@Jan, mijn ouwe bootsman zei het al, "Hollanders benne rare dingen, je ken er ape mee vange!"
@Jee Pee, de eerste keer dat ik aan die palen lag, was in 1966 en hoewel het hoogseizoen was, lag er maar één ander jacht, ook een Hollander, uit Monster. In die tijd waren er weinig of geen jachthavens maar kon je wel in zowat alle havens een havengeldvrij plekje vinden.
O ja, een ding nog, als je Loodje nog één keer in zulke gevaarlijke situaties brengt, stuur ik Marjanne op je af.
@Pim, dank je, ook wij hebben er zin in,
maar niet met deze temperaturen.
Vakantie 2015.
13.
Ma. 22-06-,15. Half bew. S 3-4.
07:05 Vertrek Ducker Wisch.
In Rendsburg leggen we even een uurtje aan voor stores.
Het hangende veer komt van de kant maar houdt nog even in tot we voorbij zijn.
‘Kijk Martje, dat ding hing daar al toen ik in negentien drieënzestig voor het eerst door het kanaal kwam.’
Het veer versneld en gaat achter ons langs.
Een klein stukje verder draaien we de Borgstadter See in om te bunkeren bij de marina.
Er staat niemand bij de pomp maar een paar werklui die, met de kraan, bezig zijn een groot jacht van een mast te voorzien, geven me een telefoon nummer - 00491739137315 - .
Dat ik bel, waarop de havenmeester verschijnt en me de slang aangeeft.
Ze hebben natuurlijk geen GTL, dus wordt het, voor de eerste keer deze reis, normale diesel.
Om 13:50 gaan we weer verder.
‘Martje, moet jij straks de wal nog op voor een of ander onmisbaar iets, of kan dat wachten tot morgen?’
‘Hoezo, wou je nu al stoppen?’
‘Ja, we komen zo bij een rustig ankerplekje en ik heb onderhand wel genoeg gemotorboot voor vandaag.’
‘Goed, zal ik hem overnemen? Dan kan jij de spijker gereed maken.’
Om 16:25 draait Marjanne, bij km. 85.4, de Flemhuder See in.
‘Martje, breng ons maar tussen die vier gele tonnen waar REDE opstaat.’
‘Ja, sla maar achteruit.’
Ik laat de spijker vallen en steek, terwijl we langzaam deinzen, tien meter ketting.
‘Wat zegt het echolood?’
‘Twee veertig, twee vijftig.’
Ik steek nog drie meter en draai de stopper goed vast, ‘geef er maar wat klappies bij.’
‘Ja, nu volle kracht!’
Ik kijk niet naar de ketting maar naar twee punten op de oever naast ons.
We gaan niet meer achteruit, ons Bruce anker houdt, zoals van ouds, in een keer goed.
Ik maak een kappend gebaar, waarop Marjanne de motor laat afslacken en in zijn vrij zet.
Dan draait ze, terwijl ik de ankerbal hijs, de contactsleutel om en daalt er een weldadige stilte over Zeebeest.
Met een welverdiend pilsje zitten we tevreden om ons heen te kijken.
‘Hoever is het nog naar de sluis?’
‘O, een kippenrukkie, een kilometer of veertien.’
achter ons gaat er een drijvend flatgebouw voorbij.
Het is de Princess weet ík veel, die onderweg is naar Holtenau.
‘Het is halfzeven, ik ga het eten opzetten. trek jij alvast een fles wijn open?’
Na de afwas zegt Marjanne: ‘wil jij nog een glas?’
‘Nee, ik duik liever mijn kooi in met mijn E-book.’
‘Ik ook.’
Ik hang het ankerlicht op en kruip even later achter Kaap Kont.
Ik merk nog vaag dat Marjanne voorzichtig mijn E-book uit mijn hand pakt, dan ben ik totaal van de wereld.
Di. 23-06-,15
Ik wordt uitgerust wakker, rek me uit en zie dat het pas twintig over vijf is.
Wanneer ik boven kom, hangt er een nevel over het water die alles er een beetje geheimzinnig laat uitzien.
Ik zet koffiewater op, klap de kuiptafel uit en zet er het benodigde kommaliewant op.
Wanneer het water kookt giet ik de koffie op en ga met een verse mok zitten genieten van de omgeving, de stilte en de koffie.
Voor ik er erg in heb, is het al kwart voor zes, tijd om mijn scheepsgezel voorzichtig en liefdevol te porren.
‘HÉÉ, lui vrouwspersoon, kom er uit, er moet gevaren worden!’
