Wederom hartelijk dank voor jullie positieve reacties.
Neut 23.
Flip heeft sjans.
‘Fred, wat denk je ervan, zullen we zo zachies aan een van die snorders de klandizie gunnen?’ Nu het donker is geworden, komt de ene “taxi” na de andere zich melden. ‘Hi Johny you like a cab? I drive you to Nightclub with very lovely girls. Very cheap!’ Sommige chauffeurs komen even aan dek om hun geloofsbrieven te overhandigen. ‘Youre from Holland?’ Uit een dik pak visite kaartjes en beduimelde notitieblaadjes, komen de in het Nederlands geschreven “getuigschriften” tevoorschijn. Op de achterkant van een visitekaartje van Moulin Rouge staat met vette hanenpoten geschreven. “Heen kan je deze zakkenwasser rustig nemen. Terug naait ie je waar je bij staat. First mate of the Boreas.” Een andere taxi produceert een stuk papier met de tekst. “Als je van vlooien houdt moet je bij deze coureur instappen. 2e Machinist van de Midas.” We krijgen nog meer staaltjes van dit soort proza onder ogen, zoals. “Zijn oren zitten er nog aan, voor rest is het precies Niki Louda. Jan de Gier bootsman van de Oranje Nassau.” “Yousef rijdt als een idioot maar is voor de rest redelijk betrouwbaar. De bruyn. Sparks a/b Aristoteles.” ‘Moeilijk kiezen Fred, zullen we de eerstvolgende maar nemen?’ ‘Alleen als hij een niet al te slechte conduitestaat heeft, anders wacht ik liever op de daarop volgende.‘ De eerstvolgende is er al. De chauffeur, die zich voorstelt als Jacob, zegt dat hij ons voor een vaste prijs naar een “Nichtclub with beautyfull girls” kan brengen en toont een waaier van kaartjes en briefjes. Op goed geluk pik ik er een briefje uit en lees het hardop voor. “Jacob is betrouwbaar en zet je niet af. Ook voor de terugrit kan je vooraf een tijd en prijs met hem afspreken. 2e Stm. Botniaborg.” ‘Oké Albert deze nemen we’ zegt Fred, ‘Flipje kom op we gaan stappen.’ Flip wil voorin gaan zitten maar Fred is het daar niet mee eens. ‘Hee joh, dekhengsten mogen achterin, deze plaats is gereserveerd voor technisch personeel.’ Ik stoot hem even aan ‘Nee Fred, kom jij nu maar gezellig achterin en laat Flipje, die hier nog nooit geweest is, lekker voorin zitten, dan kan hij alles goed bekijken.’ Fred kijkt me vragend aan maar komt zonder wat te zeggen naast me zitten. Wanneer we weg rijden komt net de Oppervetpriester in zijn stapkloffie aan dek. Hij begint te roepen en zwaait fanatiek met twee armen tegelijk naar ons. Helaas, de autoradio staat op standje “Disco”, Flip en de chauffeur zien hem niet en Fred en ik kijken, tot we achter een loods verdwijnen, toevallig ook even de andere kant op. Fred knikt naar de nek van Flip en zegt zacht: ‘Wat voor rotgeintje haal je nu weer uit?’ Op dat moment rijden we over een stel spoorrails. Vanaf de voorbank een kreet van pijn. ‘Au! Godverdomme!’ Ik grijns vals. ‘Onder dat briefje stond nog iets, dat ik, volkomen per ongeluk, vergeten ben voor te lezen. “PS. Als je geen kapotte springveer in je reet wil hebben, kan je beter niet voorin gaan zitten.” Fred proest het uit, slaat zich op de knieën en ligt dubbel van het lachen. ‘Ben ik even blij dat ik niet tóch voorin gekropen ben.’ Zegt hij nog nahikkend. Met een flinke vaart zigzaggen we door de achteraf straatjes van Beiroet. Bij kruisingen met bredere straten nadert Jacob deze heel voorzichtig met gedoofde lichten, om daarna met plankgas over te steken en pas aan de overkant in het volgende straatje zijn lichten weer aan te doen. Zo af en toe, wanneer we al te scherp door de bocht gaan of over een bult van slecht opgeruimd puin vliegen en even boven onze zitplaatsen zweven, klinkt er vanaf de bijrijdersstoel een venijnig gevloek.
