederziel alleen achter. De eerste uren ben ik zoet met het piepers jassen voor een man of dertig. Tussendoor komen er nog vier Japanners van dat schip verderop ( de “Bikken Maru” of zo) In gebarentaal vragen ze of ze even in de vetput mogen kijken. Wat mij betreft kunnen ze kijken wat ze willen, zolang ze hun takken maar thuis houwen. Ik hou ze nauwlettend in de peiling maar ze blijven netjes overal van af. Wel staan ze even te zoeken naar de manoeuvreerstand. Die zie je al gauw over het hoofd, want dat is niet meer dan een ebonieten wieltje met een wijzertje er aan, zoals je wel op schakelborden in fabrieken ziet. We hebben twee G.M. hoofdmotoren van 1250 pk., die elk een dynamo aandrijven. Die leveren de stroom voor een dikke elektromotor met vertragingskast die op de schroefas zit. En met het ebonieten wieltje regel je alles, het heeft zowat dezelfde uitslag als het handel van de telegraaf, pijltje omhoog is stop, pijltje op acht uur is vol vooruit en pijltje op vier uur is volachteruit, een kind doet de was. Van vol vooruit naar vol achteruit is een kwestie van één polsbeweging en neemt slechts enkele seconden in beslag. Wanneer ik laat blijken dat de rondleiding er op zit, vertrekken de heren onder veel dankbetuigingen. Dat neem ik tenminste aan als ik hun beleefd lachende gezichten zie, want verstaan kan ik ze niet en voor hetzelfde geld trekken ze de huwelijkse staat van mijn ouwelui in twijfel. Nog een uurtje piepers jassen en dan maar eens een boekje van de sparks “lenen” uit het rekje in de officiersmess. De nacht sleept zich voort, het is al over drieën en er is, vreemd genoeg, nog niemand terug van de wal. Dan hoor ik remmen piepen op de kaai. Terwijl ik aan dek ga hoor ik hoe een mannenkoor, met veel enthousiasme en weinig talent, “de klok van Arnemuiden” ten gehore brengt. Een donkerblauwe vrachtwagen, met op het portier het woord POLICE, staat op de kaai. De vlakke laadvloer wordt geheel in beslag genomen door een grote getraliede kooi met aan de achterkant een trapje van drie treden dat naar een traliedeur met hangslot leidt. Achter de tralies in het halfduister zitten de koorleden, zo te zien is zowat iedereen aanwezig. Er stopt nog een politieauto, een Peugotje waar drie agenten uitkomen die met hun knuppels tegen de tralies slaan en ‘silence’ roepen. Daar storen de mannen zich niet aan en zingen vol vuur een voor mij nieuwe versie van “Aan het strand stil en verlaten” en eindigen dit schone lied met: ’Als hij worstelt met de golven en de dood voor ogen ziet, smeekt hij God schenk mij rabarber, want peen en uien lust ik niet!’ De smerissen zien het hopeloze van hun klopactie in en gaan in hun auto zitten wachten. Ik probeer uit te vinden wat er aan het handje is, maar de mannen weten dat ook niet en de smerissen laten weten dat er eerst een hogere pief bij moet komen. De heren van het koor geven te kennen dat ze wel trek hebben in een bittergarnituurtje en als dat niet kan, dan toch op zijn minst een boterhammetje met iets hartigs, ‘en doe er ook maar een pilsie bij’. Ik wip aan boord en maak een stapel sandwiches met worst en kaas, pleur deze op een dienblad dat ik op een doos Tuborg zet en breng dit aan de wal. Gek genoeg, houden de smerissen me niet tegen. Wanneer ik begin uit te delen, komen er steeds meer handen door de tralies. Het hele tafereeltje doet me aan iets denken en ik sta plots te brullen van het lachen, de tranen lopen over mijn smoel. Dan hoor ik:’Wat valt er hier verdomme te lachen?’ en kijk recht in het gezicht van onze gezagvoerder, die ook al zijn hand door de tralies heeft gestoken. Nog nahikkend zeg ik:’ Sorry kap, maar de laatste keer dat ik zo iets als dit zag, was in Artis bij de apenkooi’. Aan het gezicht van die ouwe is te zien dat als er geen tralies tussen ons zouden zitten, er wel eens iets heel akeligs met me zou kunnen gebeuren. Na het voederen der dieren, duurt het nog meer dan een uur voordat de hogere pief wordt voorgereden. Deze heeft meer goud op zijn schouders en kijkt ook een stuk intelligenter uit zijn ogen dan zijn ondergeschikten. Nu wordt ook duidelijk wat er aan de hand is. In het kort komt het hier op neer: In de stad gaat er een etalageruit van een juwelier aan gruzelementen. Op het bureau gaat het alarm af. De agentjes rijden rond, maar kunnen geen dader(s) vinden. De bemanning loopt net op dat moment naar de taxistandplaats. Agentjes denken:’Beter iets dan niets’ en arresteren het hele zwikkie. Op het bureau blijkt spoedig dat de mannen niets met de zaak te maken hebben dus worden ze op staatskosten naar de haven gebracht. Maar om zulke gevaarlijke individuen op vrije voeten te stellen, moet er eerst een hogere pief op de proppen komen. Deze lag net lekker voor anker achter Kaap Kont en was niet zo blij dat ‘ie anker op moest. Iedereen mag nu weer aan boord maar wel eerst even de paspoorten laten zien, want anders gaat het feest niet door. Omdat je wel heel stom bent als je in dit soort landen je paspoort in je zak steekt, blijft iedereen mooi zitten waar ie zit. Nu gaan de blikken naar mij. Maar om in de hutten naar zo’n dertig paspoorten te gaan zoeken lijkt me ook niet alles. Dan zegt die ouwe:’ Hier heb je mijn sleutels, haal de monsterboekjes en mijn pas uit de kluis in mijn hut’. Zogezegd zogedaan en na een kwartiertje zit iedereen weer aanboord. Na een paar dagen is het hele gebeuren alleen nog maar een goed verhaal voor thuis of in de kroeg. Alleen moet ik de eerste weken niet hardop lachen als die ouwe in de buurt is, want dan begint ‘ie gelijk vuil naar me te kijken. En nú zitten er géén tralies tussen! Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 20 apr 2008 10:34 #31192
