Rendsburg - Cuxhaven II.
Ma. 31- 08-2009
Het is niet ver meer naar de sluizen van Brunsbüttel. Als we met dit gangetje doorblijven kachelen en straks een beetje vlot geschut worden, kunnen we om een uur of drie op de Elbe zitten. Intussen bekijken en bespreken we de schepen en bootjes die we zien. ‘Kijk Martje, de “Ems”, zo te zien is dat nog een stoomboot geweest, waarschijnlijk een overheidsvaartuig.’
Marjanne zegt:’Ik vind het wel een mooi schip maar toch mankeert er wat aan, … er zitten geen zeilen op.’
We komen ook nog een zelfzinker van Engelse origine tegen.
We worden opgelopen door een gevalletje dat me bekend voorkomt maar dat ik even niet kan plaatsen. Marjanne heeft het als eerste door en zegt:’Volgens mij is dat een Helgoland sloep.’
‘Verrek, je hebt gelijk, alleen zijn dat open boten en heeft deze er een kajuit op, voor de rest is hij helemaal hetzelfde.’
We zijn met ons vorig bootje een paar keer op Helgoland geweest en hebben met verbazing staan kijken naar de manier waarop de taxfree shoppers weer op de passagiers schepen komen. Je moet je voorstellen, een zeestraat tussen Helgoland en het kleine eiland waar het vliegveldje is. In het midden liggen de passagiersschepen uit Cuxhaven, Hamburg Bremerhaven enz. achter hun spijker. Zo tegen een uur of vier, stromen de dagjesmensen, beladen met taxfree goederen, naar de kade, om per Helgoland sloep weer aan boord gebracht te worden. De sloepen leggen aan bij de drommen koopjesjagers. Deze worden, stuk voor stuk, door twee grote eilanders, met een rotgang in de boten gesmeten, daar opgevangen door de schipper en zijn maat, die ze, zonder pardon, op een doft laten ploffen om meteen daarna de volgende op te vangen. In slechts een paar minuten zit er een mannetje of veertig in de boot, waarna hij wegstuift. Meteen legt de volgende sloep aan en wordt de volgende lading mensen, als schapen in een veewagen, op elkaar gepropt. De passagiersschepen hebben grote luiken, net boven de waterlijn, waar de kuddes, op de zelfde grove maar wel efficiënte manier, gelost worden. Een uur later zijn de daarnet nog zo volle straatjes uitgestorven en is het eiland weer van de eilanders.
We naderen de sluis, zo te zien is het bijna “volle bak”. Het witte ocultic licht nodigt ons uit om meteen binnen te komen. Nog voor we vast liggen gaan de deuren achter onze kont dicht. Om 14:50 varen we de sluis uit en de Elbe op. Omdat er geen grote schepen in de buurt zijn, steken we maar meteen over naar de andere oever en gaan daar tussen de groene tonnen en de kribben varen.
In de verte komt ons een sleper tegemoet. Hij is slepende maar wat voor een gevalletje er nu eigenlijk achter hangt, is nog niet te zien. Hij komt dichterbij, ik zie een Nederlandse vlag en met de kijker kan ik de naam lezen. “Multratug 7”, dat is er een uit Terneuzen.
Hij sleept een flexibele drijvende baggerleiding. Een sleper van Wessels uit Emden vaart er naast als waakhond en maakt schepen, die over de laag in het water liggende leiding heenkijken, attent op het gevaar.
De stroom wordt sterker en sterker. Volgens de GPS lopen we af en toe iets van negen mijl over de grond. Een vissermannetje kruipt, om buiten de hoofdstroom te blijven, dicht tegen de ondiepte aan. Ik zelf zou daar voor geen goud willen rondkrauten maar die visser kent het hier waarschijnlijk als zijn broekzak.
Vlak voor de jachthaven van Cuxhaven draaien we de kop op stroom en met de motor op halve kracht, kachelen we zijwaarts naar de ingang. Om 17:10 meren we af. Marjanne gaat op een van de havenfietsen naar de stad om boodschappen te doen en ik top de drinkwater tanks af.
Na het eten pak ik de zeekaarten erbij. ‘Es even kijken hoeveel mijl het is vanaf hier naar de Harleboei, de uiterton van het zeegat tussen Wangerooge en Spiekerooge. Juist ja. Straks, om 19:45, luisteren we op VHF 24 naar het weerbericht. Als dat, net als het weerbericht van 16:45, aangeeft dat de wind vannacht naar het zuidoosten draait maar morgen overdag weer zuidwest 6 – 7 bft. wordt, hebben we een weervenster dat net groot genoeg is om Wangerooge te halen. Wanneer we vannacht tegen half twee over de eb naar buiten kachelen, kunnen we, mocht het weer te vroeg omslaan, over de vloed de Jade opfietsen naar Wilhelmshaven. Dat is diep water en met harde wind een stuk veiliger dan tikkertje spelen met de grondzeeën in die ondiepe zeegaten tussen de eilanden.’ Marjanne vindt het allemaal prima en vertrouwt helemaal op haar schipper. Dat wil zeggen, dat ze met de passer in de kaart duikt om nog even de afstanden te controleren, de VHF alvast op channel 24 zet zodat ze straks het weerbericht niet mist en in de gezeitenkalender nagaat of ik wel op de juiste datum heb gekeken.
