Hallo lui,
Omdat ik er zelf nog nog niet zeker van ben dat het verhaal van de "Zeeland" op het Zeilersforum thuis hoort, zou ik graag wat feedback van jullie krijgen.
Het gaat me (dit keer
) niet om complimenten maar vanwege boven genoemde reden om een antwoord op de vraag, doorgaan of stoppen.
Ik kan beter nu weten waar ik aantoe ben, dan over pakweg twee maanden.
Daarom nu nog een aflevering en daarna ..........?
"De Zeeland"
De Sparks
Alle zeelui weten dat koks en marconisten gestoord zijn.
De koks vanwege de hitte van het fornuis, de marconisten vanwege het gepiep uit de “spreeuwenkast” en het de hele dag moeten praten in punten en strepen.
Onze sparks is geen uitzondering op deze regel.
Hij gaat er vanuit dat échte heren niet vroeg opstaan en aangezien hij er van overtuigt is hij de enige heer aan boord is, laat hij zich voor tienen niet zien.
Pas met pikheet verschijnt hij in de officiers mess, op zijn badslippers gekleed in ochtendjas met een keurig gevouwen handdoek over zijn arm en een badtasje in zijn hand.
Bij zijn kopje koffie eet hij een geroosterd boterhammetje met aardbeienjam, luistert met één oor naar het getjilp uit de radiohut, met het ander naar de gesprekken om hem heen en leest ondertussen ook nog een flut romannetje.
Om kwart over elf worden de tafels gedekt en verdwijnt hij richting douche.
Inderdaad, een heren leven.
Soms gebeuren er echter dingen die zijn dagritme enigszins in de war sturen.
Bijvoorbeeld wanneer de radar weer kuren heeft.
Onze radar, die nog op de ark van Noach heeft gestaan, laat het op de meest ongelegen momenten afweten.
Dat levert een tafereeltje op als in een ziekenhuis waar de heren doktoren rondom de doodzieke patiënt staan te overleggen.
De eerste machinist, die denkt dat hij vanwege zijn rang het meeste verstand van die dingen hoort te hebben:‘Ja het kan natuurlijk aan het eh …… liggen maar het zou ook heel goed de … kunnen zijn. Hoewel….’
Ome Kees:‘Aan de voeding kan het niet liggen, die heb ik net nog doorgemeten en de spanning is goed’.
De 2e stuurman:‘Ik snap er niets van hij deed het daarnet nog goed, maar in eens was het mis en ik heb nergens aangezeten’.
De kapitein:‘Dat kan me allemaal niks verdomme, als hij het maar snel weer doet’.
De marconist heeft intussen de ingewanden van de patiënt blootgelegd en doet nader onderzoek.
Kapitein:‘Nou sparks hoe zit het, kan je het maken of niet? Schiet eens een beetje op, man!’
Het antwoord bestaat uit, een blauwe vlam en een rauwe kreet van pijn, gevolgd door enige godslasteringen.
De sparks komt overeind met een verwilderde blik in zijn ogen, terwijl zijn haren die anders netjes tegen zijn hoofd geplakt zitten, nu recht overeind staan.
Hij heft zijn handen alsof hij iemand wil wurgen en doet twee stappen richting kapitein.
Die herinnert zich plots een onafgemaakt klusje in zijn hut en is meteen verdwenen.
De eerste begint nog even over condensatoren en hoogspanning, maar daar luistert niemand meer naar.
Op de lange reis is dit humor van de bovenste plank, geen cabaretvoorstelling kan het halen bij de dingen die je hier meemaakt.
O ja, de radar had alleen een nieuwe radiobuis nodig en doet het alweer.
Schurrefie
De tweede en ik lopen samen de hondenwacht.
Hij geeft te kennen dat hij best wat lust maar een boterham met ouwe opsnit is nu niet bepaald aantrekkelijk.
Ik zeg: ‘Moet je horen stuur, als ik een half uurtje naar beneden kan versier ik een lekker schurrefie voor ons.’
‘Waar denk je dat vandaan te halen zit de store dan niet op slot?’
‘Dat wel stuur maar ik kom er wel in’
‘Goed dan, maar als je gesnaaid wordt weet ik van niks’
De hutten van het gewone volk, bevinden zich onderdeks rondom de messroom.
De mijne, een viermans runners hut die ik, omdat de runners op de sleep zitten, voor mezelf alleen heb, bevindt zich vooraan aan bakboord.
In de verste hoek van die hut zit een luik in het dek waardoor je via een stalen ladder nog een dek lager komt en in de store.
Nu zit daar een hangslot op, waar alleen de kok een sleutel van heeft, ….. denkt hij.
Ik ga dus boodschappen doen en daarna aan de gang in de kombuis.
Uien bakken met veel sambal, daar vlees uit blik doorheen vervolgens een blikje tomatenpuree en vier eieren erdoor (goed voor het zakkie), zout niet vergeten.
