Weer hartelijk dank voor jullie positief commentaar.
Neut 22.
Paris of the Middel-East.
‘Ja Fred, daar heb je gelijk in maar als die ouwe kwaad is kent hij zijn eigen kracht niet, gelukkig heeft Neut geen blijvende schade opgelopen van die uppercut. Iets anders, mag ik die schaal met piepers ook nog even vasthouden of wou je die hele handel in je eentje wegwerken?’ Met een hand schuift hij de aardappelen naar mij toe en met de andere prikt hij een vette sudderlap aan zijn vork. ‘Alsjeblieft Albert. Trouwens, wat eten betreft doet die Neut doet de laatste vier dagen behoorlijk zijn best vind je niet?’ ‘Ja, vind je het gek? Als die ouwe schuimbekkend op je afkomt en je dan met een vuist als een stoomhamer buitenwesten slaat, laat dat niet alleen een behoorlijk litteken op je tere zieltje achter maar ben je ook getemd voor een tijdje, niet waar Neut?’ Dat laatste roep ik naar het luikje, waar achter onze kanenbraaiër zijn best doet om, ongezien, alles af te luisteren. Neut steekt zijn kop door het luikje. ‘Die ouwe is knettergek en levensgevaarlijk. Dit was al de derde keer dat ie me wou vermoorden.’ ‘Ja Neut, en hoe zou dat komen denk je? Zou het misschien aan je stomme zuipen kunnen liggen?’ Verontwaardigt kijkt hij me aan. ‘Sinds Ceuta heb ik nog geen druppel gedronken!’ ‘Ja, dat is waar maar zou dát misschien kunnen komen door dat ik al je schuilplaatsjes heb doorzocht en vier flessen drank in de majem heb gepleurd?’ Verontwaardigt snuivend verdwijnt Neut ‘s hoofd uit het luikje. ‘Zeg stuur, waar zitten we ergens, zijn we Sicilië al voorbij?’ Vraagt Fred. “Nee, nog niet, we zitten nog voor de Tunesische kust, we hebben Bizerte gehad en zullen nu in de buurt van Cape Bon zitten, alweer zo ‘n achthonderd mijl van Ceuta. Wanneer we ons toetje ophebben springt Fred verschrikt overeind. ‘Verdomme het is al drie minuten voor twaalf ik ga als de sodemieterij die eerste aflossen.’ Ik sta ook op en roep hem na. ‘Goeie wacht Fred.’
‘Zo zeun, ben je daar eindelijk? Kijk es hier.’ Zegt die ouwe en wijst op een boekwerk dat voor hem op de kaartentafel ligt. Het boek is een fors nautisch naslagwerk, een van de vijf delen “Admiralty Sailing Directions. Mediterranean Pilot”. Het ligt open bij de gemiddelde windrichting en kracht voor deze tijd van het jaar. ‘Wat denk je zeun, noord of zuid?’ O jee, hij heeft me binnen één minuut al twéé keer zeun genoemd, oppassen Albert! ‘U bedoelt dat we, of boven langs Malta, Kreta en Cyprus gaan, óf beneden langs de Afrikaanse kust blijven kachelen?’ ‘Ja zeun, dat bedoel ik.’ Zegt hij op joviale toon. Ik bestudeer de grafieken en zie waarom hij opeens wil weten wat ík er van vind. Het kan twee kanten uit, dus is het gewoon een kwestie van gokken wat het worden zal. Die verdomde ouwe is weer eens uitgekookt bezig. Hij laat mij kiezen en als we dan toch in tering weer terechtkomen, daardoor een dag verspelen en een zooitje gasolie extra erdoor jagen, weet ik nu al wie de blame krijgt. ‘Tja cap, ik zie het probleem, ik wens u dan ook veel wijsheid toe bij het nemen van een beslissing.’ Heel even verdwijnt de vriendelijke grijns van zijn snuit maar hij herstelt zich meteen weer. ‘Ja, maar wat denk jíj ervan?’ ‘Ik cap? Ja zeg, wie is er hier de reisleider?’ De vriendelijke grijns maakt plaats voor de vuile blik die hij gewoonlijk alleen voor Neut gereserveerd houdt. ‘Stuurman, als je ooit nog kapitein wil worden, moet je beslissingen durven nemen!’ ‘Ja zeker cap en wanneer het verkeert uitpakt is Albert de lul en moet dat nog maanden lang aanhoren. Nou daar pas ik voor, ik ben kapitein Meier niet!’ Hij weet zich, zij het met moeite, in te houden. ‘Wat je ook beslist en hoe het ook uitpakt, ik zal het niet tegen je gebruiken en …. , verdomme wat sta je daar naar mijn kont te gluren?’ ‘O niets aan de hand cap, ik kijk alleen maar of u niet uw vingers stiekem gekruist achter uw rug houdt.’ Hij grijnst, laat zijn handen zien en zegt nog een keer dat hij het niet tegen me zal gebruiken. ‘Goed cap, dan gaan we niet langs de noord of niet zuidkant maar pakken de gulden middenweg en zullen het van de weerberichten laten afhangen of en waar we een oppertje zoeken.’ Even kijkt hij me verbluft aan, dan begint hij te lachen. ‘Tjonge zeun, je hebt dus toch nog íets van mijn wijze lessen opgestoken. Goed, zet jij straks de koers uit, ik zie het vanavond wel.’ Hij draait zich naar de trap. ‘Goeie wacht stuur.’ ‘Eet ze en een goeie rust, cap.’
Het weer heeft zich goed gehouden en nu, tien dagen na vertrek Ceuta, kachelen we onder loods aanwijzingen de haven van Beiroet binnen. Wanneer ik de kijker pak om naar de wal te turen, wijst de loods me wat “points of interest” aan. Verrek, wat is er nu zo interessant aan een flatgebouw? Die hebben we in Holland ook en mooi heb ik die lompe woonkazernes nooit gevonden. Ik kijk hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘???’ ‘Yes mister mate, look through your binocles and you‘ll see what I mean.’ Ik kijk en zie inderdaad wat hij bedoeld. Wat op het eerste gezicht een gewoon flatgebouw leek, is in werkelijkheid een en al gatenkaas met overal zwarte vlekken verdwenen muren half afgescheurde balkons en vertrekken waar je zo naar binnen kijkt. ‘Wow pilot, did you have a fight with your mother in low?’ De loods schiet in de lach. ‘Nee, dít heeft mijn schoonmoeder toevallig niet op haar geweten, dit komt door de burgeroorlog.’ Ik laat de kijker langs de stad glijden en zie nog veel meer kapot geschoten gebouwen en ook stijgen er hier en daar rookwolken op. Verdomme, hier had ik geen rekening mee gehouden toen ik met die tweede afsprak om eens uitgebreid te gaan stappen in Beiroet, het Parijs van het Midden-Oosten. ‘Loods, is het nog save om hier uit te gaan?’ ‘Het kan nog wel maar het blijft gevaarlijk. Er zijn hier verschillende milities tegen elkaar aan het vechten, als je die tegenkomt kan het gevaarlijk worden. Vooral ’s avonds in het donker, dan wordt er eerst geschoten en daarna pas gepraat. Dan zijn er ook nog bendes die hun geld verdienen met het kidnappen van westerlingen. Het veiligst is om een taxi te nemen, die weten precies hoe ze de gevaarlijkste plekken kunnen vermijden.’
