Herman Hartman schreef :
Een van de lastige dingen bij een geul zoals het Slijkgat is beredeneren waar ondieptes het snelste opbouwen zodat je daar weg kunt blijven. Op de rivieren weet je dat de binnenbocht het snelst verondiept maar bij het Sijkgat wordt zand en modder bij eb en vloed vanaf verschillende kanten vanaf de platen aan gevoerd als het water nog wat hoger staat. De wadvaarders onder ons hebben daar vast meer inzicht in. Het lijkt er in het Slijkgat op of de natuur daar een wantij wil opbouwen tussen twee banken in. Waarbij stormachtig weer soms zorgt voor het verplaatsen van grote hoeveeheden sediment. De verondieping, speelt zich bij mijn weten, steeds op het zelfde stuk van het traject af. Een signaal dat de spuistroom vanuit het Haringvliet niet instaat is aangevoerd sediment mee te nemen naar zee.
Eén van de criteria bij dat beredeneren waar je over spreekt noemde ik al: stroomsnelheid. Bij eenzelfde volume water dat zich verplaatst, en zich op zeker over een groter oppervlak kan verspreiden, gaat de stroomsnelheid op dat bewuste moment omlaag en wordt het vermogen zand en slib te verplaatsen kleiner.
Wat mogelijk ook een rol speelt of kan gaan spelen is de 'kier'. De permanente gedeeltelijke opening van de spuisluizen in de Haringvlietdam. Die kier bedraagt op dit moment nog maar een relatief klein percentage van de totaal mogelijke opening.
Ik kan me voorstellen dat die gedeeltelijke opening dat stroomsnelheid in het Slijkgt tijdens de eb lager doet uitpakken, dan bij op volle kracht spuien het geval zou zijn. Op het moment dat het Haringvliet als een soort spuikom wordt gebruikt, en de spuisluizen bij afgaand tijd dicht worden gehouden tot half tij, waardoor er een aanzienlijk niveauverschil ontstaat tussen het Haringvliet en het Slijkgat en de spuisleuizen bij dat peilverschil pas volledig worden geopend, heb je in de resterende drie uur van het tij waarschijnlijk een aanzienlijk hogere stroomsnelheid in het Slijkgat.
Maar misschien hebben de ingenieurs van RWS dit ook al eens gedacht en mogelijk is er al eens mee geëxperimenteerd. Met de kennis die men in de afgelopen eeuwen heeft opgebouwd over het gedrag van stroom en afzettingen van sediment (de zandmotor bij Monster is ook zo'n experiment waar men ongetwijfeld het nodige van heeft geleerd) moet het mogelijk zijn door gerichte ingrepen de situatie in het Slijkgat min of meer te stabiliseren, zonder dat men steeds z'n toevlucht moet nemen tot ordinair baggeren.
Maar zoals het met veel dingen is:
tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktischer bezwaren.