@b100.
@roberteb. Dankje Robert, maar hou je een beetje in man, straks loopt heel het forum zeemanskreten te slaken.
@tcdehoog. Toestemming van Marjanne? Je had háár eens moeten horen! Ze stond me daar in het gangboord toch te keer te gaan tegen die visser, niet mooi meer! Woorden als, ‘Naarling, akelige man’ en zelfs ‘foei toch’ waren niet van de lucht.
@sst. Dankjewel. Je hebt gelijk dat het geen schoener is - het is al weer een tijdje terug dat ik de “Albatros” zag - maar een klipper/clipper is het ook niet. Een zeegaand zeilschip wordt over het algemeen benoemd naar de tuigage en niet naar de rompvorm.
@.Airgead. Dankjewel maar wil je alsjeblieft niet met die wilde waterpatjakkerskreten bij me komen aanzetten?
@ Groom. Geert, toen met jullie naar Southwold was een van onze allerfijnste reisjes. We denken er nog steeds met plezier aan terug.
“Zeebeest” gaat de hort op. 49.
Na een uurtje of vier intensief naar het lek geluisterd te hebben wordt het, volgens Marjanne, tijd om op te staan en een brunch van bacon and eggs naar binnen te werken.
‘Maar Martje, zijn er dan geen spekpannenkoeken meer?’
‘Nee jochie lief, de hele stapel is weg en het leeuwendeel daarvan heb jijzelf vannacht al verslonden. Een of twee eieren?’
Na het eten zit ik met een grote mok pleur om me heen te kijken en te genieten van het uitzicht. Dat duurt niet lang, want Marjanne heeft zo haar eigen ideetjes over hoe ik mijn tijd moeten zoetbrengen. Ze trekt mijn sloffen van m’n voeten en zet mijn schoenen voor me neer.
‘Ga je mee schat, even mijn verjaarscadeautje kopen?’
‘Hm, je laat het klinken als een vraag, betekent dat dat ik in deze vrij ben om een andere keus te maken?’
Als antwoord bukt ze, maakt de veters van mijn schoenen wat losser, schuift ze aan mijn voeten.
‘Zo, strikken kan je zelf al een beetje en anders leg je er maar een oud wijf in.’
Terwijl ik twee perfecte strikken fabriceer, zeg ik : ‘Dat doet me denken aan een kok waar ik mee gevaren heb. Die placht te zeggen “Je kan nog beter een oudewijvensteek in je lul leggen, dan je je lul in een oud wijf steken”.
Dat hij prompt op een nacht, stomdronken, met een “boodschappentas”, die te goor was om zelfs ook maar met een tang aan te raken, in zijn kooi dook en wij ’s morgens op ons ontbijt moesten wachten, is weer een heel ander verhaal.’
Marjanne trekt haar wenkbrauwen op.
‘Boodschappentas?’
‘Ja, boodschappentas, een benaming die we gebruikten voor een bepaald soort kaairatten, ofwel personen van de andere sekse die zelfs de minst kieskeurige zeeman nog niet in zijn kooi wil hebben.’
‘Die kok, was dat Neut?’
‘Nee maar je kent hem wel, H. die later met die Schotse is getrouwd. Hij was op zich een fijne vent en een hele goeie kok, maar wanneer die idioot bezopen was…!’
We klimmen de steiger op en wandelen stroomafwaarts richting watersportzaak.
Marjanne, die net als de meeste vrouwen alles wil weten over de prehistorie van haar vent en alles daar omheen, zegt: ‘Waarom moesten jullie toen op je ontbijt wachten?’
‘Wel dat zit zo. We hadden gelost in Dublin en lagen te wachten op orders, dus hoefden we niet vroeg de kooi uit en is het de taak van de kok om ons zo rond kwart over zeven te porren, zodat we rustig kunnen ontbijten en om acht uur aan dek stappen voor wat scheepsonderhoud.
Op die bewuste morgen word ik uit mezelf wakker. Verdomme, het is al bijna kwart voor acht en die kanenbraaiër heeft nog niet gepord! Dat is nog nooit gebeurd, hoe bezopen hij ’s nachts ook was, hij stond altijd weer op tijd met zijn kloten in de kombuis. Ik trek vlug wat aan, sprint naar het achterdek en ruk de deur van de kok open. Meteen komt me een walm tegemoet waar je tegenaan kan leunen. Wanneer ik naar binnen kijk, kan ik mijn ogen niet geloven.
H. een jonge vent van net twintig, zit aan het voeteneind van zijn kooi - zo’n hoge met een slingerplank ervoor en twee lades en een kastje er onder - met de dekens stijf om zich heen getrokken en kijkt me angstig aan. Helemaal bloot ligt er een zwaar snurkende vrouw, languit op haar rug, de rest van zijn kooi in beslag te nemen.