Net voor de wekker om 00:50 af gaat, word ik uit mezelf wakker en kruip mijn kooi uit. ‘Rise and shine, sproetneuzig zonnestraaltje van me, we gaan weer varen!’ Vlug een paar handen water in mijn snuit, ketel koffiewater op het gas en wat kleren aan mijn lijf. Dan volgt, met een forse ruk aan het dekbed, de onthulling van “het liggend naakt”. Mijn oren sluitend voor de onwelvoeglijkheden die Marjanne uitkraamt, doe ik gemalen koffie in de filter en klap de kuiptent weg en begin de trossen op te korten. Intussen begint Marjanne te beseffen dat het echt tijd is om op te staan, want terwijl ik de motor start, krijg ik een zoen in mijn nek, draait ze het gegil van de fluitketel de nek om en begint de koffie op te schenken. De koffie zit in de thermoskan, de kombuis is weer tot kaartentafel omgebouwd en zowel de papieren kaarten als die op de laptop zijn klaar voor gebruik. De radar staat op stand-by en mijn ogen zijn al redelijk aan het donker gewend, we moesten maar eens gaan. ‘Voor en achter en lekko met die hap!’ Langzaam varen we door de slapende jachthaven. Vanaf de ander steiger vertrekt ook een jacht. Om 01:10 zijn we buiten en blijven aan de BB zijde van de vaargeul. Het andere jacht zoekt de SB kant op maar ik blijf liever hier tussen de vaste bakens en de groene tonnen varen. Het is ideaal zeilweer, droog met een heldere sterrenhemel, een zuidoostelijk windje 3-4 bft en een kalm zeetje.
03:48 Pass. Baken A. het laatste in de rij. De wind is wat gekrompen en toegenomen tot Z.Z.O. 5-6 bft. het zeetje begint op te bouwen maar is nog lang niet zo ruw als het hier met westelijke winden kan zijn.
06:30 Kruisen de Alte Weser. De wind is nog wat verder gekrompen naar pal Zuid, 5-6 bft.
We kunnen nog net ongereefd zeilen en lopen als een tiet.
07:25 Kruisen Neue Weser.
07:55 Kruisen de aanloop van de Jade.
We zitten nu boven Wangerooge en moeten eerst nog het hele eiland voorbij.
De wind trekt nog een beetje aan en ik begin aan reven te denken maar zo met de wind uit de kust vallen de golven wel mee dus laat ik de lappen staan tot aan het zeegat tussen Wangerooge en Spiekerooge.
We naderen de uiterton. Naar binnen toe is het niet bezeild, dus wordt het nu tijd om de motor te starten, de zeilen weg te rollen en de autopilot uit te pikken. ‘Martje, hij is voor jou, hou de uiterton maar ruim aan BB.’
08:20 Harle lt. bo. dwars.
We zoeken tussen al het geschitter de volgende boei. ‘Even kijken of ik de juiste bij de kop heb en er niet toevallig een oversla. Ja, Martje zie je hem? Een graad of dertig aan BB, dat moet hem zijn. Hou hem maar flink over BB want de vloedstroom zet ons naar hem toe.’
Zo eerst nog een plaatje schieten van de van de vuurtoren met de verkeerscontrole voor de aanloop van Jade, Weser en Elbe en rechts, onmiskenbaar, de Alte Turm.
In het zeegat, komt een vissermannetje ons tegemoet, maar als ik zo naar de windveren in de lucht kijk, weet ik niet of er straks nog wel gevist kan worden. Aan de andere kant, juist op die kleine scheepjes, zitten uitstekende zeelui die echt wel weten wat ze doen.
Di. 01-09-2009.
09:10 Gemeerd te Wangerooge.
‘Zo, eerst een pilsje en dan uitgebreid naar het lek luisteren, dat heb ik wel verdiend.’ Daar denkt Marjanne anders over.’O nee, mannetje, je hebt gisteravond al genoeg gepit’ ‘Genoeg zeg je? Ik sta op instorten, ik kan hooguit nog een pilsje tillen en daarna, als ik het al red, mijn kooi vinden.’ ‘O nee schat, met al dat luieren groei je nog dicht, wat jij nodig hebt is beweging. We gaan lekker een stukje over het eiland fietsen. Als jij de fietsjes even aangeeft pak ik ze op de steiger aan.’ ‘Dat had je gedacht, bazig vrouwmens, deze keer geef ik mooi niet toe! Jouw fiets zal ik nog even voor je pakken maar al ga je op je kop staan, de mijne blijft aanboord!’
Albert