Ik heb zojuist een reactie gekregen van RWS op de vragen die ik samen met Thomas (Baasklusje) aan hen heb gesteld. Ik heb het nog niet nauwkeurig bestudeerd maar gezien de belangstelling van veel forumleden plaats ik het hier integraal zodat jullie niet afhankelijk zijn van onze interpretatie.
Belangrijkste wat ik zo snel lees is dat de reagerende ambtenaar bij RWS stelt dat er wellicht foutief is gehandeld als schepen zonder radar toch door mochten varen. Het is onduidelijk of ze hier nog iets mee gaan doen.
Enkele argumenten en stellingen lijken mij - bij een eerste blik - aanvechtbaar en sommige punten blijven vooralsnog onbeantwoord, maar hier eerst maar de volledige tekst:
Geachte heer / mevrouw,
U heeft recent een melding gedaan bij Rijkswaterstaat.
Hartelijk dank hiervoor.
Uw melding
Geachte dame/heer, Naar aanleiding van de stremming van het Naviduct bij Enkhuizen op o.a. 1 november j.l. vanwege mist zijn bij ons vragen gerezen die we u graag voorleggen. Uit berichten van watersporters en uit scheepvaartbericht 2015.12227.1 begrijpen we dat recreatievaart niet werd geschut vanwege de mist. Van aanwezigen begrepen we dat schepen van de bruine vloot wel werden geschut en daarna hun weg konden vervolgen. 1. Waar is op 1 november de beslissing tot stremming van het Naviduct genomen, lokaal door de sluismeester of centraal vanuit Rijkswaterstaat? 2. Wat was de reden om tot stremming van de sluis over te gaan? 3. Op basis van welk criterium werden schepen nog wel geschut? We zouden het bijzonder op prijs stellen als u de vaaraanwijzigingen en gedeeltelijke stremming op 1 november kunt herleiden naar de relevante wettelijke bepalingen. We hebben dit zelf ook geprobeerd maar kwamen er vanuit het veiligheidscriterium (artikel 3 SVW en BPR 6.28.15) niet uit. We waren zelf niet bij het Naviduct aanwezig tijdens de stremming maar zijn belangstellend omdat we er regelmatig met onze schepen passeren. Hoogachtend
Onze reactie
Vriendelijk dank voor uw melding. BPR Art 1.01 (betekenis van enkele uitdrukkingen) geeft de omschrijving van wat gezien moet worden als “een schip”. Het reglement is in zijn geheel van toepassing op een schip. Wat een schip is wordt ook gedefinieerd in art 1.01 BPR.
Een schipper dient zich te houden aan art 1.04 BPR voorzorgsmaatregelen in relatie tot 1.05 BPR goed zeemanschap. Slecht zicht, is zicht minder dan 1000 meter, meteorologisch gezien mist en slecht zicht conform de “leidraad zicht”, vastgesteld door het Ministerie van I&M, de dienst politie en het Openbaar ministerie. Slecht zicht voor de hoofdvaarwateren en de onderliggende vaarwateren, zijn zichtverminderingen minder dan 1000 m. De overige wateren 400 meter en bij werkzaamheden 1000 m. (anders indien bekendgemaakt d.m.v. een publicatie aan de scheepvaart) De leidraad zicht is geen wet maar dient wel in acht genomen te worden.
Het BPR is van toepassing op alle binnenwateren die openstaan voor de scheepvaart. Het BPR omschrijft wanneer je op radar vaart, (goedgekeurde binnenvaartradar inclusief opleidingen. Wanneer je op radar moet varen, o.a. langer dan 110 m, en op de vaarwegen zoals omschreven in art 6.29 verwijzend naar bijlage 9. Op de overige wateren mag je de veilige vaart alleen voortzetten tijdens slecht zicht, indien je op radar kan en mag varen. (type goedgekeurde Binnenvaartradar, merkteken R en inclusief documenten van overeenstemming. Dat is ook incl. radarbedieningscertificaat voor de Rijnvaart. Het betreft dus niet een Wheelmark goedgekeurde zeeradar, inclusief opleiding. Uitzondering hierop! is dat indien een zeeschip direct van zee komt en direct onderweg is naar een haven en terug. (het betreffen dan ruime vaarwateren en goedgekeurde zee-radar en opgeleide met zee-radar varende kapiteins of stuurlieden) Dus geen jachten uitgerust met een jachtenradar.
CE. Gekeurde jachtradars zijn geen radars bedoeld voor de navigatie tijdens slecht zicht. Het zijn geen goedgekeurde zee- en binnenvaartradars. Art 6.30 lid 3 is dan onverminderd van toepassing. Je dient dan in ieder geval de onder 4 genoemde volzin in acht te nemen. En te handelen conform art 6.31 stilliggende schepen in het BPR. Indien de vaarwegbeheerder, de “professionele marktdeelnemer” informatie verstrekt t.b.v. de omstandigheden zoals genoemd in voorgaande artikelen, en in het bijzonder art 1.04 en 1.05 BPR, dient de vaarweggebruiker daar gevolg aan te geven. Dat geld voor zowel de recreatie als de beroepsvaart.
