Voor iedereen die niet naar de koning en de koningin en de prinsessen wil kijken en geen geld meer heeft om zich van verveling te bezatten op de 'vrijmarkt'.
5. Binnengaats
Buiten de haven steken we over naar het wad in de richting van een stel prikken. Het is bijna hoog water en er zijn geen droge banken te zien. Barend staat aan het stuurwiel en de zeilhuik is van de bezaangiek af. 'Kunnen we het bezaanzeil hijsen?' 'Ja, doe die maar als eerste.' De schoot maken Nynke en ik vast en dan hijs ik met de val het zeil omhoog. Nynke komt me 'helpen'. Ze pakt van alles vast (van mij), behalve de val. Onder aan de bezaanmast zit een voetlier die werkt zoals een 'kickstarter' op een motor. Je moet alleen het pedaal naar buiten draaien. Nynke bukt om dat te doen en ik kan die gespannen billen niet onberoerd laten en knijp er zachtjes in. Ze laat het gewoon toe, maar ik krijg snel mijn trekken thuis als ze me in mijn kruis grijpt en net niet echt knijpt. 'Kan ik ook, hoor' zegt ze in mijn oor. Ze kan het, maar doet het gelukkig niet. We trekken de schoot zo aan dat de wind de boot gaat aandrijven met de motor mee.
Daarna doen we het grootzeil. Dat is een stuk zwaarder. Vader stuurt de boot in de wind en het zeil gaat op de lier als een speer omhoog. Hij kan in de kuip zelf het grootzeil met de grootschoot trimmen en de motor loopt alleen nog maar om het 'draaien'.
Daarna de kotterstag fok. We varen te hoog om het ding fatsoenlijk te laten bollen en het blijft voorlopig maar even klapperen...
Daarna de voorstag fok. Die is niet zo groot maar met een lang onderlijk en klappert als een dolle om Nynke heen. 'Kom me eens helpen' hoor ik vanuit het zeil en ik ga naar haar toe. Ze wikkelt ons snel in het zeil en buiten het zicht van iedereen staan we te zoenen. Ze had helemaal geen hulp nodig! We klikken de schoten eraan en de voeren deze naar de kuip.
Het is inmiddels bijna hoog water en bijna het hele wad is voor ons bevaarbaar want het is springvloed en met: ‘Harlingen; één meter verhoging’. Vader Berend laat de boot iets afvallen en de wind bolt de zeilen en Nynke trimt meteen de schoten zodat de zeilen net niet killen in het voorlijk. Dat heeft ze vaker gedaan. Het is bijna erotisch om te zien hoe ze met overtuiging de zeilen trimt. Wat een meid is dat! Ze is echt 'voor dag en nacht'.
We hebben ruim een uur om te varen zonder ons iets aan te hoeven trekken van ondieptes. De motor wordt gestopt. Op een halvewinds rak stuiven en buizen we een uur over de waardgronden om dan terug te varen in de richting van de geulen bij het Franse Gaatje. Het gaat allemaal heel snel en als we bij het Franse Gaatje zijn is de eb net begonnen. We zouden met een bakstags wind via de geulen zo weer terug de haven kunnen invaren.
Dat doen we niet, we gaan voor anker en gaan vertuid liggen met een klein anker aan het hek zodat we niet al teveel gieren. De zeilen worden gestreken op het achterste zeil na. Dit maakt van de boot een soort windvaan en zo giert de boot nog minder en is tevens minder afhankelijk van de stroming.
Moeder Afke maakt een lunch met 'uitsmijter' en kippensoep. De ankerbal gaat omhoog en we zitten met z'n vijven in de kuip te eten. Meint is weer een beetje onder de levenden en zit op de puts leunend tegen de achterkajuit met zijn bord op zijn knieën.
Nynke heeft in de beschutting van de kuip haar windjack uitgetrokken en zit in haar hotpants en bikinitop tegenover me. Ik krijg wel honger, maar geen zin in eten.
Nu is het mijn kans om te plagen en ik zeg: ‘kijk je uit dat je niet op je shirt knoeit!’ Twee twinkelende blauwe ogen kijken naar mij en ze reageert met: ‘Dan kom jij het er zeker aflikken.’. Daar had ik niet op gerekend. 0-1 voor Nynke. Moeder Afke, rechts van mij, zegt: ‘Han, wie kaatst moet de bal verwachten.‘ Zij krijgt van mij op dat moment de bijnaam ‘Afke de Wijze’. Vader Berend zit stil te lachen, zijn schouders schokken en in zijn ogen zie ik dat hij wat trots is op zijn ad rem zijnde dochter.
Dan doet Nynke iets wat ik niet verwacht en waarmee ze de plagerij in haar voordeel brengt. Ze giet een deel van de dooier van het ei in haar decolleté, staat op en buigt zich voorover over de kuiptafel naar mij toe en zegt: ‘Nou… schoonmaak’n en nait met ’n servet!’. Ik krijg nu echt een kop als een boei (en dan niet zo’n groene, maar zo’n rode!).
Als ik het niet doe, ben ik een slechte verliezer en als ik het wel doe heb ik ‘lekker’ verloren. Vader Barend buldert van de lach op de achtergrond, maar als ik opsta, me voorover buig en het eigeel tussen borsten van zijn dochter Nynke op lik, verstomt zijn lachen, maar nu schatert moeder Afke het uit! Toegegeven, ik sta hopeloos voor gek, maar wel met genoegen.