Door wat ik van haar zie en dat is zowat alles, kan ik nou niet bepaald een hard plassertje krijgen. Allemachtig, wat is dát wijf lelijk! Niet te kort zeg! Bovendien is ze van een leeftijd dat, mochten we haar op straat tegenkomen, we haar heel beleefd met oma zouden aanspreken.
Dan kijk ik hém weer aan. ‘Hee man, kom je nest uit en zorg als de bliksem voor het ontbijt, als die ouwe er achter komt dat de mannen door jouw schuld te laat aan het werk gaan, ben je goed de zuur!’
‘Ja man, ik wil wel maar ik durf niet.’
‘Durf niet?’
‘Ja, ik durf niet kijk maar.’
Hij wijst naar beneden, daar zitten twee kleine hondjes, model “kuttenlikkertje”, strak omhoog te kijken. H. steekt voorzichtig een blote voet over de rand van zijn kooi. Meteen beginnen de hondjes, met opgetrokken lip en blikkerende tandjes, te grommen. Wanneer H. zijn voet nog een klein stukje verder uitsteekt, springt een van de hondjes als een stuiterbal recht omhoog en hapt met zijn vlijmscherpe tandjes naar de blote tenen van de kanenbraaiër. Net op tijd trekt H. zijn voet weer binnenboord.
‘Zie je wel, die krengen willen me vermoorden!’
Ik lig krom van het lachen. H, die toch wel op enig mededogen had gehoopt, kijkt me gekwetst aan.
‘Sorry joh,’ zeg ik, nog nahikkend van het lachen ‘ maar die hondjes zijn toch van die eh, schoonheid?’
Hij knikt van ja.
‘Nou, dan kan zij die ettertjes toch even in bedwang houden?’
‘Nee man, ze heeft iets geslikt waardoor ze helemaal van de wereld is, ik krijg haar met geen mogelijkheid wakker. Kan jij niet effe een paar aardappelkisten pakken en over die krengen heen gooien?’
‘Niet nodig, dat doe ik zo wel even.’
Ik buig me over de waterkering, grijp resoluut die twee mini Rottweilers in hun nekvel en zet ze aandek. De brutaalste begint nu tegen mij te grommen. ‘Wel verdomme, is het nu eens afgelopen!’ Ik doe alsof ik hem een schop ga verkopen’, terwijl hij klaar staat om mijn voet aan te vallen, grijp hem in z’n nekvel, loop naar de relingen en hou het grommende monstertje boven het donkere koude water van de snelstromende Liffey. Ik zet een zware dreigend stem op. ‘En als je je verdomme nou niet gedraagt, stuur ik je op naar de Marine, zwemmend!’
Hij kijkt naar beneden en begint, angstig piepend, zo heftig te spartelen dat ik hem er bijna echt in laat vallen. Wanneer ik hem weer aan dek zet is hij zo tam als wat en kijkt me, misschien niet liefdevol maar wel met respect, aan. Ik wist het wel, als je gaat dreigen met de marine...
De kanenbraaiër heeft intussen snel zijn deur dicht getrokken en kan zich eindelijk gaan aankleden.
Intussen staan Marjanne en ik al stil voor de watersportwinkel.
‘Maar is die ouwe er nog achter gekomen?’
‘Ja, want die stond, al vloekend, in zijn pyjama in de kombuis, met in zijn ene hand zijn kingsize mok en in de andere een lege koffiepot. Ik heb hem maar meteen verteld hoe de zaak in elkaar stak, daarbij de nadruk leggend op een kanenbraaiër die schijtens benauwd was voor een paar kleine kuttenlikkertjes. Toen hij zelf ging kijken op het achterdek, daar die hondjes zag en net op dat ogenblik die kanenbraaiër heel voorzichtig zijn angstige snuit om de hoek van de deur stak, begon die ouwe ook te lachen en was de kou uit de lucht.’
We stappen de “zeilerssnoepwinkel” binnen en Marjanne koopt daar een prachtige koperen scheepsklok. Het ding weegt zo in het handje wel vier keer zoveel als het stuk verkoperd blik dat nu in de salon hangt. Daar komt nog bij dat het hier een flink stuk minder kost (£89,50) dan bij de grote snoepwinkels in Holland en zelfs net iets meer dan een derde van wat dat Duitse postorderbedrijf er voor vraagt. Het blijkt dat we het laatste exemplaar te pakken hebben, dus is Marjanne extra blij dat we toch nog even naar Southwold zijn gewipt.
We brengen de buit aanboord, helpen de buren om er tussenuit te komen en pakken de rugzak.
Via het bramenpaadje over het voormalig spoordijkje gaan we naar het stadje.
Rechts achter ons zien we de achterkant van de Harbour Inn, de aangrenzende huisjes en de masten van de jachten langs de oevers van River Blyth.
Bijlage FILE0232.jpg niet gevonden
Links, in een stukje woestenij, lopen koeien te grazen.
