Vertrek uit Edam.
Tegen zessen loopt mijn wekker af. Ik geef er een klap op en zeg:‘Verdomme, is dit nu vakantie? Ik droomde net zo lekker van eh, laat maar zitten, niets bijzonders.’ Dat had ik niet moeten zeggen, als er iets is waar nieuwsgierige vrouwspersonen niet tegen kunnen, dan is dat wel dit soort half afgemaakte zinnen. Marjanne is meteen klaarwakker en zit recht overeind.’Wat bedoel je, heb je van een ánder gedroomd?’ Ik bespeur, haast niet waarneembaar, een venijnig ondertoontje. Oppassen Albert, je vaart door een mijnenveld! ‘Ja schat, ik droomde van een ander, ze had prachtige groene ogen, pikzwarte haren en een figuurtje zo mooi, wauw.’ Over ogen gesproken, die van Marjanne spugen nu vuur, maar heel beheerst, met een stem die water kan doen bevriezen, zegt ze:’Zo schat, wat hebben jullie dan wel zo allemaal gedaan?’ ‘Dat zal ik je vertellen schat ik heb haar onder haar kin gekriebeld en over haar rug gestreken, net zo lang tot ze begon te spinnen van genoegen en zachtjes miauw zei. Marjanne geeft me een por en valt over me heen ‘Oh, de kat! Lelijke pestkop die je daar bent!’ Ik krijg een dikke zoen en word even stevig omhelst, maar net als ik mijn grijpgrage handen naar háár uitsteek, laat ze zich soepel uit de kooi glijden en lacht me uit. Vrouwen …!
Zo, eerst maar vertrekken, koffie en een boterhammetje doe we straks wel als we varen.
Dat wordt trouwens motorbootje spelen, want de wind is ZZO 1-2, dus dat wordt er tegenin kachelen, want laveren met zo weinig wind gaat me een beetje te lang duren. Terwijl ik de motor start, stapt Marjanne de kuip in, ik hoor een klap en een kreet van pijn. Marjanne is uitgegleden op de pas gelakte kuipvloer die door de ochtenddauw spekglad is geworden.
Meteen sta ik buiten om haar overeind te helpen maar ze wil niet dat ik haar aanraak. Het blijkt dat ze met haar ribben op de scherpe rand van het bakskistdeksel is gevallen. Ik zie onze vakantie al in het water vallen maar Marjanne wil niet terug naar huis, met een van de pijn vertrokken spierwit snuitje zegt ze. ‘Als ik even zo blijf zitten gaat het zo wel weer.’ Zo zie je maar, als het om pijn gaat zijn vrouwen een stuk flinker dan mannen, het is maar goed dat wij de kinderen niet moeten baren. Even later mag ik haar voorzichtig overeind helpen en kan ze, in de stuurstoel zitten.
Om 06:20, het is nog niet helemaal licht, vertrekken we uit Edam. Amper buiten de piertjes zet ik “Wilhelm” de autopilot bij, want voor ons uit rijst de zon uit zee op en dat moet op de foto.
Een halve mijl buitengaats zetten we koers op het “Paard van Marken”. Onder de dijk bij Edam ligt een platbodem voor anker, die heeft hier de nacht doorgebracht.
Voor de ingang van de Gouwzee passeren we een meetpaal van RW S. Links daarvan ligt Marken in het ochtend zonnetje.
07:35 Het Paard van Marken op 0,2’ dwars over SB.
We zetten koers op Pampushaven en vandaar naar de Hollandsebrug waar we om 09:20 onderdoor kachelen. Ook hier op het Randmeer valt er niet te zeilen, de wind is te zwak en we hebben nog een flink stuk te gaan. Al meer dan een uur zijn we bezig om in te lopen op iets dat ik niet helemaal thuis kan brengen maar zo te zien drie masten heeft die niet achter maar náást elkaar staan. Eindelijk zie ik wat het is, drie botters naast elkaar geknoopt, waarvan de twee buitenste de motor gebruiken.
Om 12:10 liggen we afgemeerd in het haventje van de “Eemhof”.
Voorzichtig help ik Marjanne aan de wal en gaan we op zoek naar het huisje dat mijn dochter heeft gehuurd. Even later zit Marjanne, stijf rechtop, in het zonnetje in de achtertuin.
Omdat de pijn maar niet wil zakken nemen we contact op met de huisartsenpost in Harderwijk, achter in de middag mogen we langskomen. Met de auto van mijn dochter, die voor zover ik weet nog altijd op míjn naam staat, rijden we naar het ziekenhuis.
We moeten aan de achterkant wezen. Even later zitten we tussen de andere kneusjes, lammen en blinden op onze beurt te wachten. Zoals gewoonlijk zijn de gesprekken in de wachtkamer weer zó opwekkend, dat je spontaan zin krijgt om op sommige figuren een niet al te zachtzinnige variant van euthanasie toe te passen. Eindelijk is Marjanne aan de beurt. De dokter onderzoekt haar grondig en komt tot de diagnose; Gekneusde of gescheurde ribben, er steken geen stukken rib door vitale organen, foto’s maken heeft geen zin want in het gips zetten kan niet, het moet uit zich zelf genezen en het kan zes á zeven weken duren voor het over is. Dat wordt dus geen tropisch zwemparadijs, midgetgolf, steltlopen, sjoelbakken of weet ik veel wat er nog meer voor fantááástisch leuke dingen te doen zijn in zo’n voorgekauwd pretpark. Terug in het bungalowpark laat ik mijn dochter weten dat, mama nergens aan deel kan nemen en ik haar, uit solidariteit, wel gezelschap moet houden. Een beter excuus om me aan al die ongein te onttrekken had zelfs ík niet kunnen verzinnen.
’s Avonds, wanneer we voorzichtig terug wandelen naar het “Zeebeest”, zien we aanboord een briefje liggen. O nee hè, wat stom van me, nu weet ik het weer, ik ben door alle commotie helemaal vergeten dat Marvin zou proberen om nog even langs te komen zodat we zijn nieuwe boot konden bezichtigen. Inderdaad, het briefje is van Marvin, hij heeft zich wél aan de afspraak gehouden. Ik ben hem een excuus en een rondje schuldig. Sorry Marvin, je hebt nog wat van me tegoed.
Albert.