‘Is het lekker, Han?’ vraagt moeder Afke. ‘Ja’ zegt Nynke en ik hoop dat ze dit meent. Ik zie kans iets van mijn verlies goed te maken en zeg pseudo-verontwaardigd tegen Nynke: ‘Ze vroeg het aan mij hoor! Maar als jij het ook lekker vindt, is dat ook goed’ en zowaar, Nynke is stil. De gelijkmaker, 1-1.
Moeder Afke proest het nu uit en knoeit met de kippensoep in de V-hals van haar truitje… Het is tijd voor mijn apotheose en een mogelijkheid de strijd definitief in mijn voordeel te beslissen. ‘Moet ik dat ook oplikken?’ vraag ik moeder Afke. Ze bloost. 2-1 voor mij, game set and match.
Vader Berend en Meint zitten nu echt te bulderen van het lachen en bij Berend rollen de tranen over zijn wangen.
Na de lunch bekijk ik met Nynke de boot. Eigenlijk bekijk ik Nynke en ook af en toe de boot. De boot heeft best brede gangboorden, maar we lopen toch heel dicht tegen elkaar aan. Het is mooi weer met net een aardig briesje. Het is genoeg om het niet benauwd te laten zijn. Op de voorplecht stoppen we en ze kruipt dicht tegen me aan voor wat luwte. Om me heen kijkend zie ik het gezicht van ‘Afke de Wijze’ net boven de kajuit uitkomen en ze glimlacht me toe. Nynkes moeder mag dan niet zo extrovert zijn, het is wel een leuk mens! Helemaal niet erg om als schoonmoeder te hebben. Ik loop nu wel erg op de zaken vooruit.
Meint heeft corvee omdat hij dronken aan boord is gekomen en moet de afwas doen. Dat is een smoesje natuurlijk en hij schikt zich erin zonder mopperen.
Af en toe stoot de boot tegen de bodem. Het water zakt en als we hier niet de hele nacht willen blijven liggen (ik zou daar geen bezwaar tegen hebben.) moeten we de geul gaan opzoeken. Het anker achter wordt ingehaald en met de wind in het achterste zeil zwaait de boot de diepere geul in.
‘As we noe goan bunt we op taid binn’n’ zegt vader Berend en vaart op de motor en zeil het voorste anker uit. Meint en ik halen het op en spoelen het met zeewater af.
Nynke is opgetogen, ‘dan kunn’n we vanaam’d nog naar de Stoep.’ De koers door de geul is voornamelijk met een bakstags wind en delen met een halve wind en soms voor de wind. ‘alleen het grootzeil er nog bij’ brult vader Berend en ik wil naar de mast gaan om het zeil te hijsen. Nynke is al onderweg met Meint. Vader Berend pakt me in de nek en zegt: ‘Je wol vaar’n? Dan pak het stuur maor en nait gijpen, daar houdt Afke nait van!’
Ik zet op het zicht een koers naar de haven uit en kies de rakken langs de weinige prikken die ik zie. Ik zou de boot natuurlijk best op een bank kunnen neerzetten en dan heb ik mooi een nacht op het wad voor mezelf geregeld… toch maar niet. Ik geef mijn geplande koersen en koersveranderingen door aan Berend, die me dan aankijkt en goedkeurend knikt.
Nynke komt bij me staan aan het stuur en zit zo aan me te ‘friemelen’ dat ik moeite heb om me te concentreren op het varen. Af en toe geef ik haar de opdracht om de zeilen te trimmen. Na één keer stinkt ze er al niet meer in en ketst ze terug: ‘die staan ja goud, nait soezen!’ Ik fluister haar in het oor dat ik me zo niet kan concentreren en beloof haar voor vanavond mijn onverdeelde aandacht. Ze trekt een pruillipje maar haar felle blauwe ogen verraden dat ze vanavond ruim gecompenseerd wil worden. Ik vraag me af of ik de morgen zal halen, maar troost me met de gedachte dat het dan wel een mooie dood wordt.
Met het zicht op de haven van Vlieland geef ik het roer over aan vader Berend. ‘Dou most nog noar binn’n hoor!’ zegt hij spottend. Dat kan wel zijn, maar de stroming voor de haven is sterk en ik wil die ervaring best bewaren voor een andere keer. Hij knikt goedkeurend en start de motor. Nynke, Meint en ik strijken de zeilen en doen de zeilhuiken erom en bergen de twee fokke-zeilen op in de berging van de achterkajuit.
‘Vanavond pannenkoeken!’ schreeuwt Nynke vanaf de bezaansmast. ‘Afke de Wijze’ steekt haar duim omhoog en Berend zegt zuinig: ‘Ik had iets anders edach… iets met friet’n of zo’. ‘Dan gaot moar ’n buulle patat haal’n bie de kar!’ zegt Nynke. Vader Berend glimlacht, het was alleen om te ‘soezen’.
Met een geoefende slinger beweging stuurt Berend de boot tussen de havenhoofden en vaart naar de ligplaats. We meren af en controleren de landvasten een tweede keer. Mijn eerste waddenvaart op een kajuitzeiljacht is ten einde. Alleen seks zou dit nog kunnen overtreffen en dan nog maar net! (Ach, klets toch niet! Morgen zul je pas echt weten waar je over praat.)
Volgende keer: Epiloog
Groeten, Peper.