Zodra we voor de wal liggen maken we zover losklaar dat we, wanneer de bootwerkers komen, binnen een kwartier gereed zijn. Het is al bij half vijf en omdat we verder toch niets meer kunnen doen pakken we een pilsje op het achterdek. ‘Zeg stuur, is het waar wat de tweede fietsenmaker zegt?’ ‘Ja Flipje, als die tweede het zegt, dan is het waar.’ ‘Ja maar ik heb nog helemaal niet gezegd wat die tweede gezegd heeft.’ ‘Dat is waar Flipje, dat heb je nog inderdaad nog niet gezegd.’ Ik draai me naar Manuel, tik mijn flesje tegen het zijne. ‘Manuel, Salute, dinero y amor!’ ‘Jij ook stuurman. Gezondheid geld en liefde!’ Achter me hoor ik aan een verontwaardigde snuiven, dat Flip zich met moeite inhoudt. Ik geef Manuel een knipoog. ‘Wat denk je, is Flip al oud genoeg om hier te gaan stappen?’ Manuel kijkt heel bedenkelijk. ‘Me don ’t think so. Flip is boy, not man.’ Flip kan zich niet meer inhouden en roept tegen Manuel. ‘Wat, ik geen man? Stuur je dochter maar eens langs, dan zal ik je eens laten zien hoeveel man ik ben.’ Ik zeg: ‘Manuel, je hebt gelijk, Flip is nog lang geen man, voor het zover is heeft hij nog heel wat schoppen onder zijn hol nodig.’ Nu valt Flip tegen mij uit. ‘O ja, stuur? Zal ik jou eens wat ver …’ Ik onderbreek hem. ‘Foei, Flipje toch, heeft Mama-Flipje jou niet geleerd dat het heel onbeleefd is om je met andermans gesprek te bemoeien?’ ‘Ja, maar …’ ‘Nee Flipje, geen gemaar. Manuel en ik hebben het óver je, niet tégen je. Maar goed, ik ben de beroerdste niet, je wou iets vragen?’ Flip slikt zijn woorden, waarschijnlijk een grove onwelvoeglijkheid, in en zegt gretig: ‘Is het waar stuur dat ze hier, net als in Parijs, nachtclubs hebben met blote wijven?’ ‘Juist ja, echt een vraag die je van een puisterige puber kan verwachten.’ Ik wacht even, om hem de gelegenheid te geven tegen dat “puisterige” in te gaan, maar Flip weet zich, zij het met moeite, in te houden. Wel Flipje, die prauw is hier al eerder geweest maar ik zelf nog nooit, ik was toen met verlof dus kan ik je geen inlichtingen uit de eerste hand verstrekken. Máár als die schuinsmarcheerder van een tweede, een man met veel ervaring, het zegt, is het ongetwijfeld waar.’ ‘Tering, dat wil ik zien! Op dat moment verschijnt die ouwe. ‘Stuur, de agent komt zo, vraag jij even aan iedereen hoeveel geld ze willen opnemen?’ ‘Ja cap, dat doe ik maar hoe hoog staat de Lebanon Pound?’ Geen idee stuur, die kromme dingen gaan nog harder open neer dan een nest jonge vlooien, hier ben je beter af met dollars.’
Na het eten zitten we, alweer met een pilsje, aan dek naar het gedoe op de wal te kijken. Er komen allerlei figuren langs die een grijpstuiver willen verdienen aan jan de zeeman. Om de haverklap stopt er een of ander gedeukt en roestig vehikel. We krijgen van alles aangeboden, van cassetterecorders tot “dirty pictures” en van jonge hondjes tot loten van een of andere loterij waarmee we “gegarandeerd” miljonair zullen worden. De volgende houdt een, op karton geplakte, foto van een of andere stoot van een filmster naar mij omhoog. ‘Hi Johny, you like to fuck my sister.’ Nee dank je, dat is niet je zuster. Jouw “zuster” is een venerische hoer van een jaar of zestig en moet zich drie keer per dag scheren.’ Hij lacht, haalt zijn schouders op en stapt weer in zijn oude, roze, Amerikaanse cabrio. Daar is de volgende al. ‘Hi mister, you like buy watch?’ Hij loopt de gangway op en komt bij ons staan. Dan slaat hij zijn jasje open en laat zien dat er aan de binnenkant een hele rij horloges hangt. ‘Very cheap!’ We tonen niet veel belangstelling maar daar trekt deze zakenman zich niets van aan. Uit zijn zak tovert een doosje tevoorschijn met een aansteker en wendt zich tot Fred. ‘Jij kopen aansteker, is real Ronson.’ Hij haalt de aansteker, waarop het gouden V tekentje staat uit het fluweel in het doosje en knipt hem aan. Fred, die al een Ronson heeft, zegt: ‘Sorry mate, I don ’t smoke.’ en tipt rustig de as van zijn peuk. Flip, die het met een goedkope Zippo benzineaansteker moet doen, heeft wel belangstelling. Eerst wordt er, met hulp van Fred, onderhandeld over de prijs. De man stribbelt nauwelijks tegen wanneer Fred een belachelijk laag bedrag als “laatste bod” noemt. ‘Oké.’ Zegt hij gelaten. De tweede zegt: ‘Wacht es effe!’ Hij pakt de Ronson aan en bevoelt en bekijkt het ding aan alle kanten en komt, een tikkie verbaasd, tot de conclusie. ‘Dat ding is echt.' Flip, die er een koopje aan heeft, betaald met een tevreden grijns op zijn smoel de sip kijkende koopman. Omdat verder niemand van ons nog wat van hem wil kopen, zou je denken dat hij opkrast. Maar nee, wat we tot nu toe hebben gezien was het opwarmertje of beter gezegd, het voorprogramma, hij is nu toe aan de hoofdvoorstelling. Met een geheimzinnig gezicht zegt hij: ‘Ik heb nog iets héél speciaals.’ Hij kijkt om zich heen met een houding en blik van iemand die bang is betrapt te worden en wenkt ons dichterbij. Dan, terwijl hij nog steeds schichtig om zich heenkijkt, trekt hij een duur uitziend etui uit zijn binnenzak. Op het zwarte leer staat in goud het Omega teken Ω. Voor hij het etui opent, geeft hij ons een samenzweerders knipoog en zegt: ‘Vraag me niet waar het vandaan komt maar voilà, een vierentwintig karaats, gouden, Omega horloge!’ Zowel het klokje als de band, glanzen prachtig in de warme gloed van de laagstaande zon. Flip staart als gebiologeerd naar dit polsjuweel en vraagt: ‘How much?’ Hij krijgt een heel verhaal over zich heen waaruit blijkt dat het klokje bij de juwelier meer dan vierduizend dollar kost, maar dat de koopman – die nog eens angstig naar de kade kijkt - er snel vanaf wil en het daarom aan deze aardige Hollander weggeeft voor het vriendenprijsje van twaalfhonderd dollar. Flip schrikt. ‘Tering, zoveel heb ik niet, kan ik van jullie wat lenen?’ Fred en ik kijken elkaar even aan. ‘Natuurlijk.’ Zegt Fred en ik knik ook van ja. ‘Maar eerst gaat Fred nog even wat afdingen, niet?’ Fred knikt en begint te onderhandelen. Na veel klagelijke blikken, handen wringen en het talloze keren aanroepen van Allah en zijn Profeet, gaat de arme man akkoord met vierhonderd dollar. Flip kijkt opgetogen maar aan de koopman is duidelijk te zien dat hij diep ontgoocheld is in zijn kijk op de mensheid. Op dat moment zeg ik: ‘Goh, mag ik ook eens kijken?’ en gris, voor de arme man doorheeft wat ik van plan ben, het etui uit zijn hand en trek het klokje er uit. Met mijn rug naar de graaiende handen van de koopman gekeerd, bekijk ik het klokje. Ik draai me weer terug en duw, met een hand tegen zijn borst, de koopman achteruit, met de andere hand hou ik de gouden Omega buitenboord. Dan, een fractie van een seconde voor zijn angstig graaiende handen het klokje kunnen grijpen, laat ik met een ‘oeps, wat doe ik nou?’ los en met een bescheiden plons verdwijnt het pronkjuweel in het olieachtige water van de haven. Flip staart, eerst vol ongeloof, dan met afgrijzen, naar de verdwijnende rimpels. De koopman brult woest in het Arabisch, Frans, Engels en nog wat andere talen en eindigt met ‘Gggod gggloeiende gggodverrrdomme!’ Fred applaudisseert en zegt: ‘Kent die effe zijn talen?’ ‘Fred, het wordt tijd voor de slotscène, vind je niet?’ Fred knikt en samen grijpen we het talenwonder in zijn kladden. We geven hem de keus, of hij wandelt de gangway af, of we pleuren hem over the fucking side en mag, als hij dat überhaupt al ooit geleerd heeft, een stukje zwemmen. Hij kiest voor de gangway. Boven aan de gangway laten we hem los en planten allebei een stevige schop onder zijn toges. Met een vaartje struikelt hij de kaai op, krabbelt overeind en begint weer te schelden. Fred en ik leunen over het potdeksel en luisteren, vriendelijk lachend, naar zijn uitingen van ongenoegen. Wanneer de goede man uiteindelijk bij gebrek aan adem moet stoppen, geven we hem spontaan het applaus dat hij dubbel en dwars verdiend heeft. Voor hij naar zijn auto loopt, kijkt hij ons aan en maakt een hals afsnijdend gebaar. Fred en ik klappen nog een keer en roepen luid: ‘Bis, bis, encore, encore!’ Maar helaas …, we krijgen geen toegift. Teleurgesteld keren we ons af. ‘Made in Genua?’ Ik knik. ‘Ja Fred, Genua.’
