Dank je Marvin.
Ennuh, de notulen staan op mijn bierviltje, wil je een kopietje?
We varen verder.
“Zeebeest” doet een rondje NL.
9.
We stoppen vlak voor de jonge vrouw - die ik gelukkig net op tijd herken als Liesbeth van de “L’Avalanche” – en ik zeg:’Hoi, wat leuk zeg, waar liggen jullie?’ Zij blijken nog een stukje verder van de bewoonde wereld te liggen dan wij. We praten even over waarvandaan en waarheen onze schepen reizen en het blijkt dat de L’Avalanche ook onderweg is naar Zeeland. Dan vraagt Liesbeth:’Komen jullie straks iets drinken?’ ‘Ja, graag dat lijkt me reuze gezellig maar we gaan ons eerst even aanmelden en het vuil van de lange reis er afschrobben.’
Terwijl Marjanne ons aanmeldt, kijk ik even naar de weerberichten voor morgen.
Aanvankelijk variabel 1-2, later west 4-5, goed zicht. Hm, dat wordt eerst pruttelen op de motor en dan hobbelen onder zeil. Marjanne is klaar bij de balie en geeft me een kaartje met daarop een magneetcode, waarmee we toegang krijgen tot zowel de steigers als het sanitairgebouw. Ik haal mijn kaartje door de gleuf en zeg:’Sesam open u!’ ‘Zie je dat? Ik kan het nog steeds.’ Ze kijkt me even peinzend aan en zegt terwijl we naar binnen lopen:’Werkt dat trucje ook bij de kluis van de Nederlandse Bank?’ ‘Geen idee maar ik hoop van niet.’ ‘Niet? Hoezó niet?’ Omdat jij geen rijbewijs hebt en ik er niets voor voel om chauffeurtje te spelen en uren lang in zo’n grote ordinaire P. C. Hooft tractor te zitten wachten op mijn geliefde die, met een waaier van creditcards, zich uitleeft in de duurste zaken van ons dierbaar vaderland.‘ Even laat ze dat beeld op zich inwerken. Dan zegt ze met haar kleine meisjes stemmetje:’Dan wil je zeker ook niet met me mee naar de miljonairsfair?’ ‘Nee, dat weiger ik pertinent!’ Ze slaakt een spijtige zucht, duwt de deur naar de damesdouches open en zegt over haar schouder:’We zien elkaar straks weer buiten?’ ‘Ja, da’s goed, tot zo.’
Wanneer we ons - gewassen en gestreken - melden bij de valreep van de L’Avalanche, worden we allerhartelijkst aan boord genodigd door de schipper. Dennis komt meteen to the point. ‘Wat willen jullie drinken?’ Daar hou ik van, niet dat gedraai van, ‘Goh, dat is lang geleden.’ gevolgd door wat slap geouweneel over het weer. Nee, Dennis wéét waar het om gaat en waar een varensman, na een lange dag op het water, behoefte aan heeft.
Behalve Dennis, staan er nog vier namen op de monsterrol. Namelijk; Liesbeth, Monique, Peter en Tommy. Tommy heeft de afdeling muizen en ratten bestrijding onder zich en werkt hoofdzakelijk ’s nachts. Overdag geeft hij blijk van een ongekend talent voor het vinden van de geriefelijkste slaapplekjes, maar op dit moment zit hij – klaarwakker - me vanuit de kajuit, met grote groene ogen, wantrouwend aan te staren. Ik hef mijn glas ‘Proost, Tommy.’ en geef hem een knipoog. Tommy verblikt of verbloost niet maar blijft me strak aanstaren met een blik van. ‘Dat je die andere vier om de tuin weet te leiden, wil nog niet zeggen dat ik er ook intrap. Ik heb heus wel gezien dat je, vlak voor je aanboord kwam, dat stinkende kwijlende hondebeest van verderop hebt aangehaald, je ruikt er nog naar, jij doggy lover!‘
Ondanks de minachtende blikken van Tommy, wordt het toch een gezellig, ontspannen avondje. Omdat we morgen bijtijds willen vertrekken, maken we het niet al te laat en nemen bijtijds afscheid. Terug op “Zeebeest” zijn we het er over eens dat, dit avondje met deze vier mensen, ons goed heeft gedaan en hopen dat zij het ook zo hebben ervaren. Wanneer ik mijn kooilampje uitdoe en welterusten zeg, vraagt Marjanne:’Die scheepsnaam, L’Avalanche, wat betekent dat eigenlijk?’ ‘O, dat is Frans en betekend lawine. Trouwens, nu ik er over nadenk, als Dennis ooit naar de Noorse fjorden gaat, kan hij beter niet met een boot die Lawine heet, te dicht langs die steile rotswanden varen. Die ouwe Noorse goden, hebben een nogal apart gevoelvoor humor. Truste Martje.’ ‘Truste schat.’