|
De "Zeeland"
De "Help" We vertrekken uit Dakar met volle bunkers en stores. De koers is weer noordelijk, met als voorlopige bestemming IJmuiden. We zijn onderhand al met al meer dan vier maanden onderweg en willen wel weer eens naar Holland, want straks komen de feestdagen en die vier je liever thuis. Dat kunnen we wel schudden, want alweer komt de sparks met een telegram bij die ouwe en alweer is het de kanenbraaiër die precies weet wat er in staat. ‘We moeten naar de overkant, naar de Bahamas de hele winter op station liggen.’ ‘Ja hoor, die gifmenger zal het weer es níét weten, dat heb je zeker in je kristallen bolletje gezien’? ‘Ach man laat ‘m toch lulle, het enige station waar die pekelstrooier komt te legge, is het cetraalstation, met ze bezope harses op de rails.’ ‘Wat bedoel je met pekelstrooier, stomme dekzwabber, wou jij beweren dat mijn eten te zout is?’ ‘Helemaal niet maar je zou er es an die ouwe kenne vrage of dattie een kookboekie voor je ken anschaffe, zo een met allenig maar ploatjes, zo dat zelfs een droplul as jij het ken vollege.’ De kok, die al behoorlijk rood aanloopt, rent de kombuis in en komt terug met een uitbeenmes. ‘Zeg dat nu nog eens als je durft.’ ‘Tuurlijk, lul de behanger die je ben, je ken nie koke en lere sajje ‘t ook nooit.’ De kok ziet nu zowat paars, hij tilt zijn mes hoog op en doet een stap naar voren. De “dekzwabber” trekt zijn matrozenmes, buigt licht voorover en zakt wat door zijn knieën. Hij houdt zijn mes laag met de punt schuin omhoog en wacht kalm af wat ons kokkie gaat doen. Tot zover was het leuk maar nu is het tijd om in te grijpen. De schuimbekkende kanenbraaiër, die niet beseft dat hij tegen een ex-marinier geen enkele kans maakt, dringen we zachtjes de kombuis weer in. ‘Laat me los, ik vermoord hem!’ ‘Zeker chef, maar vandaag even niet, wacht maar tot je hem aan de wal tegen komt, dan maak je gehakt van hem, zeker weten.’ De ouwe, die niet begrijpt waarom we nog niet boven staan om het laatste nieuws te vernemen, is zelf maar eens afgedaald en treft ons aan terwijl we de kok staan te kalmeren. ‘Wat is hier aan de hand?’ Vraagt hij met een argwanende blik op het zooitje ongeregeld dat voor en in de kombuis staat. De kanenbraaiër begint weer te sputteren: ’Ik vermoord die schoft’ maar wij overstemmen hem en zeggen dat het om een geintje ging. De ouwe, die wel door heeft dat er hier wel wat meer aan het handje is maar ook ziet dat de brand al geblust is, gaat er niet verder op in. ‘Luister, we moeten samen met de “Help” een vissermannetje bergen, dat ding zit hoog en droog op het strand van de Westelijke Sahara. De bergingsinspecteur, Kapitein Gatensleber, is daar al. We kunnen er morgenmiddag zijn. Dat was het, o ja jongens, niet met zijn allen die kanenbraaiër zieken, want dan wordt het eten nog slechter dan het al is.’ Nog voor de kok genoeg adem bij elkaar gehapt heeft om op déze dodelijke belediging te reageren, is die ouwe alweer vertrokken. We naderen de kust en wie niet ergens anders nodig is staat voor op de bak, nieuwsgierig naar de job. Langzaam komt er wat tevoorschijn boven de van hitte trillende horizon. Op het eerste gezicht is het net de Hollandse kust. Alleen is het hier bloedheet en zie je de schoorstenen van de hoogovens niet, anders zou je zweren dat we IJmuiden aanlopen. We komen dichterbij en zien dat duinen een stuk lager zijn dan thuis. ‘Kijk daar, dat moet de “Help”zijn!’ In het silhouet van de “Help” kan je je niet vergissen met haar ouderwetse schoorsteen en die hijsbok voorop, ze ligt voor anker zo’n drie honderd meter uit de kust, net buiten de branding. Op het strand doemt ook iets op maar dat is niet een ”vissermannetje”, dat is een ouwe Duitse IJsland-trawler, groter dan een coaster, echt een joekel van een ding. Er lopen hier haast geen golven, alleen een lange oceaandeining, dus gaan we langszij de “Help” zodat de hogedruk kan overleggen. De rest gaat even buurten en ouwe bekenden begroeten. De “Help”is een bergingsvaartuig dat in de oorlog werd gebruikt om de anti duikbootnetten voor haven ingangen open en dicht te trekken. Ook heeft ze nog meegedaan bij de landing van de geallieerden in Normandië, met het aanleggen van kunstmatige havens en het opruimen van versperringen. De oude dame heeft in de machinekamer een prachtige stoommachine staan en ook de lieren aan dek gaan op stoom. Hm, wat ruikt dat toch lekker. Wat we vooral kunnen waarderen, is een hoekje van het ruim dat ze tot bar hebben omgebouwd. Het is helemaal in stijl ingericht, met visnetten en van alles wat je maar uit kroegen kunt jatten. Maar het allermooist is een jukebox, die het nog doet ook, compleet met een stel platen waar de achterkant bijna doorheen klinkt. ‘Hoe komen jullie daar nu weer aan?’ ‘Mooi hè, die kregen we van Tante Sijt uit “de Brulboei”, hij was kaduuk maar we hebben hem weer aan de praat gekregen. Komen jullie vanavond “een beetje doen”? ‘Ja, dat is goed, komen er dan ook nog wat lekkere wijven?’ ‘Nou nee, maar voor honderd gulden kun je de kok pakken.’ ‘Honderd piek? Die kanenbraaiër van jullie is verdomme nog duurder dan een goeie hoer.’ ‘Nee, dat zie je verkeerd, híj krijgt maar een geeltje.’ ‘En die vijfenzeventig piek dan, wie krijgt die? ‘O, die zijn voor de bootsman, want die mot de kok effe voor je vasthouwe.’ Verrek, een mop die we nog niét kennen, dat kan vanavond nog wat worden. We ruilen de boekenkisten om en gaan terug aan boord, want het topoverleg boven is afgelopen, We gooien los en gaan een kwart mijltje verderop voor anker. De motorsloep gaat te water zodat we vanavond naar het feest kunnen. Als we de kok vragen of hij een geeltje wil verdienen, zegt hij direct ja maar begrijpt vervolgens niet waarom we met zijn allen in een deuk liggen van het lachen. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 23 apr 2008 07:27 #31370
