Dank voor jullie waardering.
De “Amstelland” 11.
De lampenist - Piet Schipper – loopt geen zeewacht maar heeft, in de haven, o.a. als taak, de cargolampen - losse schijnwerpers die in de ruimen hangen tijdens laden en lossen – op te hangen en kapotte bolletjes te vervangen.
Het leeuwendeel van zijn werk is echter het schoonhouden van het stuurhuis, de ramen lappen en het poetsen van alle koperen toestanden op de brug.
Ik ben bezig de ontbijtboel af te wassen en daar bijna mee klaar, wanneer Piet de pantry binnenstapt en zegt: ‘Meekomme!’
‘Moment Piet even de borden wegzetten.’
Hij grijpt mijn oor en zonder me gelegenheid te geven om de borden zeevast weg te zetten, sleurt hij me de pantry uit.
‘Meekomme heb ik gezegd!’
‘Au, godverdomme!’
Ik trap hem voor zijn schenen en ruk me los.
‘Lelijk rotjong, voor dat vloeken ga je subiet naar de hel!’
‘Mooi niet, daar gaan alleen achterbakse Markers heen.’
Híj wrijft met een kwaad smoel over zijn been en ik voel voorzichtig of mijn oor nog wel helemaal vastzit.
Ik stap de pantry weer in en zet de stapels borden in hun rek, dan wend ik me tot Piet.
‘Wat moet je van me?’
‘Je mot mijn emmers naar de brug brengen.’
Nu is dat wel niet míjn werk maar als zeuntje ben je altijd de lul wanneer er kutkarweitjes moeten worden opgeknapt, dus loop ik mee naar het washok en pak twee grote gegalvaniseerde emmers.
Ik vul ze met heet water en maak in een van de twee een sopje aan met T-pol.
Ik til de zware emmers op en wil door de lange gang naar het achterdek lopen.
‘Nee, we gaan binnendoor!’
Binnen door?
Dat betekent dat we langs de officiers verblijven gaan, dat is streng verboden toegang voor het gewone volk en helemaal voor zoiets laags als een zeuntje.
Zelfs als ik met tering weer koffie naar de roerganger moet brengen, moet ik helemaal buitenom en krijgt de roerganger een afgekoelde, zeg maar pislauwe, mok koffie.
Piet gaat voor en ik volg hem de trappen op.
De emmers worden steeds zwaarder en ik moet zorgen dat ze niet tegen de trap of de leuning slaan want dan wordt het een waterballet dat ik, zeker weten, zelf mag opruimen.
Boven aan de laatste trap blijft Piet staan en fluistert: ‘Neerzetten en oprotten.’
Ik zet de emmers neer en daal langzaam de trap een stukje af.
Waarom moest ik de emmers niet helemaal tot in het stuurhuis brengen en waarom fluisterde Piet?
Achter me hoor ik Piet al hoesten en rochelend, de emmers optillen en wegsloffen.
Daar wil ik meer van weten.
Stil sluip ik zover de trap op, dat ik met mijn kop net boven het dek uitkom.
Piet schuifelt langs de openstaande deur van het kantoortje van de Kapitein en maakt geluiden als of hij ieder moment de geest kan geven.
Hij zet de emmers neer en leunt afgepeigerd tegen de deurpost.
Daar klinkt de stem van die ouwe: ‘Môgge Piet, gaat het een beetje?’
‘Goeiemorgen kapitein,’ hijgt Piet, ‘die emmers worden steeds zwaarder en dan ook nog al die trappen…’
‘Maar Piet, dan scheer je daarvoor toch het zeuntje even in?’
‘Dat brutale rotjong? Die is liever lui dan moe, als ik die wat vraag dan heeft hij geen tijd of hij kan het niet.’
‘Hm, ik zal het er met de eerste over hebben maar wat anders, de zon staat boven de ra, een borrel Piet?’
‘Nou kapitein, dat sla ik niet af.’
Ik heb genoeg gehoord, wat een vuile achterbakse stinker is die Piet, niet tekort zeg!
Ik ga verder naar beneden en loop, net voor de tweede trap, de eerste stuurman tegen het lijf.
Hij kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan en zegt bars: ‘Wat moet jíj hier?’
‘Goede morgen stuurman, ik heb de emmers sop van de lampenist naar boven gesjouwd.’
‘O en dat kan niet buitenom?’
‘Jawel stuurman, dat wou ik ook doen maar Piet stond er op dat we binnendoor gingen.’
‘Zo, Piet stond er op hè?’
‘Ja stuurman, vraagt u het hem zelf maar even, hij zit nu bij die ouwe aan de borrel.
Hij kijkt me even peinzend aan en zegt op een wat vriendelijker toon: ‘Wanneer Piet je weer binnendoor stuurt, zeg je maar dat ik dat verboden heb en ga nu maar weer gauw aan je werk.’
‘Ja stuurman, dat zal ik doen.’
Weer beneden pak ik de koekblikken en daal af naar de store rooms om koffie met kakkerlakkenaroma te malen.
