“Zeebeest” kan het niet laten IV
Ziezo, dat was weer een heerlijk weekje zeilen met veel spinakeren op gentlemen-koersjes en ’s avonds, met de kachel aan, genieten van een mooi boek en een goed glas wijn.
Inmiddels zijn we alweer vijf dagen thuis, het wordt tijd om weer verder te gaan met ons tripje in september. Waar waren we gebleven? O ja, op Juist, bij “de drie blondjes”, waar Marjanne de knollen aanhaalt en de koetsier van achter zijn zonnebril, met enige argwaan, toekijkt.
Vr. 10 – 09 -,10. Zonnig met lichte sluierbewolking. W. 2-3 bft.
Mijn liefje heeft het waanidee, dat het goed voor mijn conditie zou zijn wanneer ik het hele eiland op en neer fiets. Nu heb ík daar helemaal geen trek in, dus de vraag is; Hoe kom ik er onderuit? Es kijken, ronduit nee zeggen helpt niet maar als ik nu eens een klein ruzietje uitlok, net groot genoeg om ons allebei even ons eigen weg te laten gaan maar niet zo groot dat ik vanavond op de steiger moet slapen? Ja, dat zou wel eens kunnen werken. Daar gaat ie.
‘Martje schat, hoe meer ik naar jullie kijk, hoe meer overeenkomst ik zie in jullie kapsels.’ Ze zegt niets maar werpt me een geringschattende blik over haar schouder toe en blijft de paarden, die dat zo te zien best prettig vinden, aanhalen. Ik vervolg:’Ik weet niet precies hoe ik dáár nu weer opkom, maar uh, hoe sta jij tegenover een dieet van haver en hooi?’ Geprikkeld zegt ze:‘Ga vooral zo door, mannetje!’ Dat gaat goed, nog één speldenprikje en dan de platmaker. Op bezorgde toon zeg ik:’Schat, we kunnen nu beter verder gaan, voor je het weet wordt jij óók voor een huifkar gespannen.’ Ze draait zich nu helemaal naar me toe en zegt geïrriteerd:’ Ja, en jij voor een ezelswagen.’ Dan, nog voor ik kan beginnen aan de ultieme platmaker, breekt er een lachje door haar boosheid en zegt ze:’Ik heb je door jochie maar je kan het schudden, je gaat gewoon met me mee maar eerst, .. eerst halen we een ijsje.’ Met een kinderstemmetje zeg ik:‘Ja, mama.’ Maar ook dat helpt niet, ze blijft lachen.
Bij de kiosk op het pleintje, zitten we in de zon ons ijs op te eten. Ik een flinke hoorn en Marjanne een plastic bakje - zeg maar bak - met ijs, slagroom, kersen en weet ik veel wat nog meer. Voor ons, in een grote ronde vijver met een mooi muurtje er omheen, laten kinderen speelgoedzeilbootjes varen. Die bootjes zeilen werkelijk fantastisch! Voor de wind, halverwind, hoog aan de wind en zelfs tégen de wind. Tjonge zeg dát is pas zeilen! Dan, tilt een jochie zijn bootje er aan de mast uit en zie ik het elektromotortje eronder hangen. Já zeg, zó kan ik het ook.
In de winkelstraatjes van het (enige) dorp zijn we gauw uitgekeken. Overal zie je dezelfde oubollige kleding en dezelfde stompzinnige souvenirs, als op de andere Duitse eilanden. Marjanne zegt:’Laten we maar gaan fietsen, ik wacht wel tot we in Greetsiel zijn, daar is een winkeltje dat hele mooie kettinkjes verkoopt.’ ‘Ja, vertel mij wat, ik weet heus wel waarom jij met alle geweld nog even naar het Duitse wad moest.’
Buiten het dorp moeten we kiezen, gaan we om de Oost of om de West? Ik leg Marjanne uit dat we zowat in het midden van Juist zitten en het dus niets uitmaakt welke kant we opgaan omdat het, in kilometers, het zelfde blijft. Dat we toch wat meer oostelijk dan in het midden zitten en dat de weg om de Oost al na een kilometertje of acht bij het vliegveld ophoudt zeg ik maar niet, had ze zelf maar op de plattegrond moeten kijken, niet dan? We fietsen op de hoofdweg een geval van betonnen stenen en zien een huifkar voor ons rijden.
We halen hem in en zien op de zijkant “Insel Taxie” staan. ‘Moet jij nog zeggen dat ik niet sportief ben, ik ga verdomme nog harder dan een taxie, ó zó, nu jij weer.’ Ze kijkt me spottend aan, buigt zich over haar stuur en trekt een spurt waar een normaal mens - ik dus – niet tegenop kan. Wanneer ze eindelijk weer een “wandeltempo” aanneemt kom ik, zwaar hijgend, weer langszij. ‘Waar bleef je nu?’ Zegt ze met een spottend lachje. Ik zeg alleen maar:’Help me onthouden dat ik vanavond je remmen wat bij stel, ze moet hoognodig een stuk strakker gezet worden.’ We komen bij het vliegveld, nou ja vliegveld, één enkele startbaan en daarnaast een taxiebaantje van gras. De baan ligt van Oost ten Noorden naar West ten Zuiden (ca. 80 - 260 graden). Er staan wat kleine sportkisten geparkeerd en een tweemotorig toestel dat een toeristische dienst op Helgoland onderhoudt, taxiet naar het begin van de baan.
Eerst komen er twee sporttoestelletjes binnen, dan laat hij zijn motoren op volle toeren draaien, gooit zijn remmen los (het lijkt wel een zeeman van de lange omvaart) en stormt vooruit. Na minder dan een kwart van de baan komt hij los, klimt nog even door en zet, terwijl hij al in de laaghangende bewolking verdwijnt, een scherpe bocht in richting Helgoland. Bewolking? Jazeker, ongemerkt zijn er uit het westen een stel donkere regenwolken aankomen zetten, dat belooft niet veel goeds. Terwijl de lucht verder dichttrekt, fietsen we in een behoorlijk tempo richting haven. Halverwege komen de eerste losse druppels naar beneden en neemt de tegenwind krachtig toe. Ik roep, buiten adem tegen Marjanne:’Ga jij maar vooruit, we hoeven niet allebei zeiknat te worden.’ Maar nee, ze weigert vooruit te racen en wordt dus, net als ik, doorweekt door een stortbui die losbarst vlak voor we de haven bereiken. Dat is Marjanne ten voeten uit, “samen uit samen thuis”, een gouden meid!
Wanneer we, na de bui, met droge kleren weer buiten komen, zien we dat niet alleen wij maar ook de andere schepen, tien tot vijftien cm. meer uitwatering hebben. Nee, het SG van de Waddenzee is niet gelijk geworden aan dat van de Dode zee. Wel is het water zover gezakt dat we stevig in de zachte blubber liggen. Dat houdt in dat we de buitenboord afsluiters dicht zetten en voorlopig aan de wal moeten toiletteren. Een goed uur later liggen zelfs “Loodje” en alle andere rubberboten in de haven droog.
Na het eten start ik de laptop op, om het eerste stuk van de reis (tot Borkum) op het forum te knallen. Nu eerst een WIFI verbinding met de jachthaven maken via code Yacht 001 dan kan ik die handel even posten. Zo, nu een mooie klassieke film uitzoeken. ‘Martje, hebben we “Asterix en de Britten” aanboord?’
Albert