Een stukje geschiedenis van een eeuw geleden.
Over het harde leven en de dood op de zeilschepen.
Meestal verander ik de namen in mijn verhalen, hier niet. Alles is waargebeurd.
Nederland en Nederland II
Een jaar of 5 geleden had ik een klus in Vreeswijk.
Het was leuk om toevallig mijn oude tjalk tegen te komen die daar bij de museumwerf lag, want hoewel ik hem al in 2001 verkocht had bleef het toch een beetje mijn schip.
Op de werf stond een klipper die mijn aandacht trok. Het was een mooi groot schip met een diepe zeeg en een bijzondere kont. Ik knoopte een praatje met de schipper aan en vroeg hem naar de geschiedenis van het schip, ook al omdat de naam “Riboet” mij onbekend was.
Hij wist er niet zo veel van, een van de weinige dingen die hij wist te vermelden was dat het schip een eeuw geleden tweemaal in een jaar gezonken was waarbij de schipper en z’n vrouw omgekomen zijn.
Ik stond meteen op scherp. Ik vroeg hem waar dat gebeurd was. Hij dacht aan het Volkerak of het Haringvliet. Nog meer op scherp vroeg ik of hij de vroegere naam wist van deze klipper. “Nou, iets van Hollandia of Neerlandia” zei hij en toen wist ik het bijna zeker.
Ik vroeg: “kan het zijn dat de naam Nederland II was?”. Ja, dat was het.
Eindelijk, eindelijk na 35 jaar zoeken was de cirkel voor mij rond!
Jaren eerder had ik na lang zoeken een deel van de historie van mijn eigen tjalk kunnen ontrafelen. Het schip was in 1902 in Martenshoek gebouwd voor schipper/eigenaar Jacob Tabak. De eerste naam werd “Nederland”, een stoere zeetjalk van 125 ton waarop schipper Tabak een oude houten tjalk had ingeruild.
Jocob Tabak heeft niet lang kunnen genieten van het nieuwe schip, want eind 1909 stierf hij.
Het gezin Tabak bleef met de tjalk varen met oudste zoon Reinhard als schipper, maar zonder het officieel te regelen. Saillant detail: omdat de zaken goed gingen en hij drie zoons en drie dochters had die ook wel wilden varen, had Jacob kort voor zijn dood opdracht gegeven tot de bouw van een tweede schip, een zeegaande klipper van 144 ton, die bij de doop in 1910 de naam “Nederland II” zou krijgen.
De tjalk Nederland en de klipper Nederland II voeren overal het water dun, van Noord Frankrijk tot Denemarken (en stiekem ook een keer naar Hull), met stenen, hout, suikerbieten, graan, aardappelen enzovoort. Vaak voeren ze samen op, vooral als er grote partijen bouwmaterialen zoals bakstenen en dakpannen naar Noordduitse havens moesten worden gebracht.
Ze konden het goed vinden met de familie Wijnholt die op de houten tjalk Zeemeeuw in hetzelfde vaargebied opereerde. Zó goed, dat de jongere zoon Jan Tabak trouwde met Aaltje Wijnholt. Jan en Aaltje gingen als schippersechtpaar direct na hun huwelijk in 1912 op de klipper Nederland II varen, samen met zus Adeltje Tabak. Drie mensen van ongeveer 20 jaar op een vrijwel nieuw, zwaar schip.
Omdat vrouwen niet in staat werden geacht om matroos of stuurman te kunnen zijn (in de notariële aktes werden ze vermeld als “zonder beroep”), werd er ook een jonge knecht ingehuurd.
Op 10 april 1912 ging het de eerste keer mis. Er trok een zware noordwester over het kustgebied en de Nederland II, geladen met bakstenen voor Brunshausen, sloeg bij Norddeich vol en zonk. De hele bemanning werd gered en het schip werd niet veel later gelicht en hersteld. De (onderlinge) verzekering betaalde.
Ook de houten tjalk Zeemeeuw van schipper Wijnholt, de vader van Aaltje, zonk daar vlakbij. Ook hier overleefde de bemanning, maar het schip was verloren.
Op 23 oktober datzelfde jaar gebeurde een grote ramp. De klipper zat in de bietencampagne en voer afgeladen met peeën. Dat was riskante lading, want er werd gevaren met hoge deklast. De dekluiken werden op de den overeind gezet om meer kuub’s kwijt te kunnen. Dat betekende dat de stabiliteit van het schip fors afnam en dat het ruim niet meer waterdicht was afgesloten.
Onderweg naar de suikerfabriek van Puttershoek kreeg het met bakstagwind zeilende schip bij Dinteloord een windvlaag over zich heen, helde over, schepte water en vervulde langzaam maar zeker. De bemanning zag snel dat er geen redden aan was en spoedde zich naar de boot die zoals altijd meegesleept werd achter de kont.
Het jonge schippersechtpaar (zij was een paar maanden zwanger) en de zus van de schipper stapten in de boot terwijl het schip wegzonk. De schipper had de boot even heel snel kort vastgebonden om de dames een veilige overstap te geven, maar dat werd hen fataal. Hij kon de knoop niet meer loskrijgen en de boot werd mee ondergetrokken.
Het echtpaar Jan en Aaltje verdronk. De zus van de schipper en de jonge knecht wisten zich drijvend te houden en werden gered.
De klipper werd gelicht. Daarna waren er wat merkwaardige gebeurtenissen.
Ruim 2 maanden na de tragedie werd de Nederland II openbaar verkocht, zeg maar, geveild. Sybrand Wijnholt (de broer van de verdronken Aaltje, en tot het zinken ervan de schipper op de houten tjalk Zeemeeuw) kocht het schip en trouwde met Adeltje Tabak, de zus die de ramp bij Dinteloord overleefde, in januari 1913.
Maar enkele jaren later, in 1918, verkocht hij de klipper aan Reinhard Tabak, jeweetwel, de Reinhard die ook al eigenaar was van de tjalk Nederland. Naar de reden van deze transactie kunnen we alleen maar gissen.
Ondertussen moesten er allerlei zaken officieel worden geregeld. Na de dood van Pa Tabak in 1909 was dat nog niet gedaan, en na de tragedie bij Dinteloord werd dat echt noodzakelijk. Er moesten erfenissen verdeeld worden.
De tjalk Nederland werd daarom in 1916 openbaar verkocht op een veiling, waarbij de zoon Reinhard Tabak de tjalk waar hij al jaren op voer officieel kocht voor 4000 gulden. Daar kwam geen bank aan te pas, maar er werd geld geleend bij een particuliere geldschieter. Misschien had het er mee te maken dat het volop oorlog was en dat banken het te riskant vonden om geld uit te lenen zeker voor een schip dat volop geld verdiende in Duitsland.
Niet lang daarna, in 1922, werd de tjalk Nederland verkocht aan Jacob Engelsman voor 6400 gulden (een mooie winst!) en veranderde de naam in “Eems”. Pas in 1926 werd het schip voor het eerst (voor de zee) gemeten en teboekgesteld.
De klipper Nederland II was voor mij buiten beeld geraakt na 1918.
Totdat hij in Vreeswijk onverwacht opdook. Voor het eerst sinds honderd jaar lagen ze vlak bij elkaar, de voormalige Nederland en de voormalige Nederland II.
Wat mij toch wel ontroerde.
Wim.