Bedankt voor jullie waarderende woorden.
We gaan verder.
“Zeebeest” doet een rondje NL.
5.
Vr. 16-07-,10
‘Of het gesmaakt heeft? Martje meid het was, zoals gewoonlijk, weer heerlijk, je mag blijven. Ik zie dat je al koffiewater hebt opstaan, mooi zo, ik lust wel een bakkie.’ ‘Nee jochie, dat is afwaswater en je mag drie keer raden wie er straks gaat afdrogen en opruimen.’ Ik kijk zorgvuldig de hele Trintelhaven rond maar zie, echt, eerlijk waar, geen mens. ‘Ik geef het op, zeg het maar.’ Ze pakt, terwijl ze me glimlachend blijft aankijken, de theedoek en drukt die in mijn handen. ‘Eh, je bedoelt toch niet eh?’ Ze knikt, liefdevol maar onverbiddelijk, van ja.
Later op de avond, wanneer we met een wijntje en kaas in de kuip zitten komen er nog een paar boten binnen. Het zijn Jeroen met zijn naamloze Kjelt 800 en de “Aquarius”. Ze gaan wel een héél end van ons vandaan voor de kant. ‘Martje schat, kijk es even naar onze zaling of daar toevallig twee gele vlaggen hangen.’ ‘Twee gele vlaggen?’ ‘Ja, twee seinvlaggen Q. Dat betekent; “Ik heb een dodelijke, besmettelijke ziekte aanboord.” Je weet wel, iets in de trant van; pest, cholera, pokken, scheurbuik, zakratten en een kwaaie schoonmoeder met zweetvoeten.’ ‘Lieve zeerob van me, je draaft weer lekker door, maar wat zei je daarnet?’ ‘Kwaaie schoonmoeders met zweetvoeten? O, die zijn pas echt bloedlink, daar moet je met een wijde bocht omheen zeilen en ….’ ‘Nee, je ontwijkt mijn vraag, ik bedoel dat andere woord, nog voor schoonmoeder.’ ‘Uh, scheurbuik?’ ‘Nee daarná, iets met ratten.’ ‘O dàt, dat wil je niet weten dat is niets voor nette welopgevoede meisjes.’ Ik weet al precies wat er komen gaat, want als je een vrouw echt over de rooie wil jagen, moet je eerst haar nieuwsgierigheid wekken en dan je mond houden. Wanneer ze, met zowel vleierij als dreigementen, niets bereikt, gooit ze haar ultieme wapen in de strijd, kietelen! Even hou ik me nog goed maar we weten allebei dat dit maar schijn is. Hier kan ik niet tegen, ik laat mijn ingehouden adem ontsnappen en smeek om genade. ‘Ik zal alles zeggen wat je maar wil, echt eerlijk waar, scouts honnor!’ ‘Laat dat maar zitten, je bent nooit bij de padvinders geweest, luilebol die je bent.’ Haar vingers reiken al weer naar mijn zij, vlug leg ik uit dat ik de Latijnse naam niet ken, wel weet ik dat zakratten ook wel bekend zijn onder de naam; schaamluizen, platluizen en platjes.
Jeroen en bemanning, slepen tafels en weet ik veel wat voor rotzooi uit de bakskist en zetten alles aan de wal. Een deel van de “rotzooi” wordt al snel omgetoverd in een driepoot waaronder, aan een ketting, een grote 22 ltr. soepketel hangt. Er vaart er een tweemastertje binnen. ‘Kijk, de “Avanti” van Werner.’ Werner heeft een paar opstappers mee die we al eerder ontmoet hebben, Cora en André, twee aardige mensen. En de schipper zelf? Werner is Werner, een unieke man waar volgens mij geen centje kwaad in zit, Marjanne en ik mogen hem heel graag.
