Nog een ouwetje.
Kop en Kont.
Toen destijds de veemarkt zich nog in hartje Purmerend bevond, was de Koemarkt de plek waar Hans, een van mijn vriendjes en ik, dinsdagochtend in alle vroegte met een paar emmers aanwezig waren om de koeien te ontlasten van al te volle uiers.
Het melken had ik niet zo onder de knie maar het op uitkijk staan, was me zeer wel toevertrouwd.
Toch gebeurde het nog wel eens dat we betrapt werden, de emmers met melk omver getrapt werden en ons achterwerk onzacht in aanraking kwam met een flink formaat klomp.
Onze moeders, allebei met een huis vol opvreters, waren blij met de melk waar ze pap van kookten.
Wij zelf deden het vooral voor de spanning en om op school te kunnen pochen op hoe we ondanks de gevaren, weer zoveel emmers vol hadden buitgemaakt.
Een van de “gevaren” was een smeris Kop en Kont genaamd.
Zijn echte naam kende niemand maar zijn bijnaam had hij, letterlijk, dubbel en dwars verdiend.
Hij was niet erg groot zodat er werd gezegd dat op zijn tenen had gestaan bij de keuring.
Maar wat hij in de lengte tekort kwam, maakte hij weer goed in de breedte en ik bedoel niet dat hij dik was, o nee!
Hij was een bonk spieren met brede schouders en een kop die, zo te zien, zonder nek direct op zijn romp was geplaatst.
Maar zijn bijnaam sloeg niet alleen op zijn lichaamsbouw maar ook op de manier waarop hij arrestanten naar het cachot op de Kaasmarkt bracht.
Het is weer marktdag en tussen de middag lopen we via de kaasmarkt naar huis.
Daar zien we Kop en Kont aankomen met een bezopen veeboer die het waarschijnlijk wel heel erg bont heeft gemaakt, want op marktdag kan en mag er veel.
Kop en kont heeft de kraag van de boer in zijn ene hand en de broeksriem in zijn andere.
Hij houdt de kop van de arrestant naar beneden geduwd en tilt met de andere hand de achtkant zo hoog op dat de sokken - de klompen zullen wel ergens onderweg liggen - net de straat niet raken.
Met de kop van de vloekende arrestant, duwt hij de deur van het bureau open en verdwijnt.
De week daarop neemt de veeboer wraak.
Zelf heb ik het niet gezien maar er waren zat getuigen die het in kleuren en geuren verder vertelden aan een ieder die het maar horen wilde.
Kop en Kont doet zijn vaste ronde langs de lappenmarkt, de pluimvee markt, de kaasmarkt en de varkensmarkt.
Daarna gaat hij gewoonlijk via de Koemarkt en paardenmarkt naar de schapenmarkt en zo weer terug naar de lappenmarkt.
Maar vandaag komt hij niet zo ver.
Op de drukke varkensmarkt staan een paar veehandelaren, tussen twee hokken in, elkaar voor rotte vis uit te maken.
Natuurlijk staat er al snel, belust op een relletje, een menigte toeschouwers omheen.
Kop en Kont wringt zich met geweld door de menigte maar net wanneer hij de heren de mantel wil uitvegen, krijgt hij van achter een geweldige duw in zijn rug, waardoor hij over het lage hekje struikelt en languit voorover tussen de varkens duikt.
De varkens, die daar, opeengepakt, al vanaf gisteravond hebben gewacht op hun beurt voor een ritje naar het abattoir, hebben behoorlijk wat groene stront en urine geproduceerd en die, met hun lijven en pootjes lekker geplet en gemixt.
Kop en Kont tilt zijn gezicht uit de bagger, komt met moeite overeind tussen al die varkenslijven en glibbert, witheet van woede naar het hekje.
Wanneer hij weer naast het hok staat zijn de veehandelaren, samen met de dader, verdwenen.
Kop en Kont, ziet letterlijk groen en stinkt een uur in de wind.
De stront zit over zijn hele lijf, tot in zijn snor aan toe.
Begeleidt door een flinke ploeg jouwend jong volk, waggelt hij wijdbeens naar het bureau, waar zijn collega’s hem verwijzen naar de fietsenstalling en daar de brandslang op zijn donder zetten.
Albert