Jacob heeft ons na een spannende rit, die vooral Flip als wild en zeer pijnlijk ervoer, bij een Nachtclub afgezet en zal ons vannacht, om een uur of twee, weer ophalen. De portier, een als admiraal vermomd figuur met arendsneus en een dikke zwarte snor, neemt ons met een enkele blik van hoofd tot voeten op, trekt zijn snuit in een goed ingestudeerd welkomstlachje, zwaait de deur open en nodigt ons met een lichte buiging uit om binnen te treden. ‘Bienvenue, welcome, willkommen.’ Lispelt hij, terwijl hij beleefd zijn uniformpet tegen zijn borst gedrukt houdt. Terwijl we langs hem heen naar binnen lopen, zegt Fred: ‘Tjemig, alweer zo’n talenwonder, zou het een broertje zijn van die oplichter van daarstraks?’ ‘Zou best kunnen Fred, hij heeft net zo’n stoffilter onder zijn neus als onze Omega juwelier.’ Binnen, in het half duister, worden we opgevangen door een kelner, die ons naar een tafeltje aan het dansvloertje begeleidt. Fred en ik ploffen neer op het pluche, Flip daarentegen, laat zich iets voorzichtiger zakken. Fred grijnst naar mij en zegt heel schijnheilig: ‘Goh Flipje, is er iets, heb je soms last van aambeien.’ Ook ik buig me belangstellend naar Flip maar deze zegt niets en geeft ons, met zijn lippen stijf op elkaar geklemd, een bijzonder vuile blik.
Daar is de ober alweer. Hij zet drie glazen en een koelemmer met daarin een fles champagne – die waarschijnlijk net zo echt is als de glimlach van de portier – op het tafeltje en maakt aanstalten om het ijzerdraadje rond de kurk te verwijderen. Ik hou hem, met mijn hand op zijn arm, tegen en vraag hem of hij ons soms aanziet voor de nakomelingen van Baron Rothschild? ‘Wij willen bier.’ De ober kijkt ontsteld. ‘But Sir, here, in Le Folies Bergère’, zegt hij en maakt een weids gebaar om zich heen, ‘everybody drinks champaign.’ Fred en ik kijken elkaar aan en staan tegelijktijdig op. Ik zeg luid: ‘We ain’t everybody, can we have a beer or not?’ De ober heft zijn handen afwerend tot borsthoogte en kijkt schichtig naar de ander klanten. Hij duwt ons nog net niet terug op onze stoelen maar veel scheelt het niet ‘Sure, of course gentlemen, beer it is.’ en pakt de koeler en de glazen van tafel. Voor hij zich afdraait zeg ik: ‘Flessen, met de dop er nog op!’ In no time is hij terug met drie flessen bier met een inhoud van één liter per stuk. Met geoefende hand plopt hij de kroonkurken eraf en schenkt de glazen vol. Fred en ik heffen het glas ‘Proost!’ en nemen een slok. Flip doet niet mee, die staart met open mond naar een niet onaardig uitziend, nogal schaars gekleed, zangeresje dat, vlak voor het mini-orkestje, met ogen en kont staat te draaien en zonder enig gevoel voor de inhoud, een Frans chanson staat te verkrachten. Pas wanneer ze het liedje volledig ten grave heeft gedragen en na een uiterst mat applausje is vertrokken, ontdekt Flip, die zijn handen rood heeft geklapt, zijn bier. Hij neemt een flinke teug, veegt met zijn mouw langs zijn mond en zegt opgetogen: ‘Tering, kan die griet even zingen?’ ‘Flipje jongen, ik geloof niet dat het jou om haar, volledig afwezig, zangtalent was te doen. Jouw belangstelling ging, overduidelijk, meer uit naar het draaien van haar kontje dan het trillen van haar stembanden.
De ober, die hier blijkbaar een dubbelfunctie bekleedt, pakt de microfoon en kondigt, met veel superlatieven en in drie talen, het volgende nummer aan. Het schijnt een beeldschone Perzische prinses te zijn die, maar één dag in Beiroet is en speciaal voor dit het hooggeachte publiek, een buikdans gaat doen. Fred zegt: ‘Boffen wij even?’ ‘Ja Fred, stel je voor dat we een dag later waren aangekomen, ik moet er niet aandenken.’ Het orkestje zet een oosters klinkend melodietje in, de schijf met kleurtjes draait het rode venstertje voor de schijnwerper en vanuit het duister stapt een vrouwengestalte in het licht. Ze brengt haar handen samen boven haar hoofd en begint langzaam met haar heupen te wiegen. Ze heeft een harempakje aan, een sluier voor haar gezicht en op haar blote buik, in haar navel, een grote rode flonkerende robijn waarmee je, als hij echt is, een klein koninkrijk kan kopen. Haar bewegingen volgen de steeds opzwepender wordende muziek. Ze draait schudt en wiegt dat het een lust is en wanneer ze even bij ons tafeltje inhoudt en ons als het ware een privéshowtje geeft, zegt Fred met uitpuilende ogen: ‘Wauw wat een wijf, als je die een beurt geeft, maakt ze van je lul een kurketrekker en een carillon van je kloten, zeker weten!’ Ook Flip is opgetogen en geeft aan dat hij haar niet weg zou sturen, als hij haar toevallig in zijn kooi zou aantreffen. ‘Dream on Flipje, dream on. Je zou meteen in paniek raken en hard om Mama-Flipje roepen, al was het maar omdat ze in daglicht en zonder sluier zwaar zou tegenvallen en bovendien minstens twee keer zo oud is als jij.’ ‘Rot op, die griet is hooguit een jaar of dertig en echt nog lang geen veertig.’ ‘Dik veertig, misschien wel over de vijftig. Kijk straks, wanneer ze weer optreedt maar eens goed naar haar bovenarmen, buik en rug. Ze is echt geen jonge blom meer.’ Flip kijkt aarzelend maar haalt dan zijn schouders op en zegt terwijl hij zijn glas bijschenkt: ‘Ach wat, je kan het gewoon niet hebben dat ze wel naar mij keek maar niet naar jou.’