Op de kade zien we een kampvuurtje opvlammen, dan komt er een afvaardiging vragen of we wat komen drinken bij het vuur ‘Ja hoor, waarom niet, we komen er zo aan.’ We nemen een paar comfortabele vouwstoelen mee en een fles wijn als zoenoffer en wandelen richting kampvuur. Onder het lopen zeg ik:‘Martje, dat was heel slim van je.’ ‘Slim? Wat bedoel je?’ ‘Nou om die quarantaine vlaggen weg te halen, je ziet dat het werkt.’ Het kampvuur brandt in een paar op elkaar gelaste autovelgen. Nee, nog niet onder de ketel, dat komt morgen wanneer Jeroen zijn beruchte goulashsoep gaat maken. We praten in een ontspannen sfeertje wat bij en drinken een glaasje of wat. Een knus vuur, prettig gezelschap en een lekker wijntje, wat wil een mens nog meer? Nou, wat dacht je van een tukkie doen? Zo in het donker valt het misschien niet iedereen op dat ik zit te pitten, maar Marjanne legt zacht een hand op mijn arm en zegt:’Kom lieverd, het is kinderbedtijd.’ Ze heeft gelijk, het was een lange, vermoeiende dag en morgen gaat het feest pas echt beginnen, dan moet ik toch wel een béétje bij de tijd zijn.
Za. 17-07-,10
Het is nog verrekte vroeg in de ochtend, nog geen half negen, wanneer we in badkleding met handdoek en zeep in een tasje, naar het strandje buiten de haven wandelen. Voorzichtig schuifel ik, op mijn namaak crocks door het enkeldiepe water, achter mijn vechtgenote aan. Marjanne waadt onvervaard verder en terwijl míjn knieën net nat beginnen te worden, zie ik haar fraaie achterwerk al onderwater verdwijnen. Opeens neemt ze een duik en komt meters verder weer boven. Ze veegt het natte haar uit haar ogen, draait zich om en ziet dat mijn “kou en krimp metertje” nog geen contact met het water heeft gemaakt. ‘Vooruit, watje, het is best lekker als je door bent.’ Als ik nú niet doorzet, moet ik dat met de Kerst nóg horen. Met ware doodsverachting laat ik me voorover in een dependance van de Noordelijke IJszee vallen. Huiverend ga ik weer staan. ‘Nou schat, is het niet heerlijk?’ Ik kijk naar beneden, mijn metertje geeft nu een sterk negatieve waarde aan. ‘Heerlijk zeg je? Heerlijk!!?? Ik ga nog liever die gore troep uit die idiote eierendoosjes van McDonald’s eten dan dat ik dit nog eens doe!’ Ik graai mijn fles shampoo uit het water en begin me van boven tot onder in te zepen en te wassen. Dan neem ik een duik en zwem een end onderwater. Nog een keer doe ik shampoo op mijn hoofd en spoel het er onderwater weer uit. Dat het water nu lekker aanvoelt hoeft Marjanne niet te weten, dus loop ik mopperend het strand op en begin me af te drogen. ‘Hou toch op jochie, ik weet heus wel dat je het lekker vond.’ ‘Oké, misschien is dat zo maar niet verder vertellen, ik heb wel even een imago op te houden.’
In de loop van de ochtend beginnen er meer forumleden binnen te lopen. Ron en Carry, komen met de “Mellow Yellow” onder zeil de haven in, draaien netjes in de wind op, rollen de fok weg, laten het anker vallen, het grootzeil zakken en doeken dat netjes op. Dan komen de fenders tevoorschijn wordt het anker opgehaald, de buitenboord pruttel gestart en varen ze naar de kade.
Pal achter het vissermannetje leggen ze aan.
‘Hoi lui, welkom in Trintelhaven, dat was een leuk showtje dat jullie daar weggaven.’ Een showtje weggegeven? Wij? Welnee zeg, hoe kóm je er bij?’ ‘Ja, ja.’
Nog voor de middag begint Jeroen met de voorbereidingen voor de goulashsoep. Grote stukken vlees worden klein gesneden, bergen; paprika’s, uien, knoflook, wortels aardappelen en weet ik veel wat nog meer, worden schoon en klein gemaakt. Intussen brandt het vuur al en kan het vlees samen met de uien in de ketel. Wat hij er allemaal nog meer bijgooit weet ik niet maar iedere keer dat Jeroen het deksel licht om te roeren, zie je neuzen de lucht in gaan om verheerlijkt de geur op te snuiven.
(Foto eerlijk gejat van het Zeilers Forum.)
