Op eigen kiel 22.
Na het eten overleggen we met Helmut en Fritz. Zij willen vanaf hier zeilend verder en ook wij hebben genoeg van het motorbootje spelen.
Het is tijd voor “ anker op”. De jol gooit los en is met een groet en armzwaai al snel onderweg. Wij halen de spijker eruit, spoelen de modder eraf en zetten zeil.
Met zoveel mogelijk zeilen en zo weinig mogelijk motorbootje spelen, komen we een heel eind. Wanneer we, ergens in de bush, stoppen voor de nacht, zijn we niet ver meer van Lemmer.
‘Lexie, wat schaft de pot?’
‘Wat je maar wil, zolang je het maar zelf klaarmaakt.’
‘Klein luivarken, ik heb zowat de hele weg aan het roer gestaan en nu moet ík nog koken op de koop toe? Ik dacht het niet!’
‘Lelijke slavendrijver die je bent! Je hebt de hele dag op je luie krent in het zonnetje gezeten terwijl ik broodjes en koffie aansleepte en alleen even mocht sturen als jij naar de plee moest. Jij kookt. Punt uit!’
Ik heb het al eerder gemerkt dat Alex gedurende deze reis steeds meer volwassen werd en dat is goed voor hém maar ík moet oppassen dat hij niet probeert om het gezag over te nemen want twee kapiteins op één schip, betekent rottigheid.
‘Lexie, jij solliciteert naar een pak op je donder. Als je het netjes aan me vraagt, wil ik, bij wijze van uitzondering éénmalig in de fucking galley duiken, dus…?’
‘Aardige grote broer, wil jij alsjeblieft, bij wijze van uitzondering, éénmalig de fucking galley in duiken.’
‘Hoe kan ik zo’n aardig en beleefd verzoek afwijzen? Natuurlijk ga ik straks iets en ik weet nog niet wat, in elkaar flansen. Hou je van veel sambal? ’
Met een bord vol met iets waar nog geen naam voor is maar dat wel de nodige pils nodig heeft om te blussen, zitten we in de kuip, te genieten van de zonsondergang, het water, het groen en de sambal. Zelfs Alex is stil en geniet ontspannen van al dat moois en lekkers. Tot hij verschrikt in zijn leeg Tuborg flesje kijkt en snel een paar nieuwe kouwe keilen uit de bilge haalt.
We zijn al vroeg op en kachelen het laatste stukje naar de sluis. Omdat het nog zo vroeg is zijn er niet veel klanten die schutten willen, dus zijn we binnen een half uur aan de IJsselmeerkant en zetten zeil. Ik zet een koersje uit langs de oostkant van het Enkhuizerzand. Wanneer we naderen, zien we dat ze al begonnen zijn met zand suppletie voor de nieuwe dijk tussen Enkhuizen en Lelystad. Wéér een extra hindernis voor ons watersporters. Wat blijft er nog over van het gevoel van weids water en vrijheid? Nee, ik ben niet voor anarchie en zeker niet voor bommen maar… met een beetje strategisch geplaatst dynamiet zo hier en daar, zou het IJsselmeer weer in een leuke zoutwater plas kunnen veranderen, zijn de vissers ook weer blij.’
‘Lex, zullen we via Edam of Amsterdam naar binnen?’
‘Voorlopig komt er van zeilen niet veel meer terecht, dus laten we maar de langste route nemen.’
‘Oké Lex, Amsterdam hier we come!’
We laten de tonnen die het end van het Zand aangeven aan stuurboord en zet ik zet een koersje uit op het Buiten IJ.
We laten het Paard van Marken ruim aan stuurboord liggen en zien de Noord-Hollandse kust dichterbij komen. Op het Buiten IJ, net voor de Schellingwouder brug, laat ik de buitenboordmotor zakken en start hem alvast op benzine, terwijl Alex de zeilen strijkt. Onze mast kan net onder de brug door dus stomen we - nu op petroleum - direct door naar de Oranje-Sluizen. Na een minuut of twintig kunnen we er in en worden vlot geschut. De nog warme motor start meteen op petroleum. Op het IJ zetten we alleen de Genua en laten de motor zacht meedraaien en geven alleen wat gas bij op de luwe stukken.
Vlak voor de IJ-pont gaan we stuurboord uit en lopen de Sixhaven binnen.
Ook hier is de eerste dag gratis liggen dus gooien we wat geld in het “koffiepotje” en gaan na een maaltijd van spekpannenkoeken vroeg pitten.
Zodra we gedoucht zijn en een fors ontbijt naar binnen te hebben gestouwd, gaan we naar de telefooncel bij de Willemsluis. Alex belt zijn ex werkgever en kan zondag al meteen weer aan de slag met, ’s morgens op een onmenselijke tijd, melkmonsters te verzamelen bij boeren in de omgeving.
Ik bel met de rederij en kan, volgens een kantoorkruk, morgen met de trein, overstappen in Hamburg, naar Rendsburg om daar op te stappen op een boot die van Portsmouth onder weg is naar Karlsham in Zweden. Ik kan de tickets halen bij een reisbureau in Purmerend. Aan het eind van het gesprek laat hij zich heel nonchalant, tussen neus en lippen door ontvallen dat de trein rond halfelf s’ avonds in Hamburg aankomt en dat de trein naar Rendsburg de andere ochtend om kwart over zes vertrekt maar dat ik best die “paar uurtjes” in de wachtkamer kon doorbrengen. Ik onderbreek hem.
‘Ho even! Dus ik kan om te beginnen morgenmiddag per trein, met een hele bult bagage, van Purmerend naar Amsterdam reizen, daar met de hele zooi naar een ander perron sjouwen dan ’s nachts met het hele zwikkie naar een wachtkamer om daar de hele nacht te zitten wachten tot ik alles naar weer een ander spoor te sjouwen, dat bedoel je? Daarna afgepeigerd aan boord stappen om meteen aan de bak te gaan? De rederij kan me de bout hachelen, ik pas!’