Doet een vaarweggebruiker dat niet, dan kan deze een verkeersaanwijzing krijgen van een daartoe bevoegde ambtenaar (of namens een daartoe bevoegde ambtenaar). In dit geval de OVD (officier van dienst) Indien de verkeersaanwijzing volgt nadat het advies wordt genegeerd wordt er altijd proces-verbaal opgemaakt. Dat gebeurd bij voorkeur direct en anders ten spoedigste. Dit wordt vastgelegd in het digitaal journaal. (ambtelijk rapportagesysteem). Indien er geen gevolg wordt gegeven aan de aanwijzing wordt er een opsporingsinstantie, belast met toezicht en handhaving gevraagd om op te treden tegen deze overtreding i.v.m. de gevaar zetting.
Zicht is een relatief begrip, om niet afhankelijk te zijn van willekeur is er in samenwerking met I&M, de dienst politie en het openbaar ministerie de leidraad slecht zicht tot stand gekomen. Hiermee is duidelijkheid ontstaan voor de vaarweggebruiker, de handhaver en de verkeersbegeleider of sluismeester en het OM.
Een belangrijke, zo niet het belangrijkste artikel waar in het algemeen vaak aan voorbij wordt gegaan, is het art 1.09 BPR, Sturen van een schip. Gelet op 1. Een schip mag niet varen, indien het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam persoon. Indien men vaart zonder vaarbewijs, klein, beperkt of groot vaarbewijs kan over het algemeen de vakbekwaamheid niet worden aangetoond. Een vaarbewijs is het middel waarmee de bekwaamheid kan worden aangetoond.
Indien men een aanvaring krijgt, veroorzaakt, of op welke andere wijze betrokken raakt bij een aan- of schadevaring kan de vakbekwaamheid, zoals bedoeld in art 1.09 sturen van een schip, onder 1 ter discussie komen te staan. (vak)Bekwaam betekend, Allround, Bedreven, Competent, Deskundig, geschoold, Gekwalificeerd, Gediplomeerd , Kundig, Oordeelkundig, Vakkundig, Zeer bedreven in een ambt, Zijn vak volledig verstaande.
Zo ook de vraag of iemand bekwaam is om onder de slecht zicht omstandigheden te varen. Het gaat niet alleen om wat jij kunt zien, maar ook wat een ander kan zien. De vraag, wordt je zelf gezien en zijn de omstandigheden dan zo dat indien je gezien wordt, een aanvaring of ongeval is te vermijden. Het constant goed toepassen van voorzorgsmaatregelen en goed zeemanschap is dan cruciaal.
Indien bij een juridisch conflict de vakkundigheid ter discussie wordt gesteld, kan dit aangetoond worden door een vakbekwaamheidsbewijs. Namelijk een vaarbewijs en een voor op radar varend schip een marifooncertificaat en een radarbedieningscertificaat voor de Rijn. Een gedefinieerde categorie schepen kan dan wel vrijgesteld zijn van een vaarbewijs, er dient terdege rekening gehouden te worden met BPR art 1.09, het sturen van en schip. Het is onder bepaalde omstandigheden toegestaan om te varen zonder vakbekwaamheidsbewijs. Het is dan wel toegestaan, maar het is niet altijd zonder gevolgen. Het is net als het niet hebben van een bootverzekering. Niet verplicht, maar het kan indien het fout gaat wel enorme gevolgen hebben.
Het varen op radar, wanneer je op radar vaart, wanneer je op radar moet varen en met welke apparatuur en opleidingen je met radar mag varen is beschreven en voorgeschreven in het BPR. Indien je tijdens genoemde omstandigheden vaart met slecht zicht in strijd met de voorschriften ben je in overtreding. Indien er een aanvaring, stranding of iets dergelijks gebeurd zal de schuldvraag zich snel richten tot de overtreder in relatie tot BPR art. 1.04, art. 1.05 en art 1.09 lid 1. En je bent in overtreding op grond van hoofdstuk 4 voor die artikelen die van toepassing zijn en waar je niet aan voldoet. En in strijd met Hoofdstuk 6 afdeling VI – slecht zicht voor de artikelen waar je niet aan voldoet.
Je handelt in strijd met de voorzorgsmaatregelen, goed zeemanschap en de voorschriften van het BPR.
Tijdens goed zicht mag er met een jachtenradar gewerkt worden. Zolang de veilige navigatie maar niet afhankelijk is van het varen op die radar. Anders gezegd, een schip uitgerust met een jachtenradar vaart nooit op radar. Een jachtenradar is dan vaak wel CE goedgekeurd maar niet goedgekeurd voor de radarvaart op radar.
In uw melding zagen we dat er een bepaalde categorie wel mocht vertrekken van de wachtplaats. Indien dit schepen zijn die niet conform het BPR op radar varen, zou dat niet juist zijn. Het varen met slecht zicht zoals hiervoor omschreven is van toepassing op alle schepen die met slecht zicht niet op radar kunnen varen met slecht zicht.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Het valt me overigens niet tegen dat we - in tegenstelling tot andere forumleden - op relatief korte termijn een reactie hebben ontvangen.