Daar gaat hij weer, ik hoop dat de foto's nu blijven plakken.
STRYNO - DREJO
Woensdagmiddag 26-08-,09
Het loopt al tegen half zes, we hebben lekker in het zonnetje wat ijskoud bier weggewerkt en zien in de verte de veerboot naderen. Marjanne, die tussendoor de piepers gejast heeft, maakt aanstalten om te gaan koken. En ik, behulpzaam als ik ben, zeg:‘Martje lief, kan ik je soms ergens mee helpen? Wat kruiden over de vis pleuren of de piepers laten aanbranden?’ ‘Nee schat, ga jij maar lekker kijken bij de veerboot en bemoei je niet met het eten.’ ‘Maar natúúrlijk schat, hier geldt: ”Teveel koks, verpesten de soep” ik ben al weg!’ Ik stap snel, voor ze toch nog met een karweitje komt aanzetten, de kade op.
Daar komt de veerboot!
Het zal straks een stuk drukker zijn op het eiland want de forenzen komen thuis.
Deze ferry is niet zo’n modern glimmend wit jacht met twee etages en een salon met bar, o nee! Voor een klein eilandje als Stryno is deze gerimpelde, dik aan haar pensioen toe zijnde dame op leeftijd, goed genoeg.
Ze komt met een respectabel gangetje aanvaren, slaat vol achteruit, geeft met SB roer nog een beste pluk vooruit, nog één keer achteruit en ligt aan de “ramp”, aan de buitenkant van de pier.
De klep gaat neer en een horde Vikingen van zeker wel twintig man/vrouw, stort zich op het eiland. Een enkeling wordt afgehaald met een auto maar de meeste stappen op hun fietsen – die hier niet op slot staan - en peddelen het eiland op. Drie minuten later, klokslag half zes, vertrekt de ferry weer. Aan boord staat de kraanmachinist/gezagvoerder van de stenenvisser, die zijn ponton de haven in heeft gepagaaid en het voor vandaag voor gezien houdt.
Ik wandel de kop van de pier rond en neem een foto van een prachtig houten kottertje.
Op een stuk pijp, aan een houten schuurtje op het havenhoofd, staat een lamp. In feite is het een oud ankerlicht dat hier dienst doet als het lage licht van de geleidelichtenlijn. Het is maar goed dat een zekere H. H, een ex oppervetpriester in Halifax, niet weet dat het hier gaat om een originele, bijna antieke, koperen lantaarn. Voor je het weet springt hij met zijn busje “Brasso koperpoets” in het vliegtuig, om dit stukje Europees erfgoed wederrechtelijk aan zijn illegale collectie toe te voegen.
Ik loop door naar “Zeebeest”
‘Martje, weet jij waar mijn pijpensnijder ligt? Ik wil wat erfgoed veilig stellen.’ ‘Gossie lieverd, heb je te lang met je blote bolletje in de zon gezeten? Geeft niks hoor, gaat wel over voor je een meisje wordt. Maar kom je zo aanboord, dan mag je de tafel dekken.’ ‘Ja zó, sproetenkopje, nog één foto, dan kom ik’
De haveningang met; Het schuurtje en de lantaarn, de stenenvisser, een verre veerboot en het kottertje.
Het eten is weer voortreffelijk en ook de gekoelde witte wijn smaakt prima bij de vis. Over vis gesproken: ‘Zeg schat, als ik naar die schaal vis kijk, kan ik me toch niet aan de indruk onttrekken dat het een stuk minder is dan vanmorgen bij de visboer. Heb je soms toch die eh, - ik knik richting kettingbak - zitten voeren? En nu we het er toch over hebben, hoe kom je aan die zwarte veeg bij je mondhoek, nou?’ Marjanne neemt een teug wijn, kijkt me plagerig aan en zegt:’Ken je dat plaatje? Girls, just want too have fun’. Ze staat op en begint al zingend te dansen. Ik zeg:’Draai niet zo met je kont, lellebel die je bent.’ Maar ze blijft lachend door dansen. ‘Martje, je hebt publiek!’ Op de kaai staat een grote Viking met een geldtas voor zijn buik, breed lachend toe te kijken. Wanneer Marjanne is uitgedanst stapt hij de steiger op ‘Goedenavond, de havenmeester.‘ Na een gezellig praatje en het nodige “storten in het fonds”, loopt hij rond de haven naar een paar andere jachtjes.
Ik zet de fluitketel en een pan met water op het gas.
Na de afwas zitten we met een bak koffie in de kuip te overleggen wat we morgen gaan doen. Het wordt Hjorto, een piepklein eilandje waar, nog geen vijftien mensen wonen, je niets kan kopen en geen donder te beleven valt.
Toch is Hjorto, mede om zijn rust en schoonheid, een van onze favorieten. Marjanne zegt:’Maar ik wil eerst even Drejo aandoen, ik heb nog wat nodig uit het winkeltje.’ Ik zucht:’Ja schat, volgens mij ben je koopziek maar oké, eerst naar Drejo.’
Do. 27-08-,09
Zon. Goed zicht. Z. 4 bft.
