Door omstandigheden ben ik er de laatste tijd niet toe gekomen om, met behulp van logboek en foto’s, het vervolg van onze vakantie op het forum te zetten.
Maar goed we gaan verder. Waar waren we ook alweer gebleven.? Oja, in Aurich bij het Havenfeest met worst, bier, speenvarken aan het spit en een hond die een feestmaal kreeg dankzij de vraatzucht van zijn baasje.
Aurich – Emden
Zond. 07-09-,08 Licht bewolkt. SW 4.
Het is acht uur in de ochtend alles om ons heen is nog in diepe rust.
Ik sta, met een mok koffie in mijn hand, de zoetwatervoorraad aan te vullen, want hoewel we nog zat hebben grijp ik iedere kans aan om de tank vol te houden. Marjanne drinkt koffie en smeert een boterhammetje. Van mij mag ze maar na dat bier en braadworst feestje van gisteravond, heb ík genoeg aan een grote mok zwarte koffie.
De tank loopt over, ik draai de dop er op zet de kraan dicht. Terwijl ik de slang opschiet, hoor ik een motor starten. Het is een motorbootje dat losgooit en langzaam naar de volgende brug vaart. ‘Marjanne, start de motor, voor en achter!’ Ik gooi de trossen los, Marjanne vaart de box uit en volgt het motorbootje. We liggen samen voor de brug te drijven maar er is nog geen bruggenwipper in zicht. Aan de grote pet op het motorjoekeltje vraag ik of hij soms ook een afspraak met de havenmeester heeft gemaakt. Jazeker, om half negen wordt er gedraaid. Daar snap ik de ballen van, ik kon hem met moeite zover krijgen dat hij om negen uur zou draaien en nu zou hij nóg vroeger komen? Nou ja, we zien wel.
Klokslag half negen komt er een brommertje aanrijden en stopt bij de brug. Het is niet de havenmeester maar een leuke jonge meid, verrek, de ouwe slimmerik heeft zijn dochter gestuurd, zodat hij zelf zijn roes kan uitslapen. Vriendelijk lachend draait het meisje de brug en wenkt ons door, “service met een glimlach”.
Na Aurich wordt het landschap langzaam maar zeker saaier, het wordt steeds kaler met weilanden die Hollands aandoen. Ook hier slaat de moderne tijd toe, de bruggetjes die we tegenkomen zijn al voor een deel afstand bediend en de rest zal eerdaags wel volgen. Jammer, juist het menselijke contact onderweg is altijd leuk en soms heel verrassend. Maar laat ik het van de zonnige kant bekijken, afstand bediende bruggen lusten geen bier, dat scheelt me de volgende keer minstens twee six-packs, dat is toch ook niet verkeerd. In dit vlakke land kan je ver weg kijken. De hoogbouw van Emden en de Knock-verkeerstoren aan de Eems, hebben we al meer dan een uur in zicht wanneer we, om 11:30 uur, bij de Kesselsleuse aan de rand van de stad aankomen.
De Kesselsleuse bestaat uit vier sluiskolken, die als de wieken van een molen rond het grote ronde middenbassin, de Kessel (Ketel), liggen. Hier komen vier waterwegen bij elkaar zodat je hier letterlijk naar alle vier de windstreken kan koersen.
Van de sluismeester hoor ik dat er eerst aan de andere kant het een en ander geschut wordt en dat er een passagiersbootje achter ons aankomt waarop wij een half uurtje mogen wachten. Marjanne hoort dat en weet genoeg. ‘Dat komt mooi uit, pas jij op “Zeebeest” dan ga ik even douchen in het zwembad.’
Uit de stad komt een rondvaartbootje, dat in de West kolk, wordt afgeschut.
Het vaart de Ketel in, gaat 90 graden BB uit en vaart de Noord kolk binnen. Intussen komt er een motorbootje uit de Zuid kolk, na een paar minuten drijven in de ketel kan het de Oost kolk in en wordt daar wordt opgeschut.
Wie het nu nog volgen kan mag zijn vinger opsteken.