Met één oog open en het ander nog half dicht, ziet ze toch nog kans om me verwijtend aan te kijken.
‘Ga eerst maar eens koffie zetten, druktemaker.’
‘Ha, die is er allang en de eerste mok heb ik al op. Kom je?’
‘Ja zo, eerst even wakker worden.’
Ze gooit het dekbed van zich af en rekt zich, spiernaakt, uit.
Bij deze aanblik komen er enige wellustige gevoelens in mij naar boven, - of is het onder? - .
‘Wow zeg, als je zo begint, duik ik er ook nog even in.’
‘Niks daarvan, koffie!’
‘Dan moet je het zelf weten maar laat ik je dit vertellen, ik ben de jongste niet meer en er kómt een dag, dat je spijt krijgt dat je ooit zo’n kans voorbij hebt laten gaan.’
In plaats van de kooi, duik ik de kombuis in.
omdat het brood, uit Wangeroog al drie dagen oud is, maak ik er tosti’s ham kaas van en bak die op een roostertje in de hapjespan.
Wanneer ik de tosti’s op de bordjes laat glijden, zit Marjanne al klaar in de aanvalshouding.
‘Zijn die alle drie voor mij? Wat lief van je.’
‘Ja ik ben een schat maar je krijgt er anderhalf want meer dan drie passen er niet in de pan en wanneer je er nog een wil, bak je die zelf maar.’
We weten allebei dat ze, net uit de kooi, geen grote eter is en inderdaad moet ik haar helpen om het laatste stukje weg te werken.
‘O ja, wat ik vragen wil, waarom heb je dat oude brood genomen in plaats van dat verse van gister uit Rendsburg?’
Verdomme, ze heeft gelijk, dat van Rendsburg was me even ontschoten.
Ik zeg, met een stalen gezicht: ‘Maar schatje toch, je wilt toch geen goed voedsel verspillen? Duizenden kindertjes snakken ernaar en jij wil dat zomaar weggooien? Bovendien, het heeft geld gekost en zoals mijn oude bootsman placht te zeggen; “ zuinigheid met vlijt bouwt” uh eh...’
‘Je bedoelt huizen als kastelen?’
‘Nee schat, ik bedoel, luizen als kamelen.’
06:35 Anker op!
Op ons gemak kachelen we naar Holtenau en het is net of we de hele reis een hoefijzer in de kiel en een konijnenpootje in de mast hebben, want ook nu, om 08:15, kunnen we zonder af te stoppen de sluis in varen en gaat de deur meteen achter ons dicht.
We liggen als enige in de kolk en Marjanne, die al klaar staat om te gaan betalen in de kiosk, spreekt haar verbazing daarover uit, ‘Ons laten ze meteen naar binnen maar op die jachten die nog geen kilometer achter ons zaten wachten ze niet even, snap jij dat nou?’
‘Ja natuurlijk, ook al ben ik met pensioen, ik ben en blijf een collega sluismeester en krijg daarom de VIP behandeling, logisch toch?’
Het schutten zelf duurt amper twaalf minuten en terwijl de deur begint open te schuiven, roept de sluismeester uit het raam, zijn woorden kracht bij zettend met een armzwaai, ‘sovort aus varen’.
We passeren de deur wanneer deze amper een voor een kwart openstaat.
‘Kijk Martje,’ ik wijs op een flink vrachtschip dat langzaam dichterbij stoomt, ‘dat is de reden van de VIP behandeling, hij moest een lege “overschutting” doen, maar koos er voor om toch dat ene jachtje nog mee te nemen. Wij mazzel, die anderen pech.’
We gaan ruim aan de kant voor die grote jongen en kruipen even later achter de jachtensteiger, waar we om 08:40 afmeren.
Marjanne moet hoognodig verse stores inslaan en ik bereken dat, hoewel niet hier, er toch ergens op aarde een plek moet zijn waar de zon al boven de ra staat, dus neem ik een lekkere koude rakker en ga in de kuip zitten kijken naar de schepen op de zonovergoten Kieler Fjorde.
Opeens hoor ik geschreeuw.
Ik draai me om en zie een Ovni, die aan het vertrekken is, met zijn achterschip blijven haken achter de palen en door nog eens flink gas te geven, bezig is een nog meer schade op te lopen.
De thuishaven kan ik vanaf hier niet lezen maar er wappert wel iets van rood, wit en blauw achterop, dus een grote kans dat het wéér die verrekte Ovni uit N.... is.
Albert.