Het wordt tijd dat we ons een beetje om gaan Flip bekommeren. De arme jongen is nog steeds een beetje in shock en staat te stotteren van ellende. ‘Je, je, be, bent gek.’ Voegt hij me toe. ‘Zo, zo Flipje, dat komt er best aardig uit, ben je soms bij Neut in de leer? Hoewel, die legt er toch wat meer gevoel in dan jij. Nee zeg maar niets, luister liever even naar Fred en mij.’ We vertellen hem over valse artikelen die hier in de Med vaak aan jan de zeeman worden aangeboden, zoals bijvoorbeeld “gestolen antieke marmeren” beeldjes uit “oudheidkundige opgravingen” die, als je onder het voetstuk krast, van gips blijken te zijn. Vooral in Italië en met name in Genua gooien ze je dood met die dingen en ook met valse Parker vulpennen, klokjes waarvan na drie keer opwinden de veer knapt, etc. etc. Dan zijn daar natuurlijk ook nog de “Gouden Omega’s”, die na een week al niet meer lopen en waarvan je, wanneer je er geen koperpoets op loslaat, een mooie groene pols krijgt. ‘Ja maar hoe wist jij dan dat dit een valse was.’ ‘O, dat was niet zo moeilijk. Buiten het feit dat je zoiets, ook al spelen ze mooi toneel, nooit van een scharrelaar moet kopen, zijn er dingetjes die meteen opvallen. Ten eerste is het Omega tekentje op de wijzerplaat grof uit een plaatje koper gezaagd in plaats van mooi glad goud, ten tweede hoort er op het knopje ook nog een heel fijn Omega tekentje te zitten. Maar kijk nou maar niet zo sip, Flip, want uiteindelijk heb jij hem meer te pakken dan hij jou.’ Ik hem, hoe zo?’ Ik buk en pak het lege Omega etui op dat daar vergeten in het gangboord ligt. ‘Denk eens na Flipje, die gozer verkoopt een echte Ronson voor een prijs die echt niet uit kan. Daardoor denk jij dat al zijn koopwaar echt is en ook dat jij veel uitgekookter kan onderhandelen dan hij. Wanneer hij daarna, met zijn toneelspel, jou laat denken dat die gouden Omega van diefstal afkomstig en er dolgraag vanaf wil, speelt hij in op jouw hebzucht. Nou dat werkt prima, want jij was grif bereidt om er twaalfhonderd dollar voor te betalen. Wanneer Fred voor jou gaat afdingen en er een zacht zeeprijsje van “maar” vierhonderd dollar weet uit te slepen terwijl dat valse ding er nog geen vier waard is, denkt die vent dat hij jou bij je ballen heeft maar komt uiteindelijk bedrogen uit, want dat nep ding ligt in de majem en op die Ronson heeft hij dik toegelegd. Dit was een duidelijk geval van “De bedrieger bedrogen” ’ Ik geef hem het lege etui. ‘Alsjeblieft, om je te helpen te herinneren dat het niet alles goud is wat er blinkt.’