|
hey albert
nog even terug komend op mijn vraag, het is niet de hulschers die jij benoemt. ik denk ook niet dat hij op de 8 december 1966 op de loonlijst staat wqant hij was toen al met pensioen en viel in ( in het zwart ) daarom heeft hij ook nooit een cent gekregen voor het verlies van zijn rechterpoot. |
wat voor boot maakt niet uit, we varen toch allemaal in het zelfde water
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 23 apr 2008 07:56 #31371
|
De "Zeeland"
De “Saipa Prima” Ondanks dat ik mijn plechtige gelofte om “voor IJmuiden niet meer de wal op te gaan” niet gebroken heb, word ik toch weer wakker met een knaap van een ongecastreerde kater. Vandaag gaan we met de sloep naar het strand om terplekke de zaak eens op te nemen De “job” is een gewezen Duitse trawler ze is nu Italiaans en haar naam is: “Saipa Prima”. Ze is, onder een hoek van dertig graden met de kust, met een behoorlijk gangetje het strand opgelopen. Volgens de geruchten ’s nachts bij heldere hemel, net na volle maan en met weinig wind. Er doen allerlei indianenverhalen de ronde, waarvan we er drie als redelijk geloofwaardig uit selecteren. Een: Het ging om de centen van de verzekering. Twee: Ze zat tjokvol wapens voor de rebellen, het clubje dat zich later “Polisario” zal noemen. Drie: Een en twee samen. Van een ding zijn we overtuigd, ze hebben haar met opzet laten stranden. Er zitten hier langs de kust veel rotsen voor het strand maar de “Saipa Prima” is “toevallig” net langs het enige vrije straatje omhoog gekacheld. Er ligt een sleepdraad in zee, met de ene tamp op de trawler en de andere aan een neuring onder een boeitje. Die is van die namaak bergers van Smit (vies woord), die hier ook al bezig zijn geweest, maar hals over kop weg moesten en de draad netjes voor de echte bergers lieten liggen. Dat kan ons nog een mooi zakcentje opleveren, we zullen op ze drinken. We stappen in de motorsloep en varen richting strand. Er staat nog steeds weinig wind maar de oceaandeining zorgt toch voor een zware branding. Het is precies als in die Hawaï films, waarin ze op een plank van die hoge brekers af surfen. Met een rotgang komen we, met de kont omhoog en de neus naar beneden, het strand op stuiven. Wij zijn zeiknat en de sloep staat halfvol water maar de adrenaline stroomt door mijn lijf en mijn kater is verdwenen. ‘Verdomme’, zegt Wimpie:’dat ging lekker, op de kermis mot je er voor betalen maar hier krijg je geld toe.’ De “Saipa Prima” ligt hier al een pikheetje en staat aan alle kanten stijf van de roest. Er zijn een paar mensen van de “Help” aanboord maar ze maakt een verlaten indruk en doet niet alleen denken aan een walvis die al een maandje op het strand ligt maar stinkt ook naar rotte vis. Een troosteloos geheel, zelfs voor bergers. Aan dek van de “Saipa Prima” heb je aan SB uitzicht over de Atlantic met als eerste oppertje Amerika en aan BB op een oceaan van zand, Sahara genaamd. Dit gedeelte van de zandbak is bekend onder de namen Westelijke Sahara, Spaanse Sahara en Rio de Oro. Dat laatste betekent Goud Rivier maar een rivier zal je hier niet vinden en goud zit hier hooguit in de kiezen van een ouwe legionair. Wat je hier wel vindt? Wat dacht je van zand, zand en nog er eens zand, dan nog een enkele bedoeïen ( al dan niet tot het Polisario behorend ) en ca. veertig kilometer zuid van hier het Spaanse vreemdelingenlegioen. Dat is niet zo bekend als het Franse legioen maar doet er, qua wreedheden, niet voor onder. De sloep wordt weer het water in gesleurd en gedraaid. Een man aan het roer, een man bij de motor en acht man buitenboord om de kop naar zee te houden. We staan het ene moment tot de knietjes in zee en het volgende moment slaat er een golf over ons heen en worden we met sloep en al weer op het strand gekwakt. Maar we leren snel en komen door de branding maar wel weer met een beste plons water in de boot. Terug op de “Zeeland” zijn we het er over eens dat, hoewel het zeer opwindend is, we toch niet meer met de sloep naar de wal moeten gaan. Dan komt die ouwe met het idee om het reddingsvlot, dat de runners bij aanloop Kaapstad uit voorzorg opgeblazen hadden, te gebruiken. Dat ding hebben we toen leeg laten lopen en omdat het nooit meer in zijn container paste, opgerold in het trossenruim gegooid. De12 persoons dingy wordt voorgaats gehaald en we zetten de luchtslang erop. We snijden de tent eraf maar laten de bogen zitten. Een drijflijn er aan en klaar is kees. We maken heel wat ritjes naar het strand, heen op het zeetje en terug met de lijn op de kop van de winch. De dingy gaat met slecht weer als een wild paard te keer en wie zich dan niet met twee handen vasthoudt, wordt er met een sierlijke boog uitgeslingerd en moet zwemmend naar de kust. Maar afgeladen of bijna leeg, om gaat hij nooit. De “Help heeft, na eerst zijn beide grondtakels goed vast te hebben getrokken, een sleepverbinding gemaakt. Wij maken ook verbinding en dan is het wachten op springtij, Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 23 apr 2008 08:18 #31374
|
Heerlijk, dit leest toch als een "jongensboek"!
