Vakantie, niets moet...
Belevenissen van een beginnende zeilvrouw
De zomerse zeilvakantie naar Denemarken begint sneller dan gepland. De wind dwingt drie dagen eerder vertrek af. Nog aan het afkicken van een meer dan fulltime job, pak ik de tassen. De zorgvuldig opgestelde reisvoorbereiding met bijbehorende planning ligt netjes klaar. Boeken en fora wijzen erop dat tijd nemen voor de terugreis belangrijk is. Verwaaid achterblijven, dat liever niet. Voor het eerst krijg ik te maken met het fenomeen bezig te zijn met een terugreis nog voor de vakantie überhaupt begint. Ik ben gewend een terugreis het liefst zo ver mogelijk voor me uit te schuiven, een gekke gewaarwording.
Het begin van de reis, 2,5 dag aan één stuk, is tot nu toe mijn langste non-stop zeilervaring. Een rustige, haast vlakke Noordzee verandert in flinke van bakboord afkomstige golven in de Duitse Bocht. Het waait fors, de fok draai ik wat in. Ik heb de hondenwacht, ben moe van het schrap zetten als ik word afgelost. Ik wil niets liever dan slapen. De slingerende boot rolt mijn lichaam alle kanten op in de voorpiek. Een slingerzeil hebben we niet en verliggen in de salon helpt niet. Het maakt me radeloos. Een giftige mix van vermoeidheid en opkomende misselijkheid zorgen ervoor dat ik voor het eerst écht zeeziek word. Overal heb ik aan gedacht maar tegen de factor ‘uitgerust zijn’ blijk ik niet bestand. De zee speelt spelletjes met me. Mijn maaginhoud uitstorten over de railing is het enige wat helpt. Beroerd spoel ik mijn eigen ellende weg met de putsemmer. Apathisch en tot niets in staat, lig ik mijn tijd uit en laat noodgedwongen alles aan Paul over. Ongelooflijk hoe hij overeind blijft. Hoe doet hij dat? Als ik denk dat het nooit meer over gaat en over boord springen haast een optie wordt, blijkt koersverandering de ommekeer van mijn zeeziekte. Nog uitgeput maar hongerig bunker ik 4 boterhammen weg en herpak ik me. Cuxhaven is eindelijk in zicht.
Honderd kilometer door het mooie langgerekte Kielerkanaal en ankeren op de FlemhuderSee is een ‘stabiele’ afwisseling van de afgelegde zeegang. Rust in de kont is er nog steeds niet. Ik maak kennis met de Deutsche gründlichkeit van de havens en verwonder me over de gezellige Deense BBQ-taferelen aan wal. Denemarken heeft prachtige stille baaitjes met uitzicht op graanvelden, rode klaprozen en blauwe korenbloemen. De glooiend gele heuvels worden afgewisseld met strak georganiseerde maïsvelden waartussen vakwerkhuisjes verscholen liggen. Ik houd van ankeren en voor het eerst proberen we het nieuwe bijbootje uit. Nu al een aanwinst! Van zwemmen komt het niet. In het heldere water zijn geen vriendelijke oorkwallen maar stikt het van de oranje haarmonsters waardoor ik het water niet in durf om te zwemmen. Helaas geeft de zon weinig warmte en spoelt regen de boot vaker schoon dan zelfs ik nodig vind. De wind blaast uit verkeerde hoeken, of wij kiezen verkeerd, en het ronkende motorgeluid is meer aan dan uit.
De helft van de vakantie zit erop en de terugtocht hijgt in onze nek. Nog steeds niet uitgerust besluiten we ambities voor deze door LOESJE (2014) zo mooi geciteerde ‘vakantie van niets moet maar wel zo snel mogelijk’ vakantie uit pure zelfbescherming los te laten. We kopen tijd en laten verder noordwaarts zeilen voor wat het is. Opgelucht geniet ik in een klein jachthaventje van de rust. We proosten erop. Ik strek mijn benen uit en laat mijn hoofd achterover vallen. Ik kijk naar de fanatieke moeder die het nog net lukt om haar puberzoon van een supplank te duwen. Ik lach, dat duurt niet lang meer voordat dit haar laatste overwinning is van deze testosteronbom.
De telefoon gaat. Het is mijn vader. Maanden heb ik hem niet gesproken. Het contact tussen ons is zoals de zee kan zijn. Van vredig naar onvoorspelbaar en onstuimig. Niet nu, ik neem niet op. Toch zint het me niet. Een vreemd voorgevoel heb ik en ik besluit terug te bellen. Niet voor niets, het is helemaal mis. Hij ligt in het ziekenhuis. ‘Ik kom zo snel mogelijk naar je toe pap’. Ik hang op. Ik huil. De boot die normaal onbeschrijflijke vrijheid geeft, voelt klein en beklemmend te midden van water in een gehucht van niks. Ik kan geen kant op. Rotvakantie! De voorgenomen wereldreis schiet door mijn hoofd. Hoe doe ik dat op de grote oceaan of in Verweggistan als zoiets gebeurt? Dan ben ik gewoonweg te laat. Ik wil er nog niet over nadenken. Vijftien oneindig lijkende uren van zeilen, bus en trein brengen me eindelijk thuis.
Vijf dagen later laat ik Nederland weer achter me. Papa is in goede handen en ik heb Paul enorm gemist. Samen zeilen we terug en nemen bij Lauwersoog de staande mastroute in plaats van de zee. Ik zie voor het eerst de ophaalbruggen met klompen aan touwtjes. Ik ervaar Hollandse kneuterigheid, de wachttijden, sluitingstijden en gezellige ankerbiertjes met nooit eerder geziene zeilvrienden. Alles kost zijn tijd en het dwingt ons tot vertragen van het eerdere ritme. Ik voel nog de naweeën van de hittegolf van deze zomer. Het getuf door het warme Nederland is heerlijk. Er is rust, ontspanning. De terugreis die aanvankelijk in mijn nek hijgde, werd het begin van het vakantiegevoel.