Vrijd. 23 – 07 -,10.
Om vijf uur geef ik de wekker een oplawabber en kruip mijn kooi uit. Marjanne, die weet dat we een lang traject voor de boeg hebben, komt er ook meteen uit. Een halfuurtje later, wast Marjanne de ontbijt spulletjes af en hang ik nog even de zoetwaterslang in de tank. Terwijl de tank volloopt, start ik de motor, leg de papieren kaarten op volgorde in de la van de kaartenrafel en start de laptop met de elektronische kaarten op. Om 05:40 gaan de trossen los en varen we naar de uitgang van de Marina. Op de “L’Avalanche” is nog geen mens te zien en volgens Marjanne ligt ook Tommy aandachtig naar het lek te luisteren. Dennis en Liesbeth hebben er voor gekozen om pas komende nacht naar Stellendam te varen, zodat de kinderen vandaag naar de kermis en het strand kunnen en tijdens de overtocht lekker in hun kooi liggen. Wij houden tussen de pieren stijf BB aan, zodat we niet twee keer voor de snufferd van de grote jongens langs hoeven te kruizen. 05:57 Buitengaats. Licht bew. Var.1-2. Goed zicht. Zwakke deining, olieachtig zeetje. We lopen 5,5 knoop op de motor en halen zowaar een vissend kottertje in. Achter ons ligt een flinke bulkcarrier op IJmuiden aan.
Ik kijk om me heen, wat is het toch heerlijk om weer op zee te zijn, dit is genieten met volle teugen. Plots voel ik de dichter in mij ontwaken. Ik ga staan, zet mijn borst uit, maak een weids gebaar met mijn arm en declameer:’Ziet hoe het schone Zandvoort, zich koestert, in de ochtendzon. ….’ Marjanne, die me spottend aankijkt, zegt:‘Nu moet je niet ál te poëtisch gaan worden, jochie, dat past niet bij je.’ ‘Goed, dan ga ik wel zingen, wat dacht je van, “Waar de blanke top der duinen schittert in de zonnegloed”?’ Haar blik zegt genoeg. ’Maar een foto-tje ervan maken, mag dat wel?’ Ze knikt genadig van ja.
Ik leg mijn camera weg en zeg:‘Goed, maar dan kom jij er mooi niet achter hoe dat schone vers verdergaat.’ ‘Nou, hoe gaat het dan verder?’ ‘Tja, het moet natuurlijk rijmen op ochtendzon, nu was ik er nog niet helemáál uit maar wat dacht je van; “een blonde duin-del, in een niemandalletje van een nachtjapon”.’ Ze zegt:’Ik hoor het al, het zal eens níet op seks uitdraaien, neem jij nu maar je foto en laat het dichten aan Jules Deelder over. Trouwens, die bakt er ook niet veel van.’
08:20 Noordwijk aan Zee dwars. 3,5’ BB. Wind var. 1-2. vlak zeetje
Voor Scheveningen op de ankerrede liggen, als vanouds, weer de nodige tankers.
In de verte, alleen met de kijker goed te zien, liggen een paar afzinkbare zware lading schepen van Dockwise. Intussen heeft de wind zijn draai gevonden en komt nu met iets van 2-3 bft. uit het westen. We zetten weer zeil maar laten de motor bij staan. Bij Scheveningen, dicht bij de kust en buiten het officiële ankergebied, ligt een tanker van Knudsen.
09:50 Scheveningse pier dwars 5,5’ BB. Wind west 3-4. Er beginnen weer wat golfjes te lopen. We naderen Hoek van Holland en melden ons, nabij de Indusbank N boei, bij “Sector Maasmond”. Er is weinig in en uitgaand verkeer en wat er vaart gaat ruim voor en achter ons langs. 12:10. Tijdens de oversteek van de Maasgeul, worden we voorbijgelopen door een Stellendammer kotter.
