Hartelijk dank!
“Zeebeest” gaat de hort op 5.
Wo. 09-05-,12. Bew. SW 2-3.
06:30. We melden bij Humber VTS dat we anker op gaan en omdat we straks de noord ingaan, ik graag toestemming krijg om tussen de noordgrens van het TSS - verkeer scheiding stelsel – en de banken ten noorden daarvan, naar buiten te glippen. Het is goed, wanneer we maar niet in de TSS zelf komen. ‘Humber VTS, we gaan de snelweg niet op, we blijven netjes op het fietspad. Over’ ‘Seabeast, dat is begrepen, blijft u uitluisteren op dit kanaal, VTS uit.’
We draaien de spijker eruit en kachelen op de motor, netjes boven de snelweg langs op een Oost Zuidoostelijk koersje, naar buiten. Een mijltje of twee voorbij Spurn Head gaan we pal Oost op totdat we de SE- Chequer lt.bo. bijna dwars hebben en N.O. gaan voorliggen om de oostelijke uitloper van de Outer Brinks bank te vermijden. 07:50 Outer Brinks dwars. Motor af, en zeilen met die hap. Ik zet de marifoon op 16 en neem nog een bak pleur. We gaan vandaag naar Bridlington, een vissershaven die bij laagwater droog valt. Al met al een tochtje van nog geen veertig mijl.
09:00. Bew. Var. 1-2. Kalm zeetje. Positie 53°39’11”N. 0°10’55”E.
Omdat de wind spelletjes met ons speelt, door uit alle richtingen te komen en af en toe zelfs helemaal te verdwijnen, is het in feite de stroom die ons vooruit helpt. We rollen de zeilen weg en laten de motor weer meedoen. De zee wordt steeds vlakker en de enige golfjes die we zien hebben we zelf gemaakt. Marjanne, die al zat te zingen van, “Hoe zachtkens glijdt ons bootje, al over het spiegelend meer”, beweert dat ik ergens de verkeerde afslag heb genomen en dat we nu op de Vinkeveense plassen ronddartelen.
12:20. De wind, die het blijkbaar niet leuk vindt dat we niet meer meespelen, begint met 3-4 bft. uit het Nooroosten te waaien, dus zet ik de zeilen bij en bedank de vetpriesters voor hun inzet. Marjanne informeert voorzichtig naar mijn geestelijke gezondheid: ‘Zeg malloot, is dit van tijdelijke aard of ben je nu écht helemaal kierewiet geworden?’ ‘Hoe zo? Wat is er mis met het betrachten van enige beleefdheid ten opzichte van het machinekamerpersoneel, niets toch?’ Ze haalt haar schouders op. ‘Je zal wel weer honger hebben, dan doe je altijd een beetje vreemd. Wil je sardientjes op je brood?’
13:15. Ik hoor motorgeronk maar zie, als ik in die richting kijk, niets. Dan, recht uit de zon, schiet er een knalgele tweemotorige kustwacht kanarie over ons heen. Hij komt weer terug gooit zich op zijn kant en cirkelt om ons heen. Hij vliegt zo laag, hooguit vijftig meter, dat we zien dat een van de vier inzittenden een camera op ons gericht houdt en een ander ons door een kijker begluurt. Ik neem mijn kijker en gluur terug ‘Martje, dat is de Coastguard, gooi als de donder alle drugs over the fucking side.’ Gut schat, heb je nu alwéér honger? Ik zal zo wat voor je klaarmaken.’ Na drie rondjes trekt de kanarie recht, wiegt even met zijn vleugels en verdwijnt naar het noorden.
14:20. SW-Smithic kardinaal dwars 0.02’SB. Bew. E.N.E. 3-4 bft. Licht lopend zeetje.
Het is nog een goeie twee en een halve mijl naar Bridlington en hoewel het nu nog veel te laag water is om naar binnen te gaan, wordt het toch tijd om de havenmeester op te roepen. ‘Bridlington Harbour, Seabeast.’ Na een flink aantal keren roepen krijg ik antwoord. ‘Seabeast, Brid Harbour.’ O, zeg je dat zo? Nou als hij de plaatsnaam inkort, zal ik het ook maar doen. ‘Brid Harbour, Seabeast, a Dutch yacht. My draught is one meter and thirty-vive centimeter, what time can we enter the port?’ ‘Seabeast, you ‘r welcome but you can ’t enter before five thirty, I ’l give you a call.’ ‘Thanks, till than.’ Half zes naar binnen, dat is half zeven boordtijd. Jawel, we houden gewoon Hollandse tijd aan, want Marjanne wil niet dat we de klok, computers horloges, GPS, AIS en wat er nog meer aan dat soort ongein aanboord is, gaan verzetten. ‘Waarom zouden we, dan moet je straks alles wéér vooruit zetten.’ Tegen dat soort vrouwenlogica kan ik niet op dus doe ik het de rest van de reis met twee tijdmetingen. Ik draai de Genua weg en verminder het grootzeil tot een boerenzakdoek. Langzaam varen we door, tot de haven op een mijl dwars aan BB ligt. Met de kijker verken ik alvast de aanloop en de ingang. Wanneer ik de kijker wat verder laat dwalen, zie ik in de oksel van de kust, tussen Bridlington en Flamborough Head, een grijs schip liggen drijven, het is een forse kustwachtkruiser. Ik geef Marjanne de kijker en wijs. ‘Kijk daar ligt de Coastguard op de loer maar goed dat we alle contrabande al vrij gezet hebben.’ Ze kijkt me vanuit haar ooghoek schattend aan. ‘Ik kan me niet voorstellen dat je nu alweer honger hebt, dan blijft er maar een verklaring over, je bent gewoon stapel mesjogge.’ ‘Tuurlijk schat zo is dat, maar, zoals ze hier zeggen, “it takes one to know one”.’