Bijlage FILE0233.jpg niet gevonden
Bijlage FILE0234.jpg niet gevonden
We slaan af van het dijkje en klimmen via een smal paadje omhoog naar de golfterreinen.
Bijlage FILE0235.jpg niet gevonden
Wanneer ik eindelijk afgepeigerd boven kom, staat Marjanne al een tijdje op me te wachten.
Bijlage FILE0236.jpg niet gevonden
‘Zo ben je daar eindelijk? Je zou eens wat aan je conditie moeten doen, als je al niet eens zo’n klein stukje kan klimmen zonder te hijgen als een molenpaard...’
‘Oké, jíj kan dan bij het lopen wat meer conditie hebben, maar als het op eten aankomt versla ik je dik!’
‘Dat zeg je goed schat, “dik” is hier het juiste woord.’
‘Ga zo door moppie, dan verkoop ik je aan de eerste de beste vodden jood, desnoods geef ik er geld op toe.’
‘O nee, dat doe jij niet, je bent veel te gek op me,’ zegt ze en geeft me een arm.
‘Wat, op zo’n zelfvoldaan vrouwspersoon? Kom nou!’
We bezoeken alle twee de mini supermarktjes - vooral die ene is zo mini dat je er je kont niet kan keren - en maken ook de slager een stukje rijker. Wanneer ik met de volle rugzak achter Marjanne aan naar buiten sjok, geeft ze te kennen dat ze Fish and Chips wil eten.
‘Nu moet je eens ophouden hoeveel keer hebben we die vieze vette zachte baggervis, met frieten die die zo “krokant” zijn dat je ze rond je vinger kan draaien zonder te breken, al geprobeerd en hoeveel keer viel het vies tegen, nou?’
‘Ja maar dat meisje bij de kassa zei dat ze hier verderop, in het straatje naar de boulevard, echt hele goeie Fish and Chips bakken.’
‘Oké, je gaat je gang maar, ik hoef niet.’
Ik blijf buiten wachten tot Marjanne met een keurig papieren tasje nar buiten komt.
‘Ik heb toch ook maar een portie voor jou genomen.’
Ik werp een blik in het tasje. Het zit allemaal, zelfs het zout en de vinaigre, apart verpakt en er is ook al niet bespaart op de papieren servetjes, wel twéé de man! Om het feestbanket helemaal te vervolmaken, zitten er ook nog twee blikjes fris in.
We lopen de boulevard op en Marjanne zoekt een bankje “with a view” uit.
Bijlage FILE0238.jpg niet gevonden
Marjanne pakt een en ander uit en reikt me mijn rantsoen aan en alsof dat al niet genoeg is, krijg ik er ook nog een plastic mes en vork bij.
Met een snik in mijn stem zeg ik: ‘Echt schat, dit is gewoonweg teveel van het goede, of zoals ze hier zeggen, “My Cup Runneth Over”.’
Voorzichtig proef ik een paar frietjes met een stukje vis en word niet teleurgesteld, het smaakt écht naar vette bagger.
Snel spoel ik de smaak van die troep weg met een slok, mierzoete, frisdrank.
Gelukkig hoef ik, dankzij de meeuwen, niets van dit koningsmaal weg te gooien.
Die vliegende vuilnisvaten schreeuwen en vechten tot het laatste slappe bleke frietje en het laatste stukje van olie doordrenkte, overgare, lauwe vis is verdwenen. Ook het leeuwendeel van Marjanne ’s maal gaat, ondanks een paar manmoedige pogingen om het weg te werken, naar de krijsende meeuwen.
Ik breng alle verpakkingen en de nog bijna volle blikjes fris naar een afval bak.
‘Zo, dit is echt de laatste keer dat ik die troep nog een kans gaf, ga je mee, ik wil liever niet wachten tot de meeuwen straks dood uit de lucht komen vallen.
Voor we teruggaan, lopen we eerst nog even het zaakje binnen waar we destijds met Geert en Bianca ook al geweest zijn en waar ze bijna alleen maar pasteien verkopen. Even later zijn we, voorzichtig knabbelend, op paar lekkere warme shepherd’s pies, onderweg naar de haven.
We krijgen geen buren meer langszij dus hebben we aan BB. vrij uitzicht op de Harbour Inn en een magnifieke fenderplank, waarop ze duidelijk aangeven dat deze in Southwold thuishoort.
‘Zie je dat Martje? Zouden ze dat er op gezet hebben omdat hier vaak Hollanders komen?’
Bijlage FILE0239.jpg niet gevonden
Aan SB kijken we over de snel stromende rivier.
‘Kijk Albert, wat een grappig bootje.’
Ze wijst op een bootje waarin een opa met kleindochters komt langs zetten.
‘O, dat is een opvouwbaar geval, het is, of een “Banana boot” of een “Porta bote”.
Bijlage FILE0240.jpg niet gevonden
Omdat het al wat frisser wordt, hebben we de kuiptent opgezet. De achterkant laten we open.