Ochtenritueel op anker
Het schelle ‘GKA-GKA-GKA’ klinkt door in mijn oor. Ik ontwaak en luister. Het geluid van de meeuw, de schelle aankondiging van zijn aanwezigheid. Wie zou gelokt worden? Wie is verjaagd uit het territorium. Het geluid galmt weg naar de achtergrond, het wordt muisstil. Geen geklots van water tegen de romp, geen tikkende lijnen, geen beweging voelbaar in mijn lichaam wat wijst op een deining. Het zonnetje komt binnen via het dekluik van de voorpiek. Mijn hart maakt een sprongetje! Als ik naar links kijk zie ik mijn man in een nog comateuze toestand. Alleen het ankeralarm zou hem kunnen wekken. Ik grijns erom. Op de kast zie ik de antislip wekker 8 uur aangeven. Dit wordt mijn moment, heerlijk!
Ik verheug me op wat ik zo dadelijk hoop te gaan zien. Als een soepele yogi zwiep ik fier mijn benen over mijn man, zijwaarts richting kombuis, zet mezelf af en sta op. Ik wil niets verstoren, sluit zachtjes de deur.
Opgewekt loop ik naar het achterdek, schuif het luik uit zijn richels en stap de kuip in. De kuipbanken zijn droog, check! De eerste warmte van de zon die het buiten al warmer maakt dan binnen, check!
Hier wil ik zijn, wat fijn! Ik kijk naar het water en zie het spiegelgladde oppervlak. Alweer een vinkje voor het perfecte ochtendritueel op anker.
Bang dat ik het water in beweging breng en golfjes veroorzaak, loop ik zachtjes naar de rand. Idioot eigenlijk, welke beweging zou ik überhaupt kunnen veroorzaken met mijn getrippel? Het doet er niet toe, het is het stilzwijgende gesluip zoals een kind dat doet wat niets wil verstoren. Het zou de magie, de glans wegnemen.
Ik ga zitten en kijk rond. Een enkele zeilboot ligt met ons in dezelfde baai. Ik bespeur nergens levendigheid en de afstand is zo ver van elkaar dat details gemist zouden worden. Check, privacy gewaarborgd!
Ik kijk weer naar het water, zie de oorkwal met zijn vier ringetjes door het rimpelloze water roeren. Een prachtige verschijning waarmee vriendschap is gesloten. Er is geen kwaad in de zin zoals ik altijd dacht maar waardering voor de schoonheid en de zeewaardige taak die het in zich heeft. Groeien en bewegen in een leven zonder zorgen, sensitief en impulsief door ontelbare zenuwen… Was ik maar een kwal…
Ik buig me voorover, laat de zwemtrap in het water vallen. De plons en uitbreidende ringen verstoren het scherpe beeld, vertroebelen de realiteit. Ik kleed me uit en spreek mezelf moed in ‘even doorbijten meis!’ Achterstevoren als een sadomasochist stap ik het trapje af, tree voor tree het koude water in. Niet ineens zoals in een duik omsloten, ik houd mijn adem in en ga door. Mijn buik trekt samen en met krachtige stoot blaas ik alle lucht uit die ik heb. Als de godin van de zee laat ik me achterover glijden in het zilte water. Heerlijk! Zonder enige weerstand voel ik het koude water.
Met kleine slagen zwem ik rond, geen grote afstanden, dat durf ik niet zo goed.
Stel je voor, bang opgeslokt te worden door drijvend zeewier of de grote onderwaterwereld die ik onvoldoende ken. Gedreven door een irreële angst die meester van me kan maken. Mijn tenen en vingers worden koud en en ik klim terug aan boord. Ik geniet, ik en één zijn met de natuur. Buiten de vallende waterdruppels op het dek, nog steeds muisstil, mijn ademhaling zacht, bang rust te verstoren. Opgedroogd stap ik zachtjes naar binnen en zet mijn eerste kopje korreltjes koffie. Meer is niet nodig, zo simpel, zo mooi, mijn leven aan boord als zeilersvrouw.