Omdat we nog wat tegoed hadden betreffende het "Rondje NL" en we al een pikheetje gestopt liggen bij de zomermeeting in Trintelhaven, wordt het hoog tijd om de trossen los te gooien om verder te gaan.
“Zeebeest” doet een rondje NL.
6.
Zo. 18-07-,10 Zon. SW 3-4.
De meeting was, wat ons betreft, een succes. We hebben genoten tot en met en dan heb ik het niet alleen over het eet en drink gedeelte maar vooral over het contact met de mensen. Maar toch, twee nachten op één plek bezorgen me de acute vertrekkriebels, dus om 10:50 is het ‘Voor en achter.’ ‘Klaar? Lekko die hap!’ Voorzichtig wurm ik “Zeebeest uit haar nauwe ligplaats en vaar nog een ererondje door Trintelhaven.
(Foto; Eerlijk gejat van het Zeilersforum.)
We zwaaien naar de forummers die, wel op maar nog niet vertrokken zijn en varen de haven uit.
We willen morgen in Heeg zijn om ons nieuwe “mini lap ding geval” bij firma Stentec op te halen, dus besluiten we om vandaag minstens tot aan het Grote Gaastmeer te gaan. We zetten zeil, maar met niet meer dan een stukkie of 3 bft. gaat het niet erg hard. Terwijl ik een beetje met de zeilen klooi, schenkt Marjanne nog een bak leut in en pakt het logboek. ‘Hé, kijk nu eens!’ Ze komt naar buiten en houdt het logboek onder mijn neus. Hoewel het gister een havendag was, staan er voor Za.17-07-,10 toch wat zinnetjes in. Dat is overduidelijk het handschrift van Bianca die toen, op de Pinkstertrip naar Southwold en Lowestoft, ook al zeer nauwgezet het logboek bijhield.
Ze schrijft onder anderen;
we hebben elkaar weer even gezien! Wat een leuke verrassing hè? Ook de kinderen vonden het erg leuk hier! Liefs van Geert, Bianca, Floor en Guido.
Dank je wel Bianca en heel erg fijn dat jullie toch nog konden komen!
12:30 Enkhuizerzand O. dwars. De wind laat het een beetje afweten.
Het wordt een kalm tochtje met niet te veel wind zodat we, om nog een beetje op tijd aan te komen, de motor er ook maar bij aanzetten. Over de VHF hoor ik een juffrouw met een Belgisch accent, aanwijzingen aan zeeschepen geven. Nieuwsgierig luister ik nog even uit. Dan krijg ik in de gaten dat het om de haven van Oostende gaat. Er is zeker weer wat aan het handje met de atmosferische lagen, want ze knalt luid en duidelijk uit de speaker.
14:07 Vrouwenzand Z. dwars. Een kwartiertje later, nabij de Vrouwenzand W. wordt er door een tegenligger geroepen en gezwaaid. Het is “Snelem” oftewel Erik die, mocht hij toch nog naar de meeting gaan, een tikkie te laat is voor de BBQ maar misschien, héél misschien en als hij veel geluk heeft, is er nog wat drank over. Goeie vaart Erik!
15:10 We lopen Stavoren binnen en leggen aan op de wachtplaats voor de Johan Friso sluis. We kunnen, ondanks de drukte, met de eerstvolgende schutting mee. In de binnenhaven gaan we alleen even voor de kant om water te laden en varen om 15:50 weer verder. Om 18:40 komen we ten anker op het stille stuk van het Grote Gaastmeer.
Volgens Marjanne moeten we, voor dat ze aan het eten begint, zwemmen en ons wassen. Hoewel het nog lang geen Kerst is en ik het nut van zeepverspilling ook niet inzie, blijft ze op haar stuk staan. ‘Oké moppie, we gaan zwemmen, maar wist jij dat in deze plas meervallen van een metertje of drie zitten en dat er hier al een stuk of zes zwemmers op onverklaarbare wijze zijn verdwenen?’ Ze geeft me haar “Zoet maar jongen het gaat vanzelf weer over” blik, zoekt handdoeken en shampoo bij elkaar en begint zich uit te kleden. Het is hier zo stil dat badkleding overbodig is, dus duiken we in ons blote niksie de majem in. Hangend aan de zwemtrap slaag ik er min of meer in om me een beetje te wassen. Ik zwem nog een rondje om de boot en klim weer aanboord. Zo, dat was iets waarvan mijn ouwe bootsman zou zeggen: ’Niet schoon toch fris, daar drink ik op, proost!’
Na het eten en de afwas, zit Marjanne met een boek in de kuip en ik kijk genietend in het rond. Een stuk verderop ligt een sleepboot voor anker, zonder anker. Ja zeker, dat kan. Je drukt je de boot lekker vast in de modder en ligt zo veilig als in Abrahams schoot. En met een sleper - die beneden een complete kudde werkpaarden heeft rondstampen - hoef je ook niet bang te zijn dat je de andere dag niet meer loskomt.