Op de volgende foto kijken we richting Aurich en Wilhelmshaven, met op de linkeroever het sluiswachterhuisje en aan de rechterkant –buiten beeld- een mooi openluchtzwembad, waar je voor een paar centen in mag en je heerlijk warm kan douchen.
Het motorbootje wordt opgeschut in de Oost kolk, daarachter wacht “Zeebeest” op háár beurt.
Marjanne komt terug met een frisse snuit en natte haren die ze door wind en zon laat drogen.
Daar komt het passagiersbootje al aan. De “hiep, hiep hoera muziek” snelt hem vooruit. De sluisdeuren gaan open zodat het ding meteen naar binnen kan. Ook wij ontmeren en varen achter die drijvende Jan Plezier aan. Nu pas krijg ik in de gaten dat de ketel nu ook vol water staat en alle deuren geopend zijn. In een ruk door varen we door de Oost kolk, de Ketel en de West kolk We zijn meteen in de binnenstad en passeren een paar verkeersbruggen, die vlot geopend worden. Het passagiers mallochem draait SB uit naar een stukje haven met allerlei bezienswaardigheden, waaronder een lichtschip. Wij varen door tot vlak voor de spoorbrug die om 13:35 uur zal draaien. We meren af aan de SB oever naast een wandelpad.
We hebben alle tijd om eerst “Zeebeest” zeeklaar te maken, dat wil zeggen dat we eerst de mast in een recht op en neer houding gaan zetten. Terwijl we bezig zijn worden we van dichtbij aangestaard door de zondagwandelaars die in roedels voorbij trekken. Een meisje van een jaar of tien, dat ons onderling hoort praten maar er geen touw aanvast kan knopen, vraagt of we soms uit Hamburg komen. Ondertussen doet haar hond verwoede pogingen, om tussen de draden van de zeereling door, aanboord te komen. ‘Nee.’ Zeg ik, terwijl ik de op de kont staande thuishaven aanwijs. We komen uit “Poer-moer-end.’ Of dat net zo ver weg is als Amerika? ‘Nee, het ligt in Holland en is met de trein nog geen halve dag reizen.’ Zeg ik terwijl ik haar hond net niet meer kan beletten een stuk worst uit de kombuis te jatten. Ze zegt;’Mijn hond kan kunstjes doen.’ ‘Ja, dat zie ik, vooral worst jatten kan hij uitstekend.’ De hond likt zijn bek nog een keer af en staart me met grote bruine ogen liefdevol aan. ‘Nee schooier, ik heb je door, van boord met jou!’ We gaan verder en even later staat de mast in een positie die “Zeebeest” weer op een zeilschip doet lijken. Nog even de stagen spannen en de giek op zijn plek hangen, dan zijn we zo goed als klaar. Alweer stopt er iemand om ons eens goed te bekijken. Deze keer is het een man van een jaar of veertig die, ook voor Duitse begrippen, zeer netjes gekleed gaat. Hij vraagt beleefd of hij wat vragen mag. Even ben ik geneigd te zeggen dat hij zijn vraag al gesteld heeft maar nee, ik denk niet dat hij daar de humor van inziet. ‘Ja?’ Zeg ik op vragende toon. Hij wil graag weten wat de naam “Zeebeest” betekend. ‘Das ist Hollandisch fur Seetier.’ ’Ach so, und was fur ein tier ist das ja dan?’ Vraagt hij bloedserieus. Wat moet ik daar nu op antwoorden? Ik zeg :’Was fur ein tier? Ja, das weist keine.’
’Ach, so ein tier!’Zegt hij terwijl hij zijn vinger langs zijn neus legt en me met een betekenis volle blik aankijkt. Hij groet me beleefd, kijkt me nog één keer samenzweerderig aan en verdwijnt langs het pad. Nog even weet Marjanne zich in te houden, dan barst ze in lachen uit. ’Ja lach jij maar.’ Zeg ik verongelijkt ’Maar nu híj weg is, zit ík met een brandende vraag. Aan wat voor dier zou die IJzeren Hein nu gedacht hebben? :?
Albert.