Ondertussen lopen er steeds meer mede zeilgekken binnen. Sommigen zijn oude bekenden van vorige meetings, anderen zijn bekend door hun bijdrage op het forum. Dan zijn er ook mensen bij die we helemaal nog niet kennen, maar dat is met een praatje en een drankje gauw verholpen. Een groen schouwtje dat niet van een forumlid is, valt een beetje uit de toon. Niet omdat het een platbodem is of zo maar door de naam. De meeste platbodems heten iets van “Vrouwe Jacoba”, “Oude Dorus” of zijn naar een of andere zandbank vernoemd. Maar niet dit exemplaar uit Enkhuizen, o nee, deze heet “Climax”. Ik vraag me af wat ze aan het doen waren toen ze op deze naam kwamen.
Jeroen, die het berendruk heeft, hangt een personeelsadvertentie op.
(Foto eerlijk gejat van het Zeilersforum.)
Het loopt niet bepaald storm met sollicitanten maar dat schijnt Jeroen niet te deren.
Hoewel nog niet alle boten binnen zijn, heerst er een gezellige drukte. Er worden alvast BBQ’s, groot en klein, op de kade gezet en iedereen praat met iedereen. Dat daarbij de stembanden ook flink gesmeerd dienen te worden spreekt voor zich.
Een ding zet voor ons toch een lichte domper op het feest. Geert en Bianca, onze reisgenoten van de Pinkstertocht naar Engeland, kunnen niet komen omdat dochtertje Floor op zaterdagmorgen paard moet rijden. Hoewel ik Floor, die overigens een schat van een kind is, al eens heb gewezen op het feit dat op je eten zitten niet netjes en ook bepaald niet hygiënisch is, heeft ze, net als destijds mijn nichtjes, zich van mijn wijze woorden niet erg veel aangetrokken.
Het wordt tijd, voor Marjanne en mij, om aan de sausen te beginnen. Sinds wij op de eerste meeting met onze zelfgemaakte sausen op de proppen kwamen, moeten we, vrijwillig verplicht, dit op veler verzoek herhalen. Marjanne gaat alvast aanboord om de knoflooksaus te maken en ik begin straks aan een flinke pan satésaus. Opeens, ik kan het eerst niet geloven, staan Geert, Bianca, Floor en Guido voor mijn neus. Dit is fantastisch, ik word er, zo nuchter als ik anders ben, emotioneel van. Ik kijk rond waar hun schip ligt maar nee, ze zijn met de auto gekomen. De kinderen voelen zich aanboord meteen weer thuis en kruipen overal in, door en over. Ook Geert en Bianca nestelen zich in een vertrouwd hoekje. Onder het praten door begin ik aan de satésaus en krijg meteen hulp van Guido, die staande op de waterkering, steeds een scheutje melk in de pan doet zodat de saus, zonder aan de kook te raken, onder constant roeren steeds dunner wordt, zonder dat de olie zich afscheidt. We brengen de sausen naar de tafel op de kade. Meteen worden de eerste stukjes stokbrood ten doop gehouden en horen we waarderende geluiden van de voorproevers. Geert, die een goede naam als wijnkenner heeft op te houden, haalt uit zijn auto een flinke voorraad van een voortreffelijk wijntje. ‘Geert, je mag blijven.’ De goulashsoep smaakt zoals hij ruikt, heerlijk! Voor de rest heeft iedereen veel meer meegenomen dan ze zelf op kunnen dus wordt het een, over en weer, proeffestijn. Neem bijvoorbeeld de zalm met courgette pakketjes in aluminiumfolie van Jaap, geraffineerd lekker! Vooral Marjanne, die een echte visklant is, is er wild enthousiast over.
Het is allemaal super gezellig maar voor we er erg in hebben is het tijd voor onze vrienden om weer richting Drenthe te gaan. Hoewel we het verrekte jammer vinden dat ze weer gaan, beschouwen we het als een cadeautje dat ze toch nog gekomen zijn. Na het afscheid, dat toch een tikje zeer doet, mengen we ons weer in het feestgebeuren, dat wil zeggen, Marjanne doet dat. Ik zelf ga een zeer diepgaande discussie met een fles wijn aan.
Proost!
Albert