De schipper verschijnt aan dek, hangt een handdoek over de jackstay naast de stuurhut en springt overboord. Hij zwemt wat rond, klautert weer aan dek en pakt zijn handdoek. ‘Zo, die schipper heeft óók al in zijn nakie gezwommen, dat kan hier ook makkelijk, er is mijlen ver geen koddebeier te bekennen.’ Nog voor ik uitgesproken ben, pakt Marjanne de kijker, richt die op de sleper en zegt:‘Hmm, lekker kontje.’ ‘Nou já zeg, ik neem aan dat je het niet over de boot hebt, jij seksistisch mormel met je onzedelijke praatjes!’ ‘Onzedelijke praatjes? Poeh, het mocht wat, je denkt toch zeker niet dat jullie kérels daar het alleenrecht op hebben?’
Er komt nog een boot aanzetten. Zo te zien is het iets als een een nagelnieuw eikenhouten botterjacht.
’s Avonds laat, het is al veel te donker om nog te kunnen lezen, zitten we - met een glaasje wijn – dicht tegen elkaar aan in de zwoele avondlucht, samen naar de sterren te kijken. ‘Of ik dit romantisch vind? Martje schat, als ik niet al stapelverliefd op je was, zou ik het nú worden.’
Ma. 19 – 07 -,10. Zon SSW 3-4.
08:55 Anker op! We zeilen naar Heeg, waar we om 11:10 afmeren en met de laptop naar Fa. Stentec wandelen. Het nieuwe mini lap geval ziet er goed uit maar moet eerst nog geladen worden met een paar nieuwe zeekaarten, plus alle “oude”kaarten uit de laptop. Daar gaat al gauw een uurtje of drie mee heen, als het al niet meer wordt vanwege al het volk dat de winkel in en uitloopt. We betalen alvast. ‘Dank u wel en deze is voor u, ik bel u wanneer het klaar is, prettige dag verder.’
We gaan maar wat stores inslaan, vooral bier, wijn, en droge worst. Ook het zaakje met tweedehands boeken struinen we volledig door. Daarna, omdat ik zo zoet zonder klagen door de hitte achter Marjanne aansjok, krijg ik – mijn dag kan niet meer stuk - nog een ijsje op de koop toe.
Het is al over drieën, wanneer we gebeld worden. ’Goedemiddag, met firma Stentec, uw laptopje is klaar, al uw kaarten staan er op.’
Onder het naar de boot wandelen met de twee laptop gevallen, overleggen we. ‘Zullen we nog naar Stavoren varen of pakken we nog één nachtje Grote Gaastmeer?’ ‘Ach, ik heb alle boodschappen al aanboord en ik vind ons ankerstekkie wel heel leuk, dus wat mij betreft gaan we naar het Gaastmeer.’ ‘Goed dan gaan we daar weer heen maar volgens mij is het jou alleen maar te doen om het “lekkere kontje” van die sleepbootschipper, lellebel die je bent!’
Om 16:45 Komen we weer ten anker op bijna het zelfde plekje. De sleepboot ligt er nog en hoewel ik daar niemand aanstalten voor een frisse duik zie maken, denk ik er hard over om de kijkers heel ver weg te stoppen.
Di. 20 – 07 -,10. Zon. SE 3-4.
‘Martje, opstaan met je luie donder! Willen we zeker zijn dat we op tijd bij de “Zuid meeting” in Zeeland arriveren, dan moeten we nu vertrekken. Omdat we ook nog even langs Andijk moeten en tevens rekening moeten houden met eventuele verwaaidagen, moeten we nu serieus mijlen gaan maken.’
07:45 Anker op! We gaan richting Stavoren.
Op de Fluesen, halverwind zeilend, met een lekker warm zonnetje op mijn bast, is het volop genieten. Bij de vernauwing van Galamadammen, valt achter de bomen de wind weg dus gaat de pruttel weer bij. Bij Jachthaven “De Kuilart”, staat iemand boven op zijn boot te zwaaien en te roepen. Wat moet die vent van me? Wacht, ik zet mijn bril er bij op, krijg nou alles! Dát is verrekte leuk, het is Marvin, de medeoprichter van onze zeer exclusieve Ruitenwisserclub. Nu kunnen we meteen een ledenvergadering houden, met een opkomst van maar liefst honderd procent! Welke vereniging doet ons dat na! Nou? Ik bedoel maar!
We leggen aan en er volgt een hartelijke begroeting met Marvin en zijn vrouw en hoewel we bezig waren met mijlen maken, moet dat maar even wijken voor een gezellige minimeet.
