Op eigen kiel 8.
‘Tjonge Lex, had je eindelijk kans op een beetje vaste verkering, notabene met een stel Yankee Sailors, verpest je het weer door je handdoek te laten vallen. En je weet, er gaat niets boven een kerel, als je er één hebt gehad, wil je nooit meer een wijf, althans dat zei Hamburgse Annie destijds en zij kon het weten, want ze had er al heel wat afgewerkt.’
Alex kijkt achteruit en zegt: ‘Waarom probeer jij het niet even, keer om en geef gas.’
‘Nee dank je, mij keken ze niet aan maar jouw verwijfde body was even bijzonder in trek. Dus broertje, om verdere misverstanden te voorkomen kan je misschien beter even naar de kapper gaan, desnoods wil ik zelf wel even de schaar hanteren, ‘s nachts, als je ligt te meuren .’
‘O nee, als je dat maar uit je bolle kop laat! Als je me dat flikt zal ik jou ‘s nachts castreren, met een bot aardappelmesje!
We komen de volgende ochtend ongeschonden maar wel vrij laat uit onze kooien.
Wanneer ik naar buiten kijk herken ik de steigers van Holtenau.
Even denken, o ja we zijn gister alsnog door de sluis gegaan en hebben tijdens en na het eten - Vlaardingse rijsttafel- het nodige bier naar binnen gewerkt en zijn pas naar te kooi gegaan toen er geen druppel bier meer over was.
Dus dat wordt stores inslaan en niet zo zuinig, want in Scandinavië is het bier een stuk duurder dan het "tax free" gerstenat van firma Thiessen.
Bovendien zit Thiessen hier vlakbij aan de kade. dus kunnen we misschien even een steekkar lenen om wat dozen Karlsberg aan boord te brengen.
Het lenen van een steekkar gaat niet zo makkelijk als ik dacht maar wanneer ik wat scheeps en kapiteinsnamen laat vallen en zeg dat ik in de “hout en zoutvaart bij Wagenborg heb gezeten en nog steeds regelmatig door het Kielerkanaal kom, gaat de man toch overstag.
Met zes dozen bier, het nodige blikvoer en alweer een taxfree pakket met vlees en shag, ballasten we ons bootje behoorlijk, dus voor kapseizen hoeven we voorlopig niet te vrezen.
Zodra het spul aan boord is, brengt Alex de steekkar terug en stouw ik alles zeevast.
Alex mag eerst nog even naar de bakker voor verse broodjes.
Het is zacht zonnig weer met een stukkie of 2-3 bft. uit het zuidoosten en het weerbericht zegt dat het voorlopig niet zal veranderen, dus haal ik alvast de Genua voorgaats.
Ha, daar is Alex al.
‘Zo jochie ben je daar eindelijk? Ik dacht even dat je toch op zo’n Yankee pieremachochel was gestapt, ik wou al zonder jou vertrekken!’
‘Nee, ik ben even wezen vragen of ze nog wat in jou zagen maar ze moeten je niet, nog niet met geld toe en zeker niet met dat gore snorretje en die pluk schaamhaar onder je kin.’
‘Kijk broertje, nu herken ik je weer. Oké, voor en achter!’
Ik start de motor en gooi alvast het achtertrosje los. Alex duwt voor af en bergt de trosjes en fenders op. Intussen schakel ik de motor over van benzine naar petroleum en kachel de Kielerfjorde op.
‘Lex neem jij het roer maar dan hijs ik de zeilen.’
Ik zet het grootzeil, sla de Genua aan op het voorstag en zet de fokkenschoot met een snapshacle vast op de schoothoek - dat bevalt me toch niet zo, want als het zeil even heen en weer slaat kan zo’n ding behoorlijk hard tegen je donder slaan, daar moet ik wat anders op verzinnen.
Met wat forse halen hijs ik de Genua, beleg de val en ga naar achter. Daar schakel ik de motor weer van petroleum naar benzine, zodat de carburateur zich weer met benzine vult en laat hem een minuutje doorlopen. Zie zo dan kan ik straks zonder meer starten, zonder eerst de carburateur te laten leeglopen in de majem.
We lopen een knoop of drie, niet bepaald iets voor veiligheidsgordels en valhelmen maar zo over een rustig zeetje zeilen, met de zon op onze je blote bast, bevalt ons wel, zeker als er alweer biefstuk met brood in jus geserveerd wordt.
Met de parallelliniaal zet ik een koersje uit naar een boei bij de zuidpunt van Langeland.
‘Zo Lex, nu kan je leren om op het kompas te sturen. Kijk maar wat we voor liggen, maar hou ook die boeien in de gaten dan zie je meteen wanneer je uit de koers loopt. Straks buiten het fjord zijn er haast geen boeien meer maar met af en toe een blik op je kompas en op de horizon zie je snel genoeg wanneer je afwijkt. Met alleen op het kompas kijken wordt je zo duf als een konijn en val je in slaap, zeker na die braspartij van gisteravond.’
Sturen op het aanvoelen van wat het schip doet komt later wel, laat hij eerst dit maar onder de knie krijgen.
De wind zwakt af tot een krappe twee Bf. en brengt amper wat rimpeltjes op het water, je zou zweren dat we op het Alkmaardermeer zitten.
We komen vooruit maar het houdt niet over.
‘Grote broer, neem zelf het roer maar, ik heb wel wat beters te doen.’
‘Há, ga je weer wat lekkers bakken?’
‘Jazeker, mijn lijf.’
‘Weet je het zeker? Hier kan je geen Yankee Sailors verleiden, hooguit een zooitje meeuwen en je weet wat die voor moois laten vallen.’
Alex kijkt me even vuil aan, haalt zijn badhanddoek en installeert zich spiernaakt op het smalle voordek, op zo’n manier dat hij geen schaduw van de Genua vangt.
Terwijl ik gapend van de warmte, met één voet aan de helmstok en één oog op het windvaantje, half liggend ons vaartuig op koers hou, zie ik vanuit mijn ooghoek wat bewegen.
Há, we worden opgelopen door een ferryboot.
Dat gevaarte gaar berenhard en zal ons vrij dichtbij passeren.
Zal ik slapende Alex waarschuwen?
We hebben namelijk nog geen voorpreekstoel en ook geen scepters met een relingdraad, dus...
Een inwendig duveltje zegt me dat ik zwijgend moet toe zien.
De ferry is ons al ruim voorbij wanneer de boeg en hek golven komen aanstormen.
De boeggolf maakt Alex wakker, verschrikt kijkt hij om zich heen.
Dan komt de grotere steile hekgolf.
Ons bootje steigert en lanceert een schreeuwende Alex overboord.
Hoewel ik krom lig van het lachen, loef ik meteen op en breng de boot langszij Alex.
Ik steek hem mijn hand toe en sta klaar om hem aan boord te sleuren, tot ik zie dat hij zijn voeten tegen de boot zet en zich klaarmaakt om mij over de "fucking side" te sleuren.
‘Niet doen broertje, als de boot er hier alleen vandoor gaat, verzuipen we allebei.’
Al mopperend klimt hij zelf in het gangboord maar dan licht zijn snuit op.
‘Ik ga héél lang héél goed nadenken over wat ik jou ga flikken. Pas maar op, grote broer, mijn wraak zal zoet zijn.'
wordt verv.
Albert