‘Ja maar we hebben op het ogenblik geen andere stuurman ter beschikking, de stuurman die jij moet aflossen heeft een vrouw die moet bevallen en hij gaat, aflosser of geen aflosser, in Rendsburg van boord dus …’
‘Die boot hoeft helemaal niet te wachten en voor mij wordt het een stuk aangenamer als we het volgende doen. Ik ga pas overmorgen naar Amsterdam, vlieg naar Hamburg en pak daar een trein naar Rendsburg, en kom fris uitgeslapen bij de boot dus als jij even voor de tickets zorgt, komt het piekfijn voor elkaar. O, voor ik het vergeet wie is de kapitein? ’
‘Siebe Glastra. Maar dat vliegen, weet je wel wat dat kost?’
‘Geen idee, kan me niet schelen ook maar ik spaar je op die manier wel een dag gage uit. Dus wat wordt het?’
Ze zitten blijkbaar écht omhoog, want hij gaat zonder verder tegensputteren akkoord met mijn voorstel.
We varen via het Noord-Hollandschkanaal naar Purmereutel en leggen de boot op haar eigen stekkie. Alex loopt naar huis en haalt mijn Mini op terwijl ik alvast begin op te ruimen en in te pakken.
We laden het zooitje in de Mini, sluiten af en Alex rijdt ons naar huis.
‘O grote broer, er lag een briefje op tafel, Pa en Ma zijn met Bob en Hennie naar Joegoslavië. Ze komen pas over twee weken weer terug. Komt dat even goed uit, kan ik mijn vriendinnetje hier thuis in mijn eigen nest neu… ik bedoel beminnen.’
‘Je neukt je maar drie slagen in de rondte maar dacht je nou echt dat Pa en Ma hun eigen lieve zoontje niet door hebben? Maar wat anders waar dacht je van te leven? Jij bent blut en ik moet de paar centen die ik over heb bewaren voor onder andere een taxi van het vliegveld naar de trein, dat geld krijg ik wel terug als ik het bonnetje inlever maar ik moet het wel eerst zelf ophoesten. Wat jou betreft, ik zou je baas alvast om een voorschot vragen. Iemand die zo goed kan ouwehoeren als jij krijgt dat wel voor elkaar. Hier heb je een paar tientjes voor de eerste dagen. O ja, je mag me overmorgen naar Schiphol brengen.’
Het vliegen maakt eerst nog een tussenlanding in Bremen en vliegt dan door naar Hamburg. Ik neem een taxi naar het Hauptbahnhof en pak de trein
naar Rendsburg. Hoog boven het water steekt de trein het Kielerkanaal over, om daarna met een grote dalende lus onder zijn eigen spoor door te rijden en te stoppen op het station. Ook hier neem ik een taxi naar het schip dat nog niet zo lang binnen ligt, want de bemanning is nog bezig om stores aan boord te sjouwen. De stuurman is al op de sluis van Brunsbüttel van boord gegaan, dus moet ik zonder een fatsoenlijke overdracht gelijk aan de bak.
Ik stel me even voor aan kapitein Glastra en ga dan voor en achter maken.
Wanneer we varen breng ik mijn bagage naar mijn hut en ga me op de brug vertrouwt maken met waar alle knopjes zitten en waar ze voor dienen. Dat kan ik beter nu doen dan dat ik vannacht in het donker ga staan klooien.
De kok komt met koffie voor die ouwe, de loods, de roerganger en mij. Ik vraag hem, omdat ik sinds vanmorgen vroeg niets meer gegeten heb, of hij me een paar sneetjes brood met kaas of zo kan maken. Hij knikt en komt even later met een bord vol sandwiches boven. Ze zijn dik belegd met kaas, ham en zelfs een paarplakjes zuur.
‘Alsjeblieft stuurman, eet ze.’
‘Dankjewel chef, dat ziet er goed uit.’
Ik weet meteen dat ik deze kok, kost wat het kost, te vriend moet houden.
Die ouwe vraagt me naar op welke schepen en met welke kapiteins ik gevaren heb. Zo met een praatje en de nodige koffie naderen we de sluis van Holtenau.
Ik ga met een van de Kaapverdiaanse matrozen naar voren en leg een spring gereed. Op het moment dat we gestrekt langs de muur liggen, stappen er vier agenten aan boord en verdwijnen naar achter.
Omdat er nog meer schepen de sluis in moeten heb ik even tijd om ook naar achter te gaan en uit te zoeken waarom we door vier levensgrote Duitse smerissen zij geënterd.
Wel in het kort komt het er op neer, dat de tweede machinist in Rendsburg, via de shipchandler een vuurbuks heeft gekocht en daarmee vanaf het achterdek heeft staan oefenen op lege bierflesjes die hij in het water gooide en probeerde kapot te schieten. Dat hij letterlijk levensgevaarlijk bezig was bleek uit de melding van een loods op een ander schip, die de “kogels om zijn oren hoorde fluiten”.
Het werd afgedaan met een forse boete en het in beslag nemen van het vuurwapen dat de tweede vetpriester nog geen halve dag in zijn bezit heeft gehad.
Later zegt die tweede dat hij de volgende keer weer zo’n ding zal kopen maar dan zal oppassen waar hij hem gebruikt.
Die ouwe laat hem weten dat, mocht de tweede weer een vuurwapen of wat dan ook, aan boord brengen, hij hem met zijn eigen buks in zijn gore reet zal schieten.
Heerlijk, ik ben weer helemaal in mijn vertrouwd kustvaart kringetje.
The End.
Albert.