Wat is dit nu weer voor onzin?
Weet dat vrouwvolk nu nog niet dat er maar één persoon de functie van Schipper kan bekleden en dat dit vanzelfsprekend De Man is? Geen gellul van ‘Ja maar die boot is toch ook van mij?’ Daar is maar een antwoord op mogelijk. ‘Niks mee te maken, ík ben een Man, dus ík ben de baas!’ Ook op “Zeebeest” is dat een uitgemaakte zaak waar geen discussie over mogelijk is. Marjanne zal dan ook nooit en te nimmer proberen om aan mijn gezag te tornen. O nee, bij ons geldt; ”Wat Albert doet, is altijd goed!”
Ik zal een paar voorbeelden geven. We liggen in Enkhuizen en het plan is, om na het ontbijt, naar Workum te zeilen. Ze schenkt me nog een bak leut in en zegt: ‘Ik heb alvast even in de kaarten en getijdentabellen gekeken en als we hier voor halftien vertrekken, hebben we vanaf Den Oever het laatste stuk van de eb mee tot aan de Texelstroom en kunnen dan over het begin van de vloed naar Oudeschild zeilen. De navtex zegt dat we een zuidoostelijk windje 3-4 bft. krijgen en omdat jij van de week zei dat je weer eens naar Texel wilde …..’ ‘Dat kan ik me niet herinneren, heb ik dat echt gezegd?’ Ze kijkt me stralend aan en knikt van ja. ‘Tja, als ik het zelf gezegd heb …’
Nog een voorbeeld; We zeilen ruim voor de wind en ik kijk eens naar de lucht en overleg met mezelf over het al dan niet zetten van het een fokkeloet in de Genua. Op dat moment duwt Marjanne me de zeilzak met het spinaker in mijn handen en zegt: ‘Alsjeblieft, ik zag al aan je hele houding dat je wilde spinakeren, dus heb ik hem vast even voor je gepakt.’ Even later kijkt ze verliefd omhoog naar de zuurstokkleurtjes van haar lievelingszeil.
Nog een; We liggen op Borkum en het waait met een dikke zes uit het westen. ‘Martje, in het Huibertgat staat nu een akelige zeetje, waar we straks recht tegenin liggen te knallen, we kunnen beter de Ems op varen naar Delfzijl en dan binnendoor naar Stavoren kachelen.’ Haar gezicht betrekt. ‘Binnendoor? Kan “Zeebeest” dat zeetje dan niet aan?’ ‘Dat wel maar het wordt ontzettend oncomfortabel voor de opvarenden, terwijl we binnendoor op ons gemak allerlei leuke plaatsen kunnen aandoen.’ ‘O, je doet het voor mij? Nou, dat hoeft niet hoor als jij niet bang bent, hoef ik het ook niet te zijn.’ ‘Poeh, natuurlijk ben ik als oud zeeman niet bang voor een beetje ongerief, kom nou!’
Wanneer we een uurtje later boven Rottumeroog tegen de zee liggen in te knallen en er, dankzij het ondiepe vaarwater, af en toe brekers over “Zeebeest” slaan die de vaart er helemaal uithalen, zegt Marjanne terwijl ze zich stevig vast moet houden om niet door de stuurhut heen gesmakt te worden: ‘Dat was een goed idee van jou, nu zijn we toch nog op tijd voor die Harlinger-visserijdagen waar jij zo graag naar toe wou.’ ‘Heb ik dat gezegd?’ ‘Jazeker schat.’ Oei, dat kan ik me niet meer herinneren, sterker nog ik weet niet eens dat daar visserijdagen zijn. Zou dit het begin van Alzheimer zijn? Voor de zekerheid zeg ik: ‘Ach ja, dat was inderdaad een goed idee van me.’
Zo kan ik nog even doorgaan, maar ik denk dat e.e.a. duidelijk laat zien dat er op “Zeebeest” maar één schipper is en er ook maar één is die de beslissingen neemt.