We hebben heel wat bij te praten en dat doen we dan ook maar als we vandaag nog ergens komen willen, wordt het toch tijd om verder te gaan. We nemen afscheid, gooien los, zwaaien nog een keer en tuffen verder. ‘Ja Martje, daar heb je gelijk in, zij is zeker een lieverd. En hij? Hij heeft een gevoel voor humor dat soms aan de scherpe kant is maar waar ik wel van hou. Bovendien heeft hij, net als ik, een rebelse geest en loopt niet achter de massa aan, ik mag dat wel.’
We zien op het meertje de Morra een groot jacht, ver buiten de vaargeul, aan de grond zitten. Hij heeft de grootschoot stijf aangehaald en zijn fok bak getrokken maar er staat te weinig wind om hem zover te laten hellen dat zijn kiel uit de prut komt. Achter zijn kont is er wel een hoop schroefwater te zien maar toch komt hij geen centimeter vooruit.
‘Moeten we hem niet gaan helpen?’ ‘Nee, ten eerste hebben wij de kracht niet om dat grote joekel vlot te trekken en ten tweede denk ik dat ook wij daar vastlopen. Wat hij nodig heeft is een motorboot, een met weinig diepgang en veel paarden.’
Bij Stavoren leg ik aan om even snel water te laden en gasolie te bunkeren. Even snel? Nou, dat kan ik gevoegelijk op mijn buik schrijven. Hoewel we gister, je wilt niet weten hoeveel, tassen en tassen vol boodschappen aanboord hebben gesjouwd, moet Marjanne ondanks mijn protesten, toch nog “heel even” naar de supermarkt. Deze keer is ze, tot mijn grote verbazing, in een recordtijd weer terug. ‘Zie je wel, ik zei toch dat ik zo weer terug was.’ ‘Ja zeker, ik weet gewoon niet wat me overkomt! Ik zal zo de Paus effe bellen, om te zeggen dat er in Stavoren een wonder is geschied.’ We verhalen, op bevel van Marjanne, naar het havengebouwtje en bestormen de douches. Ook daar zijn we snel mee klaar en vijf minuten later draaien we de wachtplaats voor de Johan Frisosluis in. Het is weer berendruk hier. Ze ouwenelen wel over uitbreiding met een tweede, grotere, kolk maar doen er geen ene moer aan. Maar goed, het is mooi weer en zeilers hebben nooit haast, niet waar?
De sluisdeurenflipperaar is lekker op dreef. Met een noodgang werkt hij de ene lading bootjes na de andere weg, zodat ook wij binnen redelijke tijd het Zuidersoppie op kunnen kachelen. De wind heeft er niet veel zin in, SE 1-2 en zelfs dat beetje houdt er mee op. Dan de motor er maar bij. We zitten op een koersje dat, onder het vogeleiland “De Kreupel” langs, naar Andijk gaat. In de verte, richting Enkhuizen, maakt een “oude Oost-Indiëvaarder” zich los uit de heiige achtergrond. ‘Kijk Martje, daar heb je die omgebouwde VT tanker.’
‘Een zeilende tanker? Maak dat de kat wijs!’ ‘O, dat is nog niets, destijds voer ik op vierkant getuigde houten slaolietankers die we, bij tegenwind, op de hand rond Kaap Hoorn boomden. Dat was nog in de tijd van “houten schepen, ijzeren kerels”, toen hadden we geen cao rusttijden regeling en al die andere zaken waar die watjes van vandaag de dag niet zonder kunnen.’ ‘Ja ja, wie zet er vaak ’s avonds laat nog even de kachel aan omdat hij koude voetjes heeft? En wie klaagt er na een paar kilometer fietsen over zadelpijn? Poeh, over watjes gesproken!’ Na deze vernietigende woorden, rest mij niets meer dan haar een gekwetste blik toe te werpen en verdrietig te zwijgen.
Bij het naderen van Andijk gaat Marjanne op haar favoriete plekje voor op het kajuitdak zitten.
Waarom we zo nodig naar Andijk moeten? Wel, dat zit zo. Een paar jaar terug kochten we een nieuwe dynamo, die al na een maand of wat kuren vertoonde. Af en toe wilde hij niet laden en verscheen er op het dashboard het “Boze Rode Oog” van het laadlampje. Wanneer er een krommevoltjes specialist bij kwam was er niets aan de hand maar daarna, het kon een paar uur of een paar dagen duren, kwam het “oog” weer tot leven. Toen we in Workum kwamen kon de monteur daar ook weer niets ontdekken maar bracht voor de zekerheid de dynamo naar Sneek om hem daar op de testbank te zetten. ‘Aan de dynamo ligt het niet, die doet het perfect, de fout moet ergens anders zitten.’ Zo bleven we nog even aanklooien tot de winterstop.