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 23 apr 2008 16:45 #31392
|
Hoi Ger,
Wat je daar zegt is wel een heel groot compliment, dankjewel. Toch blijf ik er heel bescheiden onder. 8) 8) 8) Vr. gr. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 27 apr 2008 12:15 #31523
|
De " Zeeland"
Ali Baba Op de ”Saipa Prima” zit nu een ploeg mensen van zowel de “Zeeland” als de “Help”. We bivakkeren onder de bak en slapen op luchtbedden. Overdag is het bloedheet maar daar zijn we al een tijdje aan gewend. Wat we niet wisten, is dat het tegen de morgen ijs en ijskoud kan zijn, wel een graad of 15, brrrr! Voor het eerst sinds maanden moet er een deken over. Overdag gaan we de omgeving verkennen, alles is hier zandduinen met hier en daar wat rotsformaties. Er groeit hier niets, geen struik, geen plant, geen gras, alles is kaal maar wel van een woeste schoonheid. We zien sporen van dieren, van slangen, hagedissen en kleine knaagdieren. En ’s morgens vroeg vinden we afdrukken van hyena’s pal naast de loodsladder, ik ben blij dat ze geen klimles hebben gehad. Overdag hebben we, buiten een paar huishoudelijke karweitjes zoals zand uit onze “slaapzaal” vegen en een nieuwe latrine graven, niets te doen. Ik maak kilometers lange wandelingen in mijn blote bast, verbranden doe ik al lang niet meer en ik ben zo zwart als een neger. De woestijn is saai, dor en eentonig maar……….. komt over je, ……… pakt je en laat je niet meer los. Opeens zie ik de overeenkomst met de zee, de woestijn is weids, uitdagend, afwisselend en nooit hetzelfde. Ondanks dat ik geen behoefte voel om een tweede Lawrence of Arabia te worden, kan ik nu wel begrijpen wat iemand bezield om hier aan het zwerven te gaan. Op zekere dag staat er opeens een bedoeïenentent zo’n twee honderd meter van het strand. Eerst zien we niet veel van de bewoners maar na een paar dagen krijgen we (oog) contact met een soort van Ali Baba. Hij ziet er gevaarlijk uit, met een woeste baard en dito snor, gekleed in een lang gewaad met hoofdtooi, compleet met een oud Garrand geweer en een kromme dolk. Hij woont samen met zijn vrouw, een dochter en zijn schoonmoeder in zijn tent. De arme man, alleen tegen drie vrouwen, wat een ellende! Hoewel?!!! Volgens de geruchten neukt hij ze alle drie. Ik vraag me alleen af waar die geruchten vandaan komen, ’t zal wel weer kombuispraat zijn, gevoed door een flinke portie kutnijd. Surfen! We zijn nog niet de sensatie vergeten toen we met de sloep het strand op kwamen surfen, daarom zoeken we naar middelen om een surfplank te maken. Zo’n ding moet voldoende oppervlak hebben en ook nog eens heel licht zijn. We piekeren ons suf maar de oplossing ligt pal onder onze neuzen, of liever gezegd, onder onze ruggen. Luchtbedden, hard opgeblazen, zijn ideale surfplanken. Oké, je kan er beter niet op gaan staan maar ook liggend op je buik gaat het loei hard. Vooral als er ver weg op de Atlantic een puist wind staat, dan lopen hier beste zeeën. Om te surfen, lopen we eerst met ons bedje honderd vijftig meter naar het zuiden. Hier zijn wat rotsen die het zeetje breken, zodat we tot buiten de branding kunnen peddelen. Daarna gaan we evenwijdig aan de kust weer koers Noord. Nu gaat het kalm richting strand terwijl de golven zich beginnen op te bouwen. Daar komt een grote jongen, een meter of zes hoog. Ik begin te peddelen en probeer recht voor het hoogste deel te komen. Dan voel ik hem komen, nu peddelen met de handen zo hard ik kan om zoveel mogelijk vaart te maken. De golf begint te breken, hoog boven me maar ik voel ook dat ik steeds harder ga en grijp met twee handen mijn luchtbed vast. Met een pleurisgang stuif ik richting strand, wel vier meter hoog tegen de steile helling van de breker geplakt. Met mijn kop naar beneden en mijn voeten omhoog, de golf begint te brullen en te razen, ik krijg net zoveel water als lucht in mijn mond en heb geen idee waar mijn maats zijn maar voel me als een jonge god op deze wilde rit, niets kan mij deren! Daar is opeens het strand, oh nee hè, wéér te laat om los te laten. Met een bloedgang stuif ik het strand op en schuif nog vijf meter over het strand, dat wil zeggen, het luchtbed stopt na twee meter in het rulle zand maar ik glijd op mijn buik nog drie meter over grof zand en schelpen. Dit is me de laatste dagen al meer gebeurd en dat is te zien ook. Als ik overeind kom, kijk ik naar mijn borst, buik en dijen. Er zijn weer nieuwe rode lijnen in mijn vel getrokken, terwijl de oude lijnen blauw, geel en paars zijn geworden, ik lijk verdomme wel een Deccakaart. Ik kijk naar mijn maats die ook net overeind krabbelen, zij zijn al net zo mooi getatoeëerd. Samen kunnen we een complete set overzeilers vervangen, kan nog van pas komen in de sloepen, als de ”Zeeland” onverhoopt mocht afzuipen. Zoetwater is hier niet, dus dat moet van de “Zeeland” komen. Een plastic vijftig liter vaatje wordt met veertig liter water gevuld en over de vloed vrij gezet. Op het strand vangen we het weer op en rollen het naar de loodsladder, daar vullen we een stel jerrycans die we aan dek hijsen. “Ali Baba”, die alles wat we doen van een afstandje in de gaten houdt, heeft al een tijdje in de peiling dat we onze eigen waterbron hebben. Opeens staat hij vlak voor ons, vol ongeloof toe te kijken hoe wij helder water over gieten en daarbij behoorlijke scheuten ernaast in het zand laten verdwijnen. Hij spreekt geen woord, maar zijn blikken zeggen alles:’Niet te geloven, wat een stelletje onverantwoordelijke klootzakken!’ Als hij zich omdraait en wegloopt, druipt de minachting van hem af. Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 28 apr 2008 19:13 #31574
|
|
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 30 apr 2008 10:16 #31621
|
De "Zeeland"
Zo, maar wel een stukje lager, ziet de tent van Ali Baba er uit. Water Vroeg in de ochtend, het is net een beetje licht en nog niet echt warm, begin ik zoals gewoonlijk aan een wandeling van een uurtje door de zandbak. Een jeneverfles met water en een paar sinasappelen mee en daar ga ik. Ik loop met een boog om de villa van Ali Baba heen maar die heeft me toch in de gaten. Ali wenkt me naar zijn tent en hoewel ik in mijn eentje toch een beetje huiverig voor hem ben, loop ik naar hem toe. Dit is de eerste keer dat we echt contact hebben. Omdat we allebei een klein beetje Spaans spreken en ook goed met handen en voeten overweg kunnen, begrijp ik al snel wat hij wil. Alleen het waarom ontgaat me alsnog. Ali zegt dat ik met zijn vrouw en schoonmoeder mee moet lopen. Waarheen zegt hij niet, maar wijst grofweg naar het oosten, de woestijn in. Nu zou ik liever met zijn dochter aan de wandel gaan, zeker nu ik die andere twee vrouwen van dichtbij zie maar ik ben nieuwsgierig genoeg om achter dat stel hobbezakken aan te lopen. De dames wandelen nonchalant kwebbelend door de woestijn, net een paar Amsterdamse vrouwen die even “een Nieuwendijkie pikken”. We kachelen al meer dan een uur door het zand, heuvel op heuvel af. Nu en dan wijken we uit voor een rotsformatie maar komen steeds weer op koers. Waar we onderhand zitten weet ik niet maar aan de zon zie ik dat we steeds verder van de kust af gaan. Als ik er zo uit het blote hoofd een koppelkoersje van zou moeten maken, gaan we E.N.E. op maar zonder log kom ik niet tot een “verheid”. Mijn voeten willen niet zo vlot meer door dat mulle zand en ik raak steeds weer achterop. De vrouwen blijven dan geduldig op me wachten en lachen me dan vriendelijk toe, alsof ik nog een kind ben, met veel te korte beentjes om volwassen mensen bij te houden. De zon staat al behoorlijk hoog en het is bloedheet, ik moet even rusten en wat drinken. Ik plof neer, zet de fles aan mijn mond en laat het water naar binnen klokken, het is warm en verfrist niet maar oh mensen wat heb ik een dorst. Opeens wordt de fles uit mijn handen gerukt, eerst ben ik stomverbaasd, dan word ik kwaad. Als ze water willen, prima, ze kunnen het zo van me krijgen maar niet op deze manier. Nog voor dat ik tegen ze tekeer kan gaan, zie ik dat de situatie toch iets anders ingeschat moet worden. De vrouwen drinken niets maar doen alleen de stop weer op de fles en maken me duidelijk dat ik per keer niet meer dan één slokje moet nemen en dat niet meteen doorslikken maar in mijn mond houden. Ik schaam me voor mijn achterdocht en bied de dames ook een slok aan maar dat aanbod wordt vriendelijk lachend weggewuifd en ze gebaren dat we verder moeten. Ze lopen maar door en ik sjok er achteraan, het gaat er op lijken dat ik in één keer van de Atlantic naar het Suezkanaal moet wandelen. Ik sta al een pikheetje op de automaat en zie amper nog waar ik loop, het zout van mijn zweet brandt in mijn ogen en de zon is moorddadig heet. We gaan weer een zandheuvel af en ik loop automatisch naar de voet van de volgende maar bots dan achter op de vrouwen die stil zijn blijven staan. Ze kijken zoekend om zich heen en overleggen samen. Dan lopen ze nog een stuk naar links en laten zich op hun knieën zakken. Het is zeker tijd voor het gebed, ze doen maar, dan kan ik ook even rusten. Maar nee, de jongste laat haar bepakking zakken en haalt een doek en een stenen schaal tevoorschijn. De oudste is al bezig om met haar handen het zand weg te vegen. Onder de toplaag is het zand wat donkerder en nog dieper gaat het er zelfs vochtig uitzien. Ik kijk met grote ogen toe en snap niet hoe ze deze plek kunnen onderscheiden van de rest van de woestijn, nergens is iets te zien wat er op wijst dat zich hier water bevindt, geen plantje of wat dan ook. Het zand is onderhand behoorlijk nat maar er komt geen plasje op te