In bovenstaande discussie ontwaar ik hier en daar toch weer enig gebrek aan juridische kennis, en lijkt het er op dat volwassen mannen met een redelijke tot goede opleiding zich bij hun commentaren toch weer laten leiden door gevoelens en plaats van door kennis ingegeven ratio. (Iets dat mij na bij 40 jaar rechtspraktijk nog altijd blijft storen.)
Vandaar wellicht enige informatie over het juridisch kader van de hulpverlening op het water. Wel met de kanttekening dat ik geen specialist in de natte praktijk ben.
Wanneer is er sprake van hulpverlening?
Van hulpverlening is ingevolge art. 8:551 BW sprake bij werkzaamheden die zijn verricht om hulp te verlenen aan een in bevaarbaar water of in welk ander water dan ook in gevaar verkerend schip of andere zaak. Gevaar is aanwezig wanneer een reële dreiging van het oplopen van schade bestaat en het schip zich door eigen kracht, zonder hulp van buiten, niet uit de gevaarlijke situatie kan redden. Ook een betrekkelijk geringe mate van gevaar kan voldoende zijn om het bestaan van gevaar aan te nemen (HR 9 febr. 1996, S&S 1996/59, ‘Frio Alaska’).
Uit deze uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat er vrij snel sprake is van hulpverlening. Het schip hoeft niet in nood te verkeren, een reëel gevaar op schade kan voldoende zijn. Het vastlopen en niet eenvoudig zelf los kunnen komen is dus voldoende om het lostrekken als hulpverlening te bestempelen.
Hulpverlening geeft recht op hulploon, zie Rb. Rotterdam 18-02-2015, ECLI:NL:RBROT:2015:1239:
In het algemeen kan worden aangenomen dat wanneer een toevallig passerend onbekend schip zijn assistentie aanbiedt, hij dit niet om niet doet, tenzij daarmee nauwelijks tijd en kosten zijn gemoeid. De feitelijke gang van zaken, met name de ondertekende schriftelijke verklaring van de schipper van de ‘duwboot X’ dat de ‘Binnenschip Y’ assistentie heeft verleend, duidt erop dat de ‘duwboot X’ op het bewuste moment niet in de veronderstelling verkeerde dat sprake was van een vriendendienst.
Dit geldt juridisch technisch zeker ook voor jachten die in problemen verkeren. Als een berger zich meldt en men aanvaardt de hulpverlening dan is men aansprakelijk voor de het hulploon, als de werkzaamheden van de berger succesvol zijn. Zo niet dan is men niets verschuldigd, en heeft de berger zijn kosten zelf te dragen.
Hulploon is iets wezenlijks anders dan vergoeding van gemaakte kosten al dan niet vermeerderd met een winstopslag.
Voor hulploon geldt 8:563 BW:
1.Het bedrag van het hulploon wordt vastgesteld bij overeenkomst tussen partijen en bij gebreke daarvan door de rechter.
2.Het hulploon wordt vastgesteld met het oog op het aanmoedigen van hulpverlening, rekening houdend met de volgende criteria ongeacht de volgorde waarin zij hieronder zijn opgesomd:
a.de geredde waarde van het schip en de andere goederen;
b.de vakkundigheid en inspanningen van de hulpverleners, betoond bij het voorkomen of beperken van schade aan het milieu;
c.de mate van de door de hulpverleners verkregen gunstige uitslag;
d.de aard en ernst van het gevaar;
e.de vakkundigheid en inspanningen betoond door de hulpverleners bij de redding van het schip, de andere zaken en mensenlevens;
f.de door de hulpverleners gebruikte tijd, gemaakte kosten en geleden verliezen;
g.het risico van aansprakelijkheid en andere door de hulpverleners of hun uitrusting gelopen risico's;
h.de snelheid van de verleende diensten;
i.de beschikbaarheid en het gebruik van schepen of andere voor hulpverlening bestemde uitrusting;
j.de staat van gereedheid alsmede de doelmatigheid en de waarde van de uitrusting van de hulpverleners;
3.Voor hulp verleend aan een schip en de zaken aan boord daarvan is het hulploon uitsluitend verschuldigd door de reder van het schip, met dien verstande dat de reder een recht van verhaal heeft jegens de andere belanghebbenden voor hun onderscheiden aandeel. Voor hulp verleend aan andere zaken is het hulploon verschuldigd door de rechthebbende op die zaken.
4.Het hulploon, met uitzondering van rente en verhaalbare gerechtelijke kosten, mag de geredde waarden van het schip en de andere goederen niet overtreffen.
5.Wanneer het hulploon mede strekt tot vergoeding van gemaakte kosten en geleden schade geeft de rechter aan welke gemaakte kosten en geleden schade dit betreft.
Dit betekent dat niet alleen naar de werkzaamheden van de berger gekeken moet worden voor de hoogte van het hulploon, maar ook naar de waarde van het “geredde” schip en naar de kosten van de gebruikte uitrusting. Het lostrekken van een oude Sneekermeer mag dus maximaal minder kosten dat het lostrekken van een splinternieuw jacht van een ton, ongeacht de bestede tijd en moeite.
Dat de KNRM die allemaal gratis doet is heel fijn, maar ontzegt andere redders, bergers en hulpverleners hun recht op hulploon uiteraard niet.
Even ter vergelijking de uitkomst van bovengenoemde zaak. Een duwboot met 6 bakken krijgt een storing in het elektrisch systeem waardoor zij onbestuurbaar wordt. Een toevallig oplopend binnenvaart schip verleent assistentie door langs zij te gaan om 23.55 uur en langszij te blijven tot rond 02.00 uur sleepboot arriveert. De rechtbank acht een hulploon van 40.000,= redelijk. (De schipper van het binnenvaartschip had 100.000,= gevraagd.
Zoals gezegd geldt e.e.a. ook voor jachten. Versta mij echter wel, ik pleit er niet voor dat iedere sloepeigenaar die zo vriendelijk is om een zeiler los te trekken of een sleepje te geven nu direct hulploon moet gaan vragen. Laten wij elkaar vooral kosteloos blijven helpen, maar in gevallen waar er voor de niet professionele hulpverlener sprake is geweest van schade of van gevaar voor eigen schip, kan ook tussen watersporters onderling hulploon redelijk zijn.