In april 2010 was het opeens weer prijs en keken we opnieuw tegen het “Oog” aan. Omdat we toch in de buurt van Andijk waren, zijn we daar even bij Jachtservice Andijk langs gegaan. Piet, een van de monteurs, luisterde naar ons verhaal knikte en kwam aanboord om zelf te kijken. Hij verving een paar, slecht contact makende, kabelschoentjes en zowaar, het “oog“ bleef weg. Piet rekende een minimaal bedragje en wij voeren tevreden naar Enkhuizen, vanwaar we de volgende dag weer verder gingen. Amper zijn we door het Naviduct, of het treiterige “Rode Oog” staart me strak en spottend aan. Rechtsomkeert en weer door de sluis, op naar Andijk! In de haven brandt het oog nog steeds. Voor de zekerheid zet ik de motor nog niet af, eerst moet Piet dat duivels oog zien. Piet komt er weer bij en ziet zelf het rode oog branden. Hij meet de zaak door en houdt dan een extra draadje tussen twee punten. Het oog gaat ogenblikkelijk uit. Hij haalt het draadje weg en het oog brandt weer. Piet laat weten dat al diegenen die beweerden dat het niet aan de dynamo kon liggen, hun schoolgeld moeten terughalen want het is de dynamo en niets anders. Wij moeten met dat ding naar een bedrijf met een testbank gaan en daar vertellen dat Piet zus en zo heeft gedaan en dit en dat gezegd heeft. Nee, Piet wil geen geld maar we moeten hem wel komen vertellen of hij al dan niet gelijk heeft gehad.
Thuis gekomen, breng ik de dynamo weg naar waar ik hem gekocht heb. We moeten even geduld hebben, want de monteur is bezig om een heel futuristisch audio geval compleet met computer, diefstalalarm en iets Tom Tom’s achtig, in een hele dure slee in te bouwen. Dan komt hij vragen wat hij voor ons kan betekenen.
‘Twee jaar oud meneer? Jammer, dan is de garantie verlopen. Maar verteld u het eens wat is er precies aan de hand? Ik draai exact het verhaaltje af dat Piet me voorgekauwd heeft en de dynamo gaat op de testbank. Ik sta er met mijn neus bovenop. Het asje wordt gekoppeld aan een elektramotor op de testbank en de nodige elektrieke touwtjes worden eraan geknoopt. Dan begint het spul te draaien, steeds meer en meer toeren allerlei meters slaan uit en vrolijk gekleurde lampjes knipogen ons toe. De monteur weet genoeg. Hij brengt de toeren terug naar nul en demonteert de spanningsregelaar. Uit het magazijn komt, na enig zoeken, een nieuw exemplaar. Na montage wordt de testbank weer gestart. Eerst langzaam maar dan steeds sneller. De metertjes geven zeker goede waardes aan, want de monteur lacht tevreden. Dan worden de toeren zover opgeschroefd, dat mijn dynamo staat te gillen van inspanning en de meters, al dansend, zowat uit hun dak gaan van plezier. Ook voor deze test slaagt onze Dyno moeiteloos. ‘Meneer, die Piet had gelijk, het was inderdaad de spanningsregelaar maar nu is hij weer helemaal in orde.’ ‘Prachtig, dan weer niet en dan weer wel dat laadlampje aan, ik begon al aan groene mannetjes te denken. Maar wat krijgt u van me?’ ‘Even kijken.’ Hij loopt met het doosje naar zijn pc en tikt de code in. ‘Juist, dat is hem, dat wordt … ach geeft u maar vijfentwintig euro.’ Hm, dat valt me mee maar hij is ook zo’n driekwartier voor me bezig geweest en het werkplaats uurtarief is tegenwoordig geen kattenpis. Ik zeg:’En het arbeidsloon?’ Hij kijkt me even aan, werpt een blik op de dure wagen in de werkplaats, knipoogt en zegt:‘Dat zit wel goed.’
Dat was toen, nu lopen we Andijk in en meren af naast de trailerhelling. In de loods staat een monteur met een klant te praten. We wachten een meter of wat verderop tot ze uitgepraat zijn. De klant loopt weg en de monteur kijkt me vragend aan. ‘Goede middag, waar kan ik Piet vinden?’ ‘Piet? Die is er niet die is met vakantie maar misschien kan ík u helpen.’ Ik vertel hem het hele verhaal en ook dat Piet graag wilde weten of hij gelijk had en besluit met:‘Nou, Piet had inderdaad gelijk, dat kwamen we even zeggen en ook heb ik hier een kratje met twaalf flesjes Brandbier voor hem, gewoon als aardigheidje.’ De monteur zegt, terwijl hij het kratje uit mijn handen pakt:’Ik zal het hem zeggen maar ... Piet drinkt geen bier, hij heeft liever whisky en zo. Als we van een tevreden klant whisky of cognac krijgen is dat voor Piet. Ik daarentegen, drink het liefst een pilsje. Dank u wel en Proost!’
Albert