@Toine, Mijn dank voor je waardering.
Wat de frequentie betreft, ik was van de zomer al begonnen met schrijven dus ik had al een voorraadje klaar. Of ik mezelf voor kan blijven met twee schrijfsels per week? Geen idee.
@ Han, dankjewel. Ben benieuwd naar dat "fire and forget" gedoe.
Maar nu, "Navigare necesse uh, dinges"
Vakantie 2015.
9.
‘Maar moppie, we hebben helemaal geen tijd meer om te wandelen, het is al bij negenen en we moeten uiterlijk halfelf varen.’
Marjanne komt net terug van het havenmeesters kantoortje maar is op de steiger blijven staan en verordonneert, dat ik mijn Crocs moet verruilen voor wandelschoenen.
‘Half elf pas? Dan hebben we nog anderhalf uur om aan jouw conditie te werken, fijn hè?’
Ze kijkt me stralend aan.
‘Há vrouw, achter dat engelenlachje zie ik duidelijk een duivelse blik schuilgaan. Trouwens, als onze lieveheer had gewild dat ik ging lopen, had hij me, net als de windhonden en renpaarden, uitgerust met víer poten.’
Natuurlijk weet ik dat zij het gaat winnen maar me zonder enige strijd gewonnen geven, dat is mijn eer te na.
Marjanne gaat nog even door en besluit met: ‘Want als ik je niet af en toe van de boot afhaal, groei je helemáál dicht en ik ben echt niet van plan nu al weduwe te worden.’
‘Hm, leuk onderwerp zo op de vroege morgen, heb je al besloten, wordt het begraven, cremeren of opzetten? Opzetten lijkt me wel wat, je zou me rechtop naast de tv kunnen neerpoten, kan je tijdens de reclames gezellig tegen mij aan kletsen.’
Ze springt aanboord, pakt me stevig vast en kijkt me verwijtend aan.
‘Wil je dat soort dingen nóóit meer zeggen? Je weet best wel dat ik heel veel van je hou!’
'Oké, in het kader van "het ijzer smeden als het heet is", stel ik voor dat we dan meteen even de kooi induiken.'
'Au!'
Vrouwen, zal ik ze ooit begrijpen?
Met de belofte dat we niet te ver van de haven weggaan, haalt ze me over om toch de wal op te gaan.
Ik kijk naar de havenuitgang en zie dat het water nog een best stuk moet komen, voor we straks over het wantij kunnen.
We lopen wat rond de haven en een stuk langs de weg naar het dorp.
‘Kijk er zit wind in de lucht, niet dat we daar veel last van zullen hebben, daarvoor is het Duitse Wad te smal.’
Het is tijd om te vertrekken.
Intussen is de lucht dichtgetrokken en de wind flink toegenomen.
‘Ja, start de motor alvast maar, ik vul nog even het journaal in en dan gaan we.’
Wo. 17-06-,15. Bew. SSW 4-6 bft. met vlagen van 7 in de buien.
11:30 vertrek Borkum
Buiten de ingang, draaien we meteen BB uit het Borkumer Wathfahrwasser in.
We hebben een beste poep van de vloedstroom in de kont.
Omdat het wantij nog geen twee mijl weg is en we daar niet te vroeg moeten aankomen, zet ik de motor op deadslow.
Evenzogoed zijn we er tamelijk snel en zitten binnen een half uur na vertrek al op het ondiepste stuk.
Doordat de stroom hier afneemt tot zowat zero, schuiven we heel langzaam, met één oog op het echolood, over het wantij.
Met af en toe niet meer dan een krappe twee decimeter onder de kiel, komen we er overheen en ontmoeten nu het deel van de vloedstroom, dat vanaf de Osterems het wad op komt zetten.
We hebben het ondiepste gehad en het water blijft nog een behoorlijk pikheetje stijgen, dus kunnen we nu zeilen.
Met alleen de Genua uitgerold lopen we ook zonder de motor bijna rompsnelheid.
Niet dat het over de grond zo hard gaat.
Pas wanneer we de brede Osterems schuin oversteken, richting Memmertbalje, verdwijnt de tegenstroom en krijgen we zelfs weer wat stroom mee.
We gaan met een behoorlijk gangetje onder Juist door.