Na de oversteek zetten we de motor, die voor de zekerheid nog bij stond, af . Er staat nu een dikke 4bft. uit het westen, dus zeilen we, op een vorstelijk koersje, richting Slijkgat. Drie hopperzuigers zijn bezig de Maasvlakte uit te breiden door middel van “rainbowen”. Achter ons stomen twee lege hoppers naar hun zuigput.
14:30 Slijkgat verkenningston. We zeilen, bijna recht voor het lappie, naar de Haringvlietdam. Weer worden we opgelopen door een viskotter.
Pal voor de dam draaien we om 16:10 SB uit de haven van Stellendam in. ‘Martje, wat zullen we doen kruipen we langszij een kotter, die varen toch niet meer uit voor zondagavond twaalf uur, of gaan we door en pikken bij Hellevoetsluis een mooring op?’
‘Marjanne zegt:’Laten we maar lekker rustig op een mooring gaan liggen’ ‘Goed, dan gaan we nog even door.’ Voor de Goereesesluis liggen al een paar paaljachten te wachten, dus houden we “Zeebeest” gaande in het voorste deel van de haven, in het hoekje bij de reddingboot.
We liggen al een behoorlijk tijdje te wachten, het zal nu niet zo lang meer duren. We laten ons alvast door de wind – er staat nu al een stukkie of vijf - langzaam naar de sluis driften.
De deuren gaan open en er komt een bunkerbootje uit maar de brug gaat nog niet omhoog en de lichten blijven op rood staan. Er komt een sportvisboot de haven instuiven. Aandek staan wat hengelaars met bleke gezichten. ‘Kijk Martje, die hebben zo te zien meer vissies gevoerd dan gevangen.’ De boot schiet voor de kant en de sportieve hengelaars wankelen de wal op. ‘Moet je dat zien, het is dat ze nog misselijk zijn, anders zouden ze, net als de paus, dankbaar de vaste grond kussen.’ De hengelboot, nu zonder zijn gasten, maakt los en vaart de sluis in. Meteen gaan de lichten op rood-groen, de bomen neer en de brug open. Nog voor de lichten enkel groen geven, stormen de andere paaltjes naar binnen. Wij en varen, als laatste naar binnen en maken vast tegenover de hengelaar. Om 17:10 varen we de sluis uit, door de binnenhaven het Haringvliet op en steken meteen schuin over naar Voorne. We stevenen af op een stekkie halverwege de Haringvlietdam en Hellevoetsluis. Daar ligt, speciaal voor jachtjes, een rijtje mooie gele moorings.
Marjanne staat voorop, met een kort trosje met een haak eraan gesplitst, klaar om vast te maken op de mooring. Ik draai kort om de boei, breng de neus in de wind en sla achteruit. De vaart is er bijna uit dus ik zet de motor in zijn vrij. In plaats van langzaam de laatste anderhalve meter zachtjes te overbruggen, stopt “Zeebeest af” en begint, een handje geholpen door de wind, te deinzen. Het motorhandel in zijn vooruit zetten heeft geen effect. Vlug stap ik de stuurhut uit en grijp het handel in de kuip Ook dit handel zegt:’Je kan me wat.’ En laat de keerkoppeling in zijn achteruit staan. Ik spring weer naar binnen om de motor af te zetten. Op dat moment, geen vijftien meter achter de mooring, lopen we aan de grond. De golven laten ons flink op de bodem stoten, zo te voelen is de grond hier keihard. We moeten, willen wij ons bootje heel houden, als de donder hier vandaan zien te komen. Ik roep naar voren:‘Martje, de lange lijn!’ Marjanne heeft meteen door wat ik bedoel en komt naar achter met de langste landvast. Ik spring in “Loodje”, pak het eind van de landvast tussen mijn tanden en leg terwijl Marjanne me losknoopt, de riemen in. Zo hard ik kan roei ik naar de boei en knoop vlug de lijn vast. Op het zelfde moment, zonder dat ik iets hoef te zeggen, trekt Marjanne de lijn strak, zet hem met drie slagen vast op de self-tailing schootlier en draait met twee handen aan het lierhandel de lijn binnen. Nog voor ik me langs de lijn teruggetrokken heb, begint “Zeebeest “ zich naar de boei te bewegen. ‘Goedgedaan schat maar draai nu wat rustiger, anders klappen we op de boei.’ Vanaf een oud sleepbootje, dat een paar Moorings verderop ligt, komt een kleine RIB aanzetten. Een aardige vent met een plat Rotterdams accent vraagt:‘Hebben jullie hulp nodig?’ ‘Nee bedankt, we zijn alweer vrij van de bodem.’ ‘Goed zo. Zeker motorpech?’ ‘Ja, zoiets, hij bleef in zijn achteruit hangen maar ik duik zo de machinekamer in om te kijken of ik het zelf kan opknappen.’ ‘Goedzo, als je gereedschap tekort komt, geef je maar een brul, ik heb kisten vol met van alles en nog wat.’ ‘Dank je maar ik denk dat ik het wel redt met wat ik heb.’ ‘Prima, ik hoor het wel.’ En weg is hij weer. Na dat we fatsoenlijk met een dubbel voortrosje op de boei vast gemaakt hebben en de dunne lijn, netjes opgeschoten in de ankerbak is opgeborgen, vult Marjanne het logboek in en besluit met.
