Weer bedankt voor jullie support.
We naderen trouwens het einde van de reis, na deze komen er nog twee aflevering en dan is de koek op.
@Ad, diesel bunkeren op de Geeste is over en uit maar die steiger voorbij de laatste brug, heeft nog steeds een mooie kippenbrug naar de wal.
@Sloe Gin, brugzeikertjes komen toch alleen maar in Den Haag voor?
Vakantie 2015.
32.
Vrij. 24-07-,15. Zonnig. Warm. Var.2-3.
‘Het loopt al tegen enen en zo te zien is het felle al van de ebstroom af, we moeten maar eens zachtjesaan vertrekken.’
Op de Weser steken we, schuin tegen de stroom in, over naar de linkeroever en koersen dan stroomopwaarts.
Het is druk op straat met; grote en kleine zeeschepen, een hopperzuiger die bezig is de vaargeul op diepte te houden, een paar slepers die op een grote containerboot afgaan, wat binnenschepen en een stuk of wat jachtjes.
Van al die boten hebben we hoegenaamd geen last, tot we een grote “Polizei” kruiser tegenkomen.
Veel pk’s maar weinig verstand, is ook nu weer eens van toepassing.
Het kreng trekt, buiten een flinke boeggolf, een diepe kuil gevolgd door een hekgolf van formaat skischans.
Zeebeest steigert, duikt en steekt dan haar kont naar de hemel als een krolse kat die de kater uitnodigt.
Dat alles, ondanks dat ik de regulateur naar deadslow heb teruggetrokken, met zulke heftige rukbewegingen, dat de toch goed vast gesjorde mast, bijna een decimeter over de rollen naar voor en achter rijdt.
Ik loop de sjorringen na en zet alles nog strakker en Marjanne kijkt binnen of er wat stuk is gegaan maar gelukkig had ze, uit gewoonte, voor vertrek alles zeevast gezet.
‘Wat een stelletje klootzakken zeg! Van binnen en zeevaart heb je geen last maar zo’n verdomde kutsmeris die wel anderen weet te vertellen wat ze doen en laten moeten, zal je wel even een flink schade laten oplopen!’
‘Rustig aan jochie, er is uiteindelijk niets stukgegaan en het is maar goed dat ze jouw handgebaar niet hebben gezien, denk je niet?’
‘Bedoel je het vermanende Hollandse vingertje, wat is daar mis mee?’
‘Wat daar mis mee is? Nou om te beginnen was het niet je wíjsvinger die je opstak en de benaming schweinhund zouden ze je, wanneer ze het gehoord hadden, ook niet in dank hebben afgenomen.’
We naderen Elsfleth, dat ligt daar waar de Hunte in de Weser uitmondt.
Al van ver zie je de vloedkering, die moet voorkomen dat het land tussen Elsfleth en Oldenburg bij stormvloed onderloopt.
We steken de Hunte op en kachelen door het openstaande sperwerk.
Net door het stadje heen ligt aan stuurboord nog een scheepswerf, met op de helling een of andere oude driemaster.
Voor de rest is de Hunte een saai, bochtig riviertje.
Hoewel, saai is het voor jachies maar groter spul moet hier verrekte goed oppassen
Zelf ben ik hier, behalve met jachtjes ook al een keer of wat met een coaster geweest en dat was met de stroming en de neer in de krappe bochten best spannend.
Nog niet zolang geleden is er ook een binnenschip dwars over de rivier vast komen te zitten met neus in de ene en de kont in de andere oever.
Toen het eb werd boog hij steeds verder door en brak.
Er moest een grote drijvende bok uit Holland komen om het wrak te verwijderen en de rivier weer bevaarbaar te maken.
Het loopt tegen vijven, wanneer we afmeren in Oldenburg.
Alweer wil Marjanne niet winkelen, verdraaid, ze zal toch niet van haar geloof gevallen zijn?
We gaan uitgebreid douchen en daarna het eten voorbereiden.
‘Schat, ik maak het wel af, dan kan jij waterladen, ja?’
‘Goed moppie dat doe ik.’
Op de steiger loopt een waterleidingen en tappunten zijn er ook, alleen zit er bij iedere kraan een bordje dat dit géén drinkwater is.
Da’s weer echt Duits.
In Holland hangen ze bordjes bij de tappunten die je aanmoedigen om, i.v.m. legionella, de slang eerst goed door te spoelen.
Hier durven ze zelfs dat niet te zeggen en komt het er op neer dat ze wel water aanbieden maar tegelijkertijd zeggen dat het levensgevaarlijk kan zijn wanneer je van dat aanbod gebruik maakt.
Het lijkt wel op iets van, een schaaltje bonbons presenteren en er bij zeggen: “Je moet zelf weten maar ze kunnen wel eens vergiftigd zijn”.
Eigenlijk moet ik lak hebben aan die bordjes maar omdat de tanks nog redelijk vol zitten laat ik deze “bonbon” aan me voorbij gaan.
Za. 25-07-,15. Bew. SW 2-3
Omdat we het lange Küstenkanal, waar zo goed als geen ligplaatsen voor jachtjes zijn, in één keer willen doen, gooien we om 05:30 de trossen los.