Om tien over een komen we, nu met meer dan genoeg water, over het wantij onder Juist.
Voorbij Juist draait de geul richting Noordzee en pas wanneer we pal west van Norderney bijna buitengaats zitten, kunnen we voor de kop van het eiland weer zuidoost sturen en al die lelijke hotels en pensions aan BB nemen.
14:55 Vast op Norderney.
Ondanks af en toe een behoorlijk poepie wind was het een rustig en ontspannen tochtje.
Zoals gewoonlijk blijf ik aanboord en mag Marjanne ons aanmelden en betalen.
Ikzelf ga straks alleen even douchen en water laden maar heb geen behoefte om het haventerrein te verlaten.
Do. 18-06-,15 Zon. SW.4
Vandaag gaan we naar Langeoog maar eerst gaat Marjanne de wal op voor wat boodschappen.
Ik blijf natuurlijk op de boot passen.
‘Op de boot passen? Op je luie kont zitten te niksen bedoel je.’
‘Inderdaad schat, die twee bezigheden kan ik heel goed combineren, dat heet, in goed Nederlands, multitasking .’
Ze snuift, kijkt me vernietigend aan, stopt wat lege flessen in haar rugzak en verdwijnt.
10:30 Vertrek.
Ik draai achteruit de box uit.
Zeebeest draait dankzij een extra duwtje van de boegschroef keurig rond, maar wanneer ik het roer over wil draaien om met een flinke dot gas vooruit vrij te varen van de andere boten, blijft het roer steken.
Gelukkig staat de boegschroef nog bij zodat ik daarmee in combinatie met de motor, kan voorkomen dat we op een andere boot knallen.
Wanneer we stil liggen te drijven, zit er nog steeds geen beweging in het wiel.
Ik loop naar achter en ontkoppel de verbinding met de stuurinrichting, maar ook dan, met de helmstok, blijft het roer steken.
intussen zijn we wat verder de haven ingedreven en heb ik wat meer ruimte om uit te zoeken wat er loos is.
Met de pikhaak kan ik wel bij het roerblad komen maar door de ronding van de brede kont, net niet helemaal aan de bovenkant.
Voor ik te water ga om te gaan voelen of er toch wat zit, probeer ik het liever nog eens met de motor.
Ik zet hem in zijn achteruit en wacht tot we een beetje vaart lopen over de achtersteven.
Dan geef ik in een keer een dot vol vooruit en wrik een beetje met de helmstok.
Net wanneer ik wil stoppen om, met zachtjes achteruitslaan, de vaart eruit te halen en met behulp van de boegschroef een box in te draaien, voel ik dat het roer weer doet wat ik wil.
Voor de zekerheid geef ik even vlug hard BB en Hard SB maar ik voel nergens weerstand.
We varen naar buiten en zetten zeil.
Wanneer we allebei met een mok koffie - en een stuk apfelstrudel met vanillesaus - in het zonnetje zitten terwijl autopilot Wilhelm het zware werk doet, zegt Marjanne: ‘Er zat dus wat tussen het roer dat je er met het schroefwater weer tussenuit geblazen hebt, maar wat kan dat dan geweest zijn, een stuk hout misschien?’
‘Nee, dat denk ik niet, het zou wel heel toevallig zijn wanneer een stuk hout dat net niet, net wel, zinkt, tussen het vlak en het roer was blijven steken.
Bovendien heb, ik zowel bij het wegvaren als bij het kwijtraken van dat vuiltje niets horen bonken. Nee, het was niet iets hards. Ik denk dat het een Zeekakkelobbes is geweest.’
‘Hè, wat is dat nu weer?’
‘Een Zeekakkelobbes schat, dat is, volgens mijn oude bootsman, een zeemansdrol aan een touwtje.’
‘Ha ha ha, gut wat leuk, nee serieus, wat denk je dat het was?’
‘Nou, zeker ben ik er niet van, het was niet hard maar toch groot en stevig genoeg om het roer vast te zetten, dus kan het eigenlijk niet veel anders zijn geweest dan, het half vergane, opgeblazen, door krabben aangevreten lijk van een verzopen Urker visser.’
Marjanne schuift, met een vies gezicht, de apfelstrudel met vanillesaus van zich af.
‘Goh schat, als je geen trek meer hebt, mag ik het dan?’
Albert