Half brood onder de arm, blik perziken onder de ander, twee vorken en messen in mijn kontzak, de pan en twee borden in mijn handen en dan naar boven.
De stuurman haalt er rap twee pilsjes bij, dat is genieten!
Na het eten alles goed afwassen en de kombuis achterlaten alsof er niets gebeurd is.
Dit feestje herhalen we nog menigmaal zonder ooit gesnapt te worden.
Ome Romer slaat toe
We zitten nu echt in de tropen, het is bloedheet en er is geen airco aanboord.
Wat is dan logischer, dan nu zuigers te gaan trekken.
We varen nog steeds economische snelheid op BB motor terwijl de SB motor uit elkaar ligt.
De zee is rimpelloos en er staat alleen een kalme oceaandeining.
Af en toe schieten er vliegende vissen laag boven zee door de lucht, om vele tientallen meters verderop kans te zien met alleen hun staart het water te raken en daarmee weer te versnellen zo dat ze verder zweven.
Net na enen, met de warme hap achter de knopen, wordt er alleen gewerkt door degene die wacht hebben, de rest doet een tukkie of zit slaperig aan dek op een plekje in de schaduw.
Ook in de vetput wordt niet gewerkt, véél te heet nu.
Plotseling valt, zonder enige waarschuwing, de BB motor uit.
Even is het doodstil, dan breekt de pleuris uit.
Machinisten en olielui vliegen de vetput in sommige op blote voeten met alleen een pendek aan.
Ook aan dek en op de brug wordt er gerend en geschreeuwd.
De stuurman hangt aan de fluit om de runners op de sleep te waarschuwen.
Al die opwinding snap ik niet, we zitten mijlen ver uit de kust en het is bladstil weer.
Wat kan je hier gebeuren we hebben toch alle tijd?
Dan kijk ik naar achter en begrijp het maar al te goed.
De onderlosser met zijn hoge ronde boeg, komt met een behoorlijk gangetje op ons af.
Logisch, als je bedenkt dat tussen die bak en de sleepboot ca. vijfhonderd meter draad hangt, zo dik als mijn onderarm.
Dat is een gewicht van heb ik jou daar en trekt de bak naar voren en ons naar achter. Bovendien is daar de draad van de baggermolen, die twee keer zolang is en tweekeer zo hard aan ons trekt.
Daar komt de bak aan zeilen, hoog steekt zijn boeg boven ons achterdek uit
Rakelings schiet hij schuin achter onze kont langs, met de twee runners in zwemvest aan dek.
‘Dat scheelde maar een kuthaartje van een negerin’ zegt bootsman Rinus.
‘Nou, zeg dat wel’ roept Klaas:‘daar had ik mijn lul niet tussen durruffe houwe, hoogstes mijn schoonmoeder.’
Ondertussen is de bak, die al een heel eind voorbij is, aan het keren en komt terug, als een stier in de arena die de volgende aanval inzet.
Hier is geen redden meer aan, straks worden we gekraakt tussen bak en molen!
Er worden al voorbereidingen getroffen om de draad van de molen te kappen en die van de bak te laten schieten.
Op dat moment komen er wat vreemde geluiden uit de vetput en start een van de motoren.
Nog voor de telegraaf rinkelt, draait de schroef al vooruit en stuurt die ouwe de boot uit de baan van de bak en voor de molen uit.
De bak is opeens weer zo mak als een lammetje en volgt ons weer netjes, terwijl de molen langzaam afzakt en zijn oude plaatsje weer inneemt.
In eerste instantie worden de vetpriesters vereerd en aanbeden.
Wierrook en lauwerkransen komen er niet aan te pas maar dat is alleen omdat die dingen op zee niet zo snel voorhanden zijn.
Want die tovenaars van beneden hebben toch mooi even alles en iedereen gered, o zo!
Wanneer de hoerastemming wat is afgezakt, zegt iemand: ‘Ho wacht es even, wie heeft dat klote ding eigenlijk laten stoppen, dat zijn toch ook die fietsenmakers geweest?’
Die ouwe knikt en kijkt vuil naar de opper vetpriester.
Deze draait zich naar zijn ondergeschikten en probeert de blik van die ouwe te imiteren.
Nu vliegen de beschuldigingen over en weer, maar niemand heeft het gedaan.
Dan komt een van de fietsenmakers met het enige antwoord waar onze gezagvoerder genoegen meeneemt.
‘Weet je wat ik denk, het was Ome Romer, verdomd als het niet waar is!’
De rest van het zwarte koor kijkt elkaar opgelucht aan en beaamt dit gretig.
Die ouwe kalmeert op slag, geeft de wacht over aan de tweede en verdwijnt in zijn hut.
In welke vorm dit geintje in het machinekamer-journaal komt weet ik niet, maar ik ben wel benieuwd of de naam van Ome Romer genoemd wordt.
Albert