Ik heb geen zin om te ankeren ik probeer liever uit wat “Zeebeest” onder verschillende zeilvoeringen op verschillende koersen doet. We kachelen alle kanten uit maar zorgen wel dat we niet meer dan twee mijl van Bridlington verzeild raken, zodat wanneer we geroepen worden meteen naar binnen kunnen kachelen. Wanneer ik kleine vissersmannetjes de haven zie binnenlopen, kruipen we wat dichter onder de kust, want ze zullen ons zo wel roepen. Nou mooi niet. Dan zelf maar eens aan de bel trekken. ‘Brid Harbour, Seabeast!’ Weer duurt het een behoorlijk pikheetje voor ik, na meerdere keren roepen, antwoord krijg. De dienstdoende havenmeester is ons helemaal vergeten en moet snel een verhaaltje verzinnen. ‘Ja, uh, eh, ik ben het papiertje met de scheepsnaam kwijt dus kon ik u niet oproepen maar u kunt nu binnenlopen, ik vang u op binnen de pier.’ ‘Wat een slap excuus, geloof jij hem? Hoeveel “Dutch yacht ’s.” zwerven er hier nu helemaal rond, om deze tijd van het jaar?’ Intussen start Marjanne de motor en rol ik de zeilen weg. Wilhelm wordt afgekoppeld en Marjanne stuurt ons richting haven. De ingang is, omdat de pieren elkaar overlappen niet te zien maar omdat ik tegen de gebouwen op de achtergrond heb gezien waar de vissersmannetjes plotseling uit het zicht verdwenen, koersen we nu recht op de ingang af. ‘Albert, pak jij het wiel? Dan ga ik de fenders ophangen.’ ‘Ja goed schat en denk er om, het is pas begin mei, het water is nog ijskoud.’ Ze lacht wees maar niet bang, ik ga echt niet zwemmen.’ Tegen dat Marjanne de fenders heeft opgehangen, draai ik, tussen de imposante pieren door, de haven in. Nu legt ze ook de trossen klaar. Tegen de binnenkant van de pier, liggen verschillende vissersmannetjes afgemeerd. Bovenop de pier staat een vent, met visserslaarzen aan, te zwaaien. Ik minder toeren en luister naar wat hij roept. Aha, hij is de man die we daarstraks aan de lijn hadden en ons nu verder dirigeert. ‘Voorbij die blauwe kotter bij het rode bord met “Keep Clear” kunt u afmeren bij de ladder, ik kom er ook heen.’ Ik geef weer gas bij, de havenmeester stapt in een oude pick-up truck en rijdt een paar honderd meter door om ons op te vangen. Ik stuur om een pluk boten heen naar de pieren leg aan. We geven twee trossen uit. ‘Zo is het goed havenmeester, straks zet ik op mijn gemak alles wat beter en verder weg.’ De havenmeester, die zoals later blijkt een van de ondergeschikten is van de echte havenmeester, pakt een bonboekje uit zijn truck en neemt onze gegevens op. ‘Hoe lang we willen blijven? Een of twee nachtjes.’ ‘Bent u hier al eerder geweest?’ ‘Nee, nog nooit, hoe zo?’ ‘Nou, om de haven te promoten hebben we voor mensen die hier nieuw zijn, een speciale aanbieding, twintig pond voor drie overnachtingen.’ Marjanne vraagt hem of ze hier leuk winkelen kan. Nou dat schijnt hier dik in orde te zijn, dus beslist ze dat we drie dagen blijven. We rekenen meteen af en met een vriendelijk “Enjoy your stay” stapt hij weer in zijn truck. Marjanne kijkt op de nota, waar ook de normale tarieven op staan en zegt: ‘Eens kijken ze rekenen met vierkante meters, hoeveel zijn wij?’ ‘Zevenentwintig.’ ‘Juist dat wordt dan, mompel mompel, ze hebben hier een weektarief dus delen door zeven. Wat is VAT?’ ‘Dat is BTW.’ ‘Oké dat komt er nog bij, dat is dan per dag mompel mompel en voor drie dagen komt dat op £ 41,70. Hm, wij betalen nog minder dan de helft, niet slecht die regeling.’