We staan al om kwart voor zeven onder de douche en zitten daarna in het ochtendzonnetje te ontbijten. Marjanne doet nog even snel het miniafwasje en ik maak “Zeebeest” gereed voor vertrek.
07:35 We varen het haventje uit rollen de Genua uit en stoppen de motor. We lopen, met ruime wind, 4 knopen op de enkele Genua. We gaan om de noordkant van Stryno en pakken de onbebakende geul. Hier moeten we heel serieus navigeren met de papieren kaart naast de laptop. Niet dat ik de elektronica niet vertrouw maar toch...
Om ons heen zien we eilandjes, rotsen en daar tussen op de ondieptes honderden zwanen.
In de verte komt Drejo in zicht, net links van Marjanne’s badspons die onder de nood VHF antenne ligt te drogen.
Aan SB ligt Hjorto.
Om 09:30, na krap twee uurtjes ontspannen zeilen in de zon, meren we af in het haventje van Drejo. Marjanne stapt, met een beurs vol Kronen de wal op. Gewapend met mijn camera volg ik haar.
Eerst maar wat plaatjes van de haven.
Links van het wachthuisje, buiten de haven, is de aanlegplaats van de ferry, rechts ligt “Zeebeest” aan de kaai.
Ook hier ligt, in verband met wat dieper water, de haven buiten het eiland. We lopen langs de pier/dijk naar de wal. Verdraait, wat een mooi bootje ligt daar!
Het lijkt op een kapiteinssloepje en op een twaalf voet’s jol maar is het geen van beide.
De weg stijgt langzaam naar het dorpje dat op het hoogste punt van het eiland ligt. Achter ons dalen de graanvelden af naar zee.
Hier boven, waar meer struiken en bomen staan, staan ook wat verspreide boerderijtjes.
Rechts van de weg, daar in de diepte ligt, de zoetwaterpoel. Deze poelen zorgden er voor dat mens en dier op deze, door zoutwater omgeven, eilanden konden leven.
Hier begint het dorp.
We stappen het enige winkeltje van het eiland binnen en kijken wat er te koop is. Veel is het niet. Bij de afdeling versbrood liggen drie harde broodjes en een halfje wit. Marjanne laadt ze meteen in haar mandje. Verse groenten en vlees zijn er ook niet maar de diepvriesafdeling maakt dat meer dan goed. Worteltjes, doppertjes, worteltjes mét doppertjes en doppertjes met wórteltjes. Kortom, voor een ieder wat wils. Gelukkig ligt er wel wat vlees. Marjanne kiest een paar dikke diepgevroren biefstukken uit. Dan, na nog twee pizza’s en een pak karnemelk gehamsterd te hebben, is Marjanne’s koopwoede bedaard.
We rekenen af en wandelen terug naar de haven.
Há, daar ligt mijn “Zeebeest”.
Marjanne ruimt de boodschappen op en ik start de motor. Marjanne vraagt:’Waarom start je de motor moet je stroomdraaien?’ ‘Welnee, stroom zat maar je wilt toch naar Hjorto? Nou dan.’ Blijkbaar snap ik er weer niets van, er moet eerst een kilometer of tien hardgelopen worden, dán pas kunnen we varen. Ze kleedt zich om en zegt:‘Schat, als je nu je fietsje even aan de wal zet kan je gezellig achter me aan rijden.’ ‘Lieve meid, dat lijkt me heerlijk, echt eerlijk waar. Jammer genoeg ben ik nog niet hersteld van de zadelkrampen van de afgelopen keer, dus moet ik tot mijn grote spijt verstek laten gaan.’ Ze kijkt me uit de hoogte aan en zegt:’Watje’
Marjanne verdwijnt in een stofwolk en ik bestudeer de haven.
Ze is al een behoorlijk tijdje weg, wanneer er een rode auto de pier oprijdt, keert en stopt. Twee Vikingen, die duidelijk de uiterste houdbaarheidsdatum naderen, stappen uit en halen twee kratten bier uit de kofferbak. De kratten verdwijnen ónder de bank voor het wachthuisje en de ouwe Vikings gaan er op zitten. Het zijn duidelijk geoefende drinkers, want in een redelijk hoog tempo slaan ze de ene fles na de andere achterover. Net als ik vol bewondering denk:‘Waar láten die gasten het!’ Staat één ouwe Viking op en loopt naar beneden. Met in een hand een fles bier en in de ander zijn jonge heer, staat hij al drinkend vanaf het vlot in de haven te pissen. Hij trekt zijn rits dicht, kijkt om zich heen en ziet dat ik een foto neem. Hij heft zijn fles naar me en ik roep:’Skol!’
Even later zit hij op de bank en komt zijn maat het loopbruggetje af om ook even de piepers af te gieten. Ook hij groet me met zijn fles voor hij weer naar boven loopt.
Daar verschijnt Marjanne, ze stopt voor onze boot en begint haar rek en strek oefeningen. ‘Hoi schat, heb je lekker gerend?’ ‘Ja, heerlijk maar ik ben klam van het zweet ik denk dat ik zo dadelijk even een frisse duik neem.’ Ik kijk nog eens naar de ouwe Vikingen en hun vlotje. ‘Zwemmen, hier? Je moet het zelf weten natuurlijk maar ík zou het niet doen.’
Albert