Makke aan de motor, achteruit weigert uit zijn werk te gaan. Om 17:40 Gemeerd aan mooring op positie 51° 49’46 N. 04° 05’20 E. Zonnig. WSW 4-5. DOG 57,9’.
Intussen heb ik de motorluiken al open getrokken en ga op zoek naar het “vuiltje”. Aan de handels zelf kan het niet liggen, ik geloof tenminste niet dat ze allebei tegelijk in de fout gaan, dus begin ik aan het andere end, bij de keerkoppeling. Ik trek het motorhandel in zijn achteruit en weer in zijn vrij. In plaats van het hefboompje op de keerkoppeling, beweegt de buitenmantel van de Morsekabel. Aha, het vuiltje zit hem in het malochempie dat de opdracht van twéé onafhankelijke bedieningshandels, via Morsekabels, overbrengt naar één kabel die het laatste stukkie naar de keerkoppeling overbrugt. Ik zie nu dat er twee M 5 boutjes zijn losgetrild, waardoor de buitenmantel niet meer wordt vastgehouden en dus vrolijk met de binnenkabel mee voor en achteruit schuift. Ik trek mijn gereedschapkist tevoorschijn en leg wat ik nodig denk te hebben op een lap. ‘Martje, pak jij even uit het SB kastje dat bakje met RVS boutjes?’ Intussen blijkt dat ik niet aan de onderkant van dat malochempie kan komen zonder eerst de achterkant van de motorombouw los te schroeven. Daarna zie ik dat ik om twee nieuwe boutjes er in te vogelen, het hele zooitje los moet. Verdomme, dat gaat langer duren dan ik dacht en ik sta al met kramp in mijn kuiten en een zere rug, in een krakelingen houding over het zooitje gebogen. Ik kom er eerst maar even uit om me te strekken. ‘O, is het al klaar schat? Was je handen en kleed je om, dan zet ik het eten vast op.’ ‘Hallo vrouw, ik ben Merlijn de tovenaar niet, geef me effe de tijd wil je? Ik kom alleen even mijn ruggengraat in het juiste model wringen.’ ‘Oei oei, ik hoor het al, rugpijn en honger, daar wordt jij altijd een tikje chagrijnig van.’ ‘Ik? Chagrijnig? Hoe kom je er bij? Ik ben nooit chagrijnig, ik heb er alleen maar zwaar de schurft in.’ Ik rek me nog een keer en verdwijn weer in de vetput. Alle boutjes, ook die nog vast zitten, vervang ik door nieuwe RVS boutjes met zelfborgende moertjes Om 19:50 zit alles weer vast en is het spul getest. Ik maak de zaak dicht, berg mijn gereedschap op en was mijn zwarte klauwtjes. Marjanne dekt de kuiptafel en schenkt alvast een wijntje in. Even later, staan de dampende pannen op tafel. Marjanne zegt:’Proost, op mijn supermonteur!’ Ik antwoord;‘Proost, op de super kokkin!’
Na het eten, terwijl we nog even napraten, verdeelt Marjanne eerlijk het laatste restje wijn over onze glazen en zegt peinzend:’Al met al viel het me nóg mee.’ ‘Aha, je bedoelt zeker hoe snel en vakkundig ik dat vuiltje geklaard heb?’ ‘Nee schat, ik bedoel dat jij je zo keurig hebt ingehouden en meteen aan de gang bent gegaan, zonder eerst een flink stuk achteruit te bidden. Proost!’
Albert