We gaan nu een paar langere trossen uitzetten, en nemen de korte trossen weer weg. Ook zet ik het spi-val met zijn snap-shackle op de mastvoet en trek hem niet al te stijf aan. Aan de voetrail op de pier zet ik een lijn die met een voet/klap blokje op de spi-val komt.
Zo kan “Zeebeest” rustig met het tij op en neer gaan – iets van drie en een halve meter - zonder al te ver van de pier te komen en zonder om te donderen wanneer straks bij het droogvallen blijkt dat de bodem hard genoeg is om er met de kiel op te staan.
Ik vul het logboek in; 20:15 uur afgem. in Bridlington zetten strop op spi-val. DOG 44’. Totaal 307’.
Marjanne begint, terwijl ik de tent zet en dichtmaak, aan het eten. Omdat het alweer fris wordt, steek ik de kachel aan. Dan wip ik nog even via het dakluik naar buiten om een paar foto’s te maken.
Achter ons ligt een houten, ex Deense, Noordzeekotter.
Voor ons liggen twee verwaarloosde zeilboten en een paar sportvisbootjes.
En natuurlijk ook de nodige krabben/kreeften vissers.
Waarvan sommigen het dekoppervlak vergroten met een achterbalkon.
Terug bij “Zeebeest” zie ik dat Marjanne het dakluik heeft dichtgedaan. Wanneer ik haar daar voorzichtig op aanspreek met, ‘Hee, lellebel, waarom sluit je me buiten, heb je soms een ander?’ Doet ze het luik weer open en zegt: ‘Lieve jongen, je kan het luik open laten staan en stoken tot je scheel ziet maar daarmee krijg je het buiten geen graadje warmer.’ ‘Uh, o, juist ja.’ Na het eten draait Marjanne een film en pak ik een boek. ‘Nog een glaasje wijn Martje?’ ‘Ja graag schat.’
Do. 10-05-,12. Havendag. SW 3-4 later 7. Af en toe lichte regen.
Vannacht, bij laagwater, ben ik eruit geweest om te zien hoe we aan de grond kwamen. Niets aan de hand, we zakken hier zonder moeite met de kiel in de zachte modder die, wanneer alle water weg is, tot een goeie decimeter onder onze waterlijn blijft.
Na het ontbijt wil Marjanne - o wat een verrassing - winkelen. Terwijl zij, gewapend met notitieblok en pen, een duik neemt in haar geheime bergplaatsen, ga ik alvast de pier op. Aan de buitenkant zie je beste klotsen wit water tegen pier en strand knallen.
Op de houten kotter achter ons wordt er druk verbouwd. Aan de geluiden te horen, zijn ze onderdeks aan het breken en slopen. Dat zwarte ding daar in het midden met die schuine steel eraan, is een lenspomp uit het jaar kruik en vanzelfsprekend nog “handje patent”.
Ha, daar is Marjanne, nu mag ik “gezellig” mee winkelen. We lopen de pier af, om de haven heen en staan meteen bij de eerste winkeltjes. ‘Kijk Martje, net achter de kont van die scooter langs zie je ons bootje, mooi he?’ ‘O ja? Nou ik weet niet wat jij ziet maar ik zie hem echt niet.’ ‘Nee? Kijk nu eens goed, dan zie je toch duidelijk onze mast.
‘Wat anders, laten we eerst langs de haven lopen, dan hoeven we dat straks niet met volle zware tassen te doen.’
De gloednieuwe Marina, die met laagwater ook helemaal droog staat.
Het stikt hier van de kreeften/krabbenkorven. ‘Nee Martje, dat daar op het eind van de pier is echt eerlijk waar géén voetbal tribune.’ ‘Wat het dan wel is? Dat gebouw is de visafslag en die rare overkapping is een dikke betonnen bescherming tegen zware brekers die met stormweer over de pier slaan.
De traditionele vissersboot, die hier op de oostkust nog steeds gebruikt wordt, is de coble. Deze boten waren heel geschikt voor de ruwe dooreenlopende golfslag op de Noordzee en konden met hun platte bodem, bij dorpen die geen haven hadden, makkelijk op het strand getrokken worden. Het maritiem museumpje hier heeft twee cobles gerestaureerd en net als vroeger, zonder motor maar wel met riemen, mast en ra, in de haven gelegd.
‘Kunnen we nu eindelijk gezellig gaan winkelen?’ ‘Schat, als moet dan moet het, ik zal het dragen als een man.’ ‘Dragen zeg je? Komt dat even goed uit, ik heb veel zware dingen op mijn boodschappenbriefje.’