Onder het malen overdenk ik het gebeuren van die ochtend.
Eigenlijk was het een mazzeltje dat ik die eerste tegenkwam.
Wanneer die ouwe hem nu aanspreekt over wat Piet over mij gezegd heeft, weet die eerste dat Piet gelogen heeft en bovendien denk ik dat hij ook niet zo blij is met een lampenist die borrels drinkt bij het gezag.
Daar komt bij dat ik nu, hoogstwaarschijnlijk, een slechte aantekening op mijn conduitestaat mispeil.
Ja die Piet schipper is me er eentje en dat is maar goed ook, want als er meer van dat soort rond liepen…
Zelfs zo’n vijfenveertig jaar later wordt ik weer aan hem herinnerd, wanneer we het jaarlijkse uitje van de provincie hebben.
Toevallig zitten Marjanne en ik aan een tafeltje met Klaas en zijn vrouw.
Die twee komen van Marken.
Klaas, die weet dat ik van de zeevaart kom, vraagt of ik ook met Markers heb gevaren.
‘Ja een stuk of wat.’
Klaas wil namen horen, dus noem ik de namen op die ik nog weet, waaronder die van Piet Schipper.
‘Maar die was in negentienzestig al vijfenzestigjaar, dus die is onderhand alweer een mooi tijdje terug op zijn geboortegewicht.’
Nu mengt de vrouw van Klaas zich in het gesprek.
‘Piet schipper heb ik nog gekend, toen ik nog een klein meisje was, waren we buren.’
Ze weet ook nog dat Piet moest blijven varen om zijn schuld af te lossen.
Dan zegt ze: ‘Eigenlijk mocht Piet niet meer varen want hij werd afgekeurd maar toen is mijn vader onder zijn naam naar Amsterdam gegaan voor een herkeuring en kon Piet blijven varen.’
We hebben iedere week een onderlinge voetbalpool, georganiseerd door de sparks (marconist).
Het machinekamerzeuntje overhandigt me het klembord met lijsten.
‘Asjeblieft, de nieuwe pool, mijn mensen heb ik allemaal al gehad, nu die van jouw nog.
Dit zijn de centen tel maar effe na en als jullie klaar zijn, mag je hem bij de sparks inleveren’
Ik kijk op de lijst hoeveel rijtjes de olielui hebben ingevuld en tel de centen.
‘Het klopt, ik zal ze straks met pikheet wel even aan hun vessie trekken.’
’s Middags, na pikheet, kijk ik door de lijsten om te zien of ik iedereen gehad heb.
Ja hoor, ze staan er allemaal op en sommigen hebben wel zes rijtjes ingevuld.
Wanneer ik ook op de onderste bladen kijk, blijkt dat ook de civiele dienst, de officieren en zelfs die ouwe, wel van een gokje houden.
Al met al doen er meer dan veertig man mee.
Ik zelf geef niets om voetbal en heb er ook geen ene moer verstand van, dus waarom zou ik meedoen?
Dan krijg ik een idee…
Ik neem de lijsten mee naar mijn hut en kijk bij iedere wedstrijd hoeveel 1tjes en 2tjes er staan en vul bij mijn naam het cijfer in dat het meest voorkomt.
Wanneer het er evenveel zijn vul ik een 3tje in.
Dan ga ik, buitenom, naar de radiohut.
De deur staat open en de sparks leunt met zijn stoel op twee poten tegen het schot, met zijn kop vlak voor de luidspreker.
De “spreeuwenkast” staat te kwetteren bij het leven, een normaal mens zou er knettergek van worden maar de sparks zit er rustig een boekje bij te lezen.
Ik klop op de openstaande deur, ‘sparks.’
Hij kijkt op, ziet de lijsten in mijn hand en wenkt me binnen.
Het is voor het eerst dat ik het “heilige der heiligen” betreed en terwijl de sparks de centen natelt, kijk ik mijn ogen uit.
Wat een zooitje apparaten zeg, geweldig, overal metertjes, lampjes, knopjes en schakelaars.
Bovendien zoemen sommige van die grote kasten of er bijen in zitten.
Er hangen ook nog twee grote koperen klokken aan het schot, waarvan er één blauw en rood gekleurde vakjes heeft.
Dan hangt er ook nog een, glimmend gepoetste, koperen brandblusser die, volgens het waarschuwingsbordje er naast, ammoniak bevat.
Wauw zeg, wat een pracht spul, ik zou ook wel sparks willen worden.
Opeens gaat zijn hand naar de morsesleutel en begint hij te seinen, dan luistert hij even, tikt nog wat op de sleutel en gaat weer verder met tellen.
‘Het klopt zeun, ga maar weer naar beneden.’
Met tegenzin verlaat ik de radiohut.
Het is maandagochtend net na pikheet.
De mannen zijn vol bewondering, gemengd met een tikkie afgunst, want het zeuntje, dat beweert dat hij geen verstand van voetballen heeft, heeft wel even de voetbalpool gewonnen.