Helaas, het is pal laagwater en we zitten nog voor we de box uit zijn vast in de blubber.
Ook met vollekracht achteruit komen we wel net de box uit maar niet verder dan dat.
Ik zet de schroef stil en de motor af.
‘Oké, eerst ontbijten we zien wel wanneer we weer genoeg water onder de kiel hebben.’
Pas om 06:45 komen we zover los dat we met de kiel door de bagger naar het diepere deel van de haven ploeteren en richting sluis kunnen varen.
Ook daar duurt het een behoorlijke tijd voor de kolk aan onze kant staat en we na een behoorlijk tijdje wachten op een binnenschip, als tweede, mogen invaren.
07:45 Uit de sluis, de lange rit kan beginnen.
De tocht over het Küstenkanal is lang en oersaai, bovendien krijgen we veel regenbuien en windstoten, 7-8 bft. over ons heen.
Wanneer we achter de heen en weer zwiepende ruitenwissers naar buiten kijken, zijn Marjanne en ik het er roerend over eens dat de stuurhut zijn gewicht in goud waard is.
Wanneer we dan ook nog een Hollands zeiljachtje tegenkomen waarvan de roerganger in oliegoed met hangende schouders druipend staat af te zien, hebben we zielsveel medelijden met de man... en knikken elkaar tevreden toe.
Bij Dörpen draaien we stuurboord uit de Ems ofwel de, hier nog gekanaliseerde, Eems op.
Nog geen mijl verder, komen we Sluis Bollingerfähr tegen.
Het schutten gaat vlot dus in plaats van afmeren achter de sluis, gaan we door op zoek naar een rustiger plekje in een zijwater.
Dat vinden we, nog geen mijl voor de volgende sluis.
Aan stuurboord, in een doodlopend zijwater zien we een paar drijvende steigertjes.
De zon is intussen weer tevoorschijn gekomen dus hoeven we, om af te meren, niet onze HEMA fietspakjes aan te trekken.
Aan het eerste steigertje ligt een motorjoekel aan het verste eind, dus maken wij vooraan vast.
Hoewel er mooie rvs bolders staan om op vast te maken, is de steiger zelf zo verrot dat ik bij de eerste bolder de bouten door het hout trek.
Met flink tegen de rest aantrappen, kom ik er achter welke we, met enige voorzichtigheid, wel kunnen gebruiken.
De wrakke loopbrug naar de wal, is aan weerszijde “afgesloten” doormiddel van een ketting en hangslot.
Bovendien staat er een scheve paal met een bord dat aangeeft dat het verboden is om het terrein te betreden.
Niet dat ik veel lust heb om hier - right in the middle of nowhere - te gaan stappen.
Van de Duitse buurtjes hoor ik dat het gebouw op de oever vroeger een hotel met restaurant was maar dat er nu Oost Europese gastarbeiders van de Meyer Werft te Papenburg wonen.
Er komt een Hollandse motorboot kijken of er nog plek is.
Langzaam vaart hij voorbij maar vindt nergens genoeg ruimte om aan te leggen.
Hij keert en vaart weer richting Ems.
Aan de andere twee steigers, waar met een beetje schikken best een plekje vrijgemaakt kan worden, kijkt iedereen even de andere kant op.
Oké, hij heeft er ook nog een flinke rubberboot achter hangen maar die kan hij makkelijk even langszij nemen.
Wanneer hij me passeert, kan ik het niet laten om - hoewel het een snelle motorjoekel is - hem terug te roepen en langszij te nemen.
‘Ja Martje, ik weet dat dit verraad is ten opzichte van mijn medezeilers maar wanneer zijn Germaanse mede motorjoekelaars het laten afweten, kan ik, als Hollander, hem toch niet laten zakken?’
‘Je ben een watje eersteklas en ik hou van je.’
Zo. 26-07-,15. Zon, warm. W 3-4.
Na de volgende sluis zitten we weer op getijde water en om ten volle van de ebstroom te kunnen profiteren, moeten we er om negen uur door zijn.
Om acht uur zie ik ook op de buurboot wat bewegen.
Mooi, die hoef ik niet meer te porren.
Om 08:30 we hebben al ontbeten, gooit eerst de buurboot los, waarna Zeebeest volgt.
08:55 In sluis Herbrum.
09:05 Uit de sluis.
Zo kort na de sluis is er van stroming nog niets te bespeuren maar na een half uurtje geeft de GPS aan dat we al een klein mijltje stroom mee hebben.
Het zal me niet verbazen als we straks een goeie acht knopen over de grond maken.
‘Albert, hoe laat zijn we in Emden? Ik moet nu onderhand weer eens wat verse proviand inslaan.’
Ik kijk naar de oevers die steeds sneller voorbij gaan.
‘Emden? Vandaag niet meer.’
‘Wat, morgen pas?’
‘Nee, morgen ook niet en om eerlijk te zijn denk ik dat we er dit jaar helemaal niet meer komen, nee moppie, als het zo doorgaat, kan jij, aangenomen dat zondags de grootgrutters daar open zijn, vanmiddag nog de schappen leegtrekken bij Appie Heijn in Dronken Delfzijltje.
Albert.