Wanneer we de meeste artiesten voor een tweede of zelfs derde keer hebben zien optreden, komt, na een jongleur die voor de derde keer met brandende fakkels en gemeen uitziende, in het fakkellicht flikkerende, messen speelt, de hoofd act. De ober/spreekstalmeester kondigt aan dat de beroemde “Mademoiselle Mimi”, na een wereldtournee langs steden als Londen, New York, Hongkong, Sydney, Tokyo en weet ik veel, nu voor ze teruggaat naar Parijs, hier in de wereldbefaamde club “Le Folies Bergère” zal optreden. ‘Mag ik een hartelijk applaus voor ... – tromgeroffel - Mademoiselle Mimi !!! ’ Het spotlight gaat aan en schijnt op een hemelbed met veel kant en glimmende glazenkraaltjes. Daarnaast staat, al geeuwend en rekkend, Mademoiselle Mimi. Mimi, een mooie blonde meid met “alles der op en der an” maakt zich blijkbaar op voor de nacht, want ze trekt, begeleidt door een leuk stukje muziek, een voor een haar kleren uit. Veel slaap heeft ze trouwens ook nog niet, want ze danst intussen vrolijk langs de rand van de dansvloer en komt daarbij steeds dichter bij ons. ‘Fred, volgens mij is Mimi niet erg goed opgevoed, zoals die haar kleren laat rondslingeren ….’ ‘Ja dat is niet zo netjes, ze zou een pak op haar blote kont moeten hebben.’ ‘Ja Fred en jij bent zeker wel bereid om het haar te geven?’ ‘Een pak op haar kont en nog wat anders kan ze van míj wel krijgen.’ Zegt Flipje met veel bravoure. Mimi die intussen bij ons is aangekomen kijkt ons terwijl ze blijft dansen, lachend aan. Dan verdwijnt er nog een of ander kanten stukje textiel en houdt ze alleen nog maar een minuscuul, amper iets verhullend, lapje over. Terwijl er luid geapplaudisseerd wordt, brengt ze haar handen naar haar mondt, fluit schel op haar vingers buigt zich voorover en pakt de handen van Flip. Voor we in de gaten hebben wat er gebeurt, staan de portier en de jongleur aan weerskanten van Flip, tillen hem met stoel en al op en plaatsen hem midden op de dansvloer. Mimi, die nog steeds de handen van Flip vastheeft, gaat schrijlings op zijn schoot zitten, legt zijn handen op haar blote borsten duwt hem achterover en begint, al zittend, te “dansen”. Het publiek begint te joelen. Flip krijgt een knalrooie kop en weet niet waar hij kijken moet maar laat intussen wel zijn handen op haar borsten liggen. Fred zegt: ‘Moet je die kop zien, volgens mij is Flip nog steeds maagd.’ ‘Jij toch ook Fred?’ ‘Ik maagd?’ Bromt Fred. ‘Alleen in mijn reet en onder mijn oksels.’ Opeens pakt Mimi, die nog steeds ritmisch op Flipjes schoot zit te kronkelen, zijn hoofd en duwt het tussen haar borsten. Het publiek vindt het prachtig en moedigt haar luidkeels aan. Dan laat Mimi zijn hoofd los, leunt achterover met haar handen op zijn knieën en haar borsten omhoog. Ze begint nu bewegingen te maken die niets meer met dansen te maken hebben. Dan, schokkend met haar onderlijf slaakt ze een kreet en gromt alsof ze een climax bereikt en pats …, is het pikkedonker. Even is iedereen stil dan barst er een luid applaus en gejuich los. Langzaam gloeit het licht aan. Midden op de vloer zit een eenzame, timide Flipje op zijn stoel, van Mimi valt er geen spoor te ontdekken. Fred en ik staan op en pakken de verdoofde Flip met stoel en al op en brengen hem weer naar zijn plekje aan tafel. Wanneer we hem neer zetten klinkt er weer gejuich en applaus, nu voor onze Flip, die uit verlegenheid wel onder de tafel kan kruipen. Net wanneer Flip weer een beetje tot zichzelf is gekomen, komt de ober langs met een glas champagne voor onze held. ‘From a admirer’ We zijn er natuurlijk nieuwsgierig naar, door welke dame onze Flip zo bewonderd wordt en kijken de hele tent rond. Daar, een tafeltje of wat naar achter, gaat een hand met net zo’n glas champagne omhoog en vlak voor het zaallicht weer gedimd wordt voor het volgende optreden van het schorre zangeresje, zien we een zeer nichterige oude homo die stralend naar Flip toost.