staan. De oudste vrouw is gestopt met zand wegvegen en de jongste legt de doek op de natte plek en drukt die zachtjes aan. Ze haalt ook een stenen kruik tevoorschijn. Geduldig wachten ze tot de doek verzadigd raakt en wringen hem dan boven de schaal uit, geen druppel gaat ernaast. De doek gaat weer op de natte plek en het kleine beetje water wordt voorzichtig in de kruik gegoten. Na een à twee uur (ik heb geen horloge om) is de kruik vol, een liter of zes schat ik. We zijn weer op de terugweg en ik denk aan alle moeite die ze moeten doen om aan een beetje water te komen. Alleen begrijp ik niet waarom Ali wou dat ik met ze meeging. Mijn hulp hadden ze echt niet nodig, integendeel, zonder mij waren ze veel sneller opgeschoten. Plots gaat het lampje branden! Ik dacht dat ik, als zeeman zijnde, wel wist hoe kostbaar zoetwater is maar Ali Baba heeft me vandaag, heel bewust, een lesje geleerd dat ik nooit meer vergeten zal. Terug bij de Saipa, vertel ik het hele verhaal aan mijn maats en we zijn het er roerend over eens, de vrouwen van Ali mogen onbeperkt water tappen uit ons vaatje. Ook zullen we vanaf nu geen druppel water meer verspillen. En onder het genot van een lauwe keil zweren we plechtig, dat we ons tot volgend jaar Kerst niet meer zullen wassen. Daar drinken we op! Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 30 apr 2008 20:30 #31642
|
Proost. En nu doen we dus allemall de kraan aan/uit als we tanden poetsen!! Dus niet meer laten stromen anders komt Ali-Balbert verhaal halen
p.s. mooi stukje text.. Als je het inkort kan hij zo op een tegeltje |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 11 mei 2008 15:29 #32084
|
De "Zeeland"
Trekken. De walploeg is afgelost en na een dag of tien in de zandbak te hebben gespeeld, zitten we weer aan boord van de “Zeeland”. Het is bijna springtij en met hoogwater gaan we er een rukkie aan geven. Dat wil zeggen aan de Saipa, over die andere mogelijkheid mot je niet lullen. We gaan ankerop en varen zeewaarts terwijl we de draad nog een stuk uit laten lopen, dan varen we langzaam de draad stijf. De “Help”, die niet pal voor de Saipa ligt, zo dat wij de ruimte hebben, blijft achter zijn spijkers liggen maar draait wel zijn draad harpstijf en zet ook de schroef er op. Nu gaan we scheren, dat wil zeggen voor de kust heen en weer varen over een afstand van ca. 0,25; mijl. De neus van de “Zeeland” wijst steeds 15 à 20 graden meer zeewaarts dan onze ware koers, waardoor we stijf in onze draad hangen en zoveel slagzij maken, dat het sleepdek tot de helft onderwater zit. Aan het eind van de baan draait de kont onder de draad door en wordt de andere helft van het dek gewassen. Deze manier van werken zet de meeste trekkracht op de draad en wrikt ook de “job” los. De “Help” houdt stoom op zijn lier, om iedere centimeter die de Saipa komt veilig te stellen. We blijven doorgaan tot een uurtje na hoogwater en hoewel we een behoorlijk stuk zee tot karnemelk hebben geklopt, ligt de Saipa nog steeds op de zelfde plek. We zijn er, na alle opwinding, een beetje down van. ‘Jammer mannen’ zegt die ouwe:’Maar vannacht komt het water nog hoger en morgennacht is het springtij, dan maken we meer kans.’ Rinus, die een talenknobbel heeft, zegt het op z’n Engels:’ Never mind the baby, we ’ll make an other one tomorrow.’ Wimpie, die wil laten weten dat ook hij verder geleerd heeft, zegt:’Richt man, lets fok de kok in zijn drollenhok. Au, verdomme.’ Hij kijkt schichtig achterom naar de kanenbraaiër, die daar vals grijnzend staat te kijken hoe Wimpie zijn zere kont wrijft. We gaan weer naar ons ankerstekkie om op het volgende tij te wachten. Afgelopen nacht kregen we de Saipa een stukje om, de “Help” kon wel 60 hele centimeters binnen draaien, als dat komende nacht ook zo vlot, gaat, liggen we hier over tien jaar nog De hele bende ligt in hun vlooienbunkers te meuren en ik heb verdomme weer eens ankerwacht, ik verveel me de kolere. Nog twintig minuten, dan moet ik de gifmenger porren. Weet je wat, ik por die vuile etterbak nu, had hij Wimpie maar niet zo achterbaks voor zijn hol moeten trappen. Oké, ik heb die neiging ook wel eens, maar als ík het doe is dat hééél wat anders. Gadverdamme wat stinkt dat benauwd bij vent, die heeft de hele nacht liggen rotten met alles potdicht. Meteen het grote licht maar aan, vindt hij vast niet leuk, ‘ Chef, hé chef, het is tijd!’ Moet je hem zien liggen, alleen een pendek aan zijn mager skelet, verrek hij heeft nog een ODOL ook. Niet erg appetijtelijk en hij zelf maar denken dat hij onweerstaanbaar is voor de vrouwtjes. Verrek er gaat een lodderig oog open dat knippert tegen het felle licht. Ik kan het niet laten en zeg met een stem vol afschuw:’ Wat ben jíj lélijk als je slaapt, niet om áán te zien!!!’ Ik heb succes, asbak bril en het bakkie met zijn ondergebit vliegen me na, wanneer ik ijlings zijn hut verlaat. Opeens voel ik me weer lekker in mijn vel zitten, wat is het leven toch mooi! Mijn oude wijze oom had toch gelijk toen hij zei:’ Beste neef, als jij je verveelt, dan ga je toch een ander vervelen, dan verveel jij je niet meer.’ Haaien en Bierpunten. Ook tijdens het Springtij van afgelopen nacht, was het huilen met de pet op. De Saipa heeft bewogen maar daar is dan alles mee gezegd. Het wordt tijd dat we de zaken anders gaan aanpakken, dus komen de “big brains” bijeen voor topoverleg. Na het nodige denkwerk te hebben verricht komen de heren tot de conclusie; dat er zwaar materieel uit Holland moet worden ingevlogen én dat de volgende kruik geopend moet worden. Dat laatste als eerste. De sparks krijgt het druk, telegrammen vliegen op-en-neer tussen de “Zeeland” en kantoor IJmuiden. De spreeuwenkast staat te kwetteren en de morsesleutel ratelt maar door, onvermoeibaar is de sparks, hij is gewoon niet te stoppen. Volgens de kanenbraaiër heeft de sparks zijn sterke polsspieren te danken aan de prikkeltjeslectuur die hij leest en de oefeningen die daar uitvoortvloeien. Voor deze éne keer zijn we het met die soepsliert eens maar ja wat wil je, zelfs een stilstaande klok heeft twee maal per etmaal gelijk. Eindelijk zijn alle boodschappen doorgegeven en ontvangen, nu krijgen wij ook te horen wat we gaan doen. IJmuiden zal een zware “straaljagerpomp” en nog wat benodigdheden, per vliegtuig naar Las Palmas sturen. De “Help” gaat het spul daar ophalen en brengt het naar Villa Cisneros, het plaatsje in de woestijnwaar van het Spaanse vreemdelingen legioen. Van daar zal het spul, door het legioen, met halftrack ’s (van die gebakjes met achter rupsbanden en voor gewone wielen), naar de “Saipa Prima“ gebracht worden. Omdat we de eerste twee weken niets te doen hebben, zit ik meer in de zandbak dan aan boord. Naar het strand gaan met de dingy vind ik maar niks, want dan ben je afhankelijk van toestemming van de eerste en moet je ook nog eens wachten tot er een heel ploegje is. Nee, zodra ik de woestijnkolder voel opkomen, spring ik overboord en zwem die drie à vierhonderd meter naar het strand. Gister nog, ik wilde juist een duik nemen, toen de eerste zei:’Je weet toch dat hier haaien zitten?’ ‘Ja stuur, maar die lusten mij niet’ plons weg is Albert. Wie is er nu bang voor haaien? We hebben zelfs een spelletje bedacht waarmee je “bierpunten” kunt scoren. Wanneer er haaien, aangelokt door het legen van de kerrie emmer, rond de boot zwemmen, springen we van het sloependek en doen bommetje, er midden tussenin. Dan schrikken die krengen zich rot en schieten weg. Punten verdien je door zo dichtmogelijk bij de grootste haai te landen en wie aan het eind de meeste punten heeft gehaald, krijgt een doos bier. Het mooist is het als het je lukt om met je voeten bovenop zo’n beest terecht te komen, want dat levert 10 extra punten op. Ik begin maar spring er net naast, de haai is meteen vertrokken. Dat wordt een paar minuten wachten voor de volgende springer. Ik klim aan boord en eis zeven punten op (1 punt per 50 cm. Lengte). ‘Sodemieter op met je zeven punten, dat guppy van jou was amper twee meter, als ie dat al was.’ Uiteindelijk, na veel gesteggel (wacht maar tot jij straks springt, dan zal ik jou haai wel eens schatten) worden we het eens op vijf punten en daar kom ik niets tekort aan. Wimpie, die deze ronde als laatste springt, komt juichend boven.’Ik had hem, ik had hem!’ Dirk:’ Lul op man je zat er mijlen naast en bovendien, wou je dat een haai noemen? Het leek meer op een sardientje, het blikkie zat er nog om.’ Wimpie, die intussen via een autoband en het berghout aanboord geklauterd is, gaat tegen Dirk tekeer:’Nee stomme klootzak, late we effe naar jouw haai kijken wou je zegge dat je daar de kermis mee op ken?’ ‘Ja in het vlooiencircus, want daar krijg je er een vergrootglas bij.’ Zegt Kees, die altijd klaar staat om het vuurtje nog wat verder aan te wakkeren. Kees gaat net even te lang door op dit thema en heeft niet door dat Dirk, die meestal de rust zelve is, zich nu echt kwaad begint te maken. Dan betrekt Kees ook nog Dirk zijn klok en hamerspel bij het verhaal van het vergrootglas. ‘Plof ’, dat was de vuist van Dirk, midden in de tronie van Kees. Langzaam zakt hij door zijn knieën en zit verbaasd om zich heen te kijken, dan gaat zijn hand naar zijn neus waar het bloed uitgutst. De tweede stuurman die alles van af de vleugel heeft gevolgd, staat ineens bij ons en zegt:’ Zo Keesie, het zat er al een tijdje aan te komen, ik hoop dat jij je lesje geleerd hebt. O ja, ik zou voorlopig maar niet gaan zwemmen, haaien worden wild als ze bloed ruiken.’ Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 11 mei 2008 17:46 #32093
|
Kijk...
Daar staan wij landrotten mooi van te kijken... Jaws XII ... Maar nee hoor Albert is overtuigd: "Gister nog, ik wilde juist een duik nemen, toen de eerste zei:’Je weet toch dat hier haaien zitten?’ ‘Ja stuur, maar die lusten mij niet’ plons weg is Albert. " Ik zou het je niet snel na doen Ben blij dat je weer een stukje hebt geschreven ik kreeg al bijna afkick verschijnselen het is maar goed dat ik de hele dag in opdracht van mijn opper baas de hele tuin heb mogen aanpassen.... De palen v/d lampen vast zetten. Stukje straten hier en daar en hier en daar..... Stukje enkel glas kitten over de serre ruit .... Tja.. ik heb kinderen welke met bakstenen kunnen gooien :cry: Goed het enige voordeel is dat het weer tijd is voor een mooi flesje rood.. in afwachting van je volgende verhaal!! |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Re: De "ZEELAND" 14 mei 2008 14:08 #32316
|
De "Zeeland"
Brandend zand Vanavond gaan we een Beach-party houden. We brengen met de dingy het nodige voedsel en heel veel drank naar het strand. Dan gaan we strandjutten want we hebben hout nodig voor een kampvuurtje. We gaan in twee ploegen, een gaat Noord op en de ander Zuid. Op die manier bestrijken we een paar kilometer strand en hebben we tegen de avond een stapel brandhout waar je U tegen zegt, er zitten zelfs boomstronken tussen. Dolf zegt:’Da’s een mooie brandstapel, die brandt minstens de hele nacht, is er nog iemand die voor Jeanne d’Arc wil spelen?’ Wimpie, die beweert dat hij uit naam van de kanenbraaiër mag spreken, biedt deze als vrijwilliger aan. Dit edelmoedige aanbod wordt door de hele ploeg met vreugde geaccepteerd. Alleen de ex-marinier vindt dat dit te ver gaat en zegt:’Doar ken ik allenig akkoord mee goan, as tie ze gore platpoten wast met causticsoda, want ik verdom ut om in de stank van angebrande tenekaas te zitte.‘ Dan volgt er nog een serieuze discussie over welke kruiden er bij “Chef-kebab” horen. We worden het eens op dollekervel, welke hij vooraf mag slikken, zodat hij ook eens kan ervaren wat maagkrampen na de maaltijd zijn. Alleen het voorstel van Jaap, om het braadstuk na afloop aan de hyena’s te serveren, wordt verworpen als zijnde wreedheid tegen onschuldige dieren. Wat zijn we weer lekker bezig, want zó slecht is het eten aan boord nu ook weer niet maar ja, je laat je wel eens meeslepen. Het is net halfzeven maar in eens is het donker en zie je een pracht aan sterren boven de woestijn, zo helder en zoveel, we worden er stil van. Tot iemand met een knetterende scheet de betovering verbreekt. Een olieman steekt het vuur aan en de eerste flessen worden geopend. We eten, drinken, vertellen moppen met een baard van hier tot Tokio, waarop de ex-marinier steevast reageert met:’ Toen ik die bak voor ut eerst hoorde, heb ik me wiegie uitmekoar getrapt van ut lache.’ Het feest komt goed opgang maar toch mist er iets. ‘Wijven, lekkere wijven, dat is wat we nodig hebben’ ‘Verdomme ja,’ zegt Wimpie die nu al half sikker is:’ laten we die wijven van Ali Baba er bij halen.’ Dat voorstel wordt met gejuich begroet en er staan al wat vrijwilligers op om de invitatie over te brengen. Rinus wijst er op dat, aangezien moslims geen alcohol gebruiken en ook niet de gewoonte hebben hun vrouwen uit te lenen, Ali misschien niet zo enthousiast zal reageren. Daar komt bij dat Ali, hoewel hij in de minderheid is, een geweer heeft om de eer van zijn vrouwen mee te verdedigen. Rinus eindigt zijn betoog met de woorden:’ Maar als je de kok wil pakken, dan weet je de prijs hij krijgt één geeltje en ik drie.’ Een gouden toekomst als pooier is er voor Rinus niet weggelegd, want er melden zich geen klanten. ‘Oké,’ zegt Rinus:’ dan moet je het zelf maar weten, je kan ook je lul in het zand steken, dan kan je zeggen dat je de hele wereld hebt genaaid .’ Hoewel het zonder vrouwen toch iets minder leuk is, maken we er een mooi feest van. We zingen elk goor en/of sentimenteel lied dat we kennen, zo als “Curaçao” ( de originele versie), “De Fles” en “Het heertje uit Berlijn” waar we spontaan een nieuw en nog schunniger couplet aan toevoegen en nog veel meer van dat schoons. Wanneer we in herhalingen vervallen, zegt ome Kees:’ Zeg jongens, kennen jullie dat liedje wat dat Indonesische teenagertje zingt? Anneke Kreun-low heet ze, een beetje een tutje maar wel met een leuk stemmetje.’ We weten wie hij bedoelt maar zouden ons liever bezighouden met de zangeres zelf, dan met haar liedje. Na nog wat door gezopen te hebben komt er toch weer iemand terug op het bewuste liedje en begint zachtjes te zingen, dan valt de een na de ander in. Ali Baba die, zittend voor zijn tent bij zijn eigen vuurtje, het hele gebeuren vanaf een veilige afstand kan volgen, rolt bijna van zijn poef en stuurt zijn vrouwen de tent in, bij het zien van het volgende tafereel. Meer dan twintig halfnaakte bezopen kerels die, onder een met sterren bezaaide woestijnhemel, rond een laaiend vuur dansen onder het zingen (lees brullen) van, “Brandend zand”. Rillend word ik wakker, allemachtig wat is het koud, het lijkt goddomme wel winter, verrek in Holland is dat het ook, het is al bijna Kerstmis. De zon zal zo opkomen, want het is al niet meer zo pikkedonker. Het vuur is zogoed als uit en smeult alleen nog wat na. Om me heen liggen nog meer uitgetelde lichamen, kriskras verspreidt in het zand. Zo te zien is er niemand aangevallen door hyena’s of ander kleinvee. Dat is dan weer een meevaller, hoewel, als ik mijn kop en mijn strot zo voel, mogen ze me alsnog opvreten. Pats, de eerste zonnestralen komen boven de kim en de zon zelf zie je gewoon bewegen, zo snel gaat dat hier in de tropen. Meteen is het al aangenaam warm en trekt de kou uit mijn botten. De mannen die nog liggen te slapen worden, voor hun eigen bestwil, ook wakker geschopt. Want over een half uurtje kan je hier beter niet meer liggen, met je blote bast in "brandend zand". Albert |
Alleen ingelogde leden kunnen reageren.
|
Tijd voor maken pagina: 0.186 seconden