Jullie belangstelling voor mijn seksleven als vijftienjarig zeuntje, kun je op twee manieren uitleggen.
Ik hou het op oprechte belangstelling in de gevoelens van een puber.
Dank voor jullie waardering.
De “Amstelland” 33.
De neonreclame roept, in felle vloekende kleuren, luidkeels, “Hollanda Bar” en een neon vrouwenfiguur met een boerinnenkap, bh, kanten slipje en klompen, doet steeds opnieuw, met rukkerige bewegingen die bh af.
Ik wil door het plastic vliegengordijn naar binnen stappen maar Kees grijpt me in mijn nekvel en trekt me terug.
‘Nee Appie niet hier.’
‘Maar dit is toch die tent waar jullie de hele tijd over lullen en waar iedereen altijd naartoe gaat?’
Kees geeft Jan een knipoog en zegt, semivermoeid: ‘Jan, leg jij het effe uit?’
‘Tuurlijk. Kijk Appie, je zei het zelf al, “dit is de tent waar iedereen naartoe gaat” en bij iedereen hoort ook de bootsman. En wie wille we vanavond nou net niet tegenkomme, nou?’
Ik kijk van de een naar de ander en begin breeduit te grijnzen.
‘De bootsman!’
‘Kijk es an dat jong is toch niet zo stom as dattie eruit ziet. Juist Appie, de bootsman!’
Na een behoorlijk pikheetje doormarcheren, wijst Jan op een simpel, door een spotje verlicht, uithangbord, dat zegt, “Bell Buoy Bar”.
Het is nog vrij rustig binnen zodat, zodra we hebben plaatsgenomen op de rood pluchen banken, er wel vier meisjes hun opwachting komen maken en heel liefjes om een drinkie vragen.
De mannen zeggen dat ze best een drinkie kunnen krijgen maar dat Franse cognac, champagne etc. niet aan de orde zijn.
Zelf bestellen ze bier en voor mij een colaatje.
‘Ho zeg, ik wil een Cuba Libre!’
‘Nee Appie dit wordt een lange avond en as je nu al met drank begint, red je het van ze lang zal ze leve niet tot een uur of twee.’
Jan en Kees hebben allebei al snel een meisje tegen zich aanhangen en ik heb, net als bij mijn eerste keer stappen in Brasil, aan weerskanten een aanbidster.
De ene, een half blank, half indiaans type, is bloedje mooi.
Jan, die ziet dat mijn ogen wijd opengaan, zegt: ‘Ja Appie, dat is er een met alles der op en der an, die ken jou alles lere wat je wete mot. Allenig nog effe hope dat het snuitjeswerk wordt, want omdat jij zo nodig bijna al je cente an ons kwijt most…’
Even kijk ik hem met toegeknepen ogen aan, dan zie ik aan zijn valse grijns dat hij me zit te voeren en nu verwacht dat ik zal happen dus lach ik hem vriendelijk toe en zeg niets.
Hij lacht terug en zegt: ‘Piet Schipper heb gelijk je bent een rotjong.’
De andere griet, waar ik amper naar kijk, is zo te zien een mix van pakweg drie rassen.
Een deel negroïde, een deel blank en zo aan haar ogen te zien ook iets chinees of zo maar in ieder geval Aziatisch.
Ze is lang zo mooi niet als nummer één en heeft een gezicht dat op straat bepaald niet meteen alle blikken naar zich toe trekt maar… wanneer ze opeens tegen me lacht breekt er een zonnetje door en is ze op slag heel aantrekkelijk.
Voor de rest zit ook bij haar “alles er op en er aan” dus als er inderdaad vannacht geneukt gaat worden, dan graag met haar.
De indiaanse heeft al snel door hoe het zit en met een knipoog naar haar vriendin Consuela, staat ze op en gaat, met haar rug naar de bar, op een kruk met haar lange benen elegant over elkaar geslagen, mooi zitten wezen.
De avond duurt lang, heel lang, vooral wanneer er wat meer aanloop is en “mijn meisje” me, na een wenk van de barman, alleen laat om drinkies los te peuteren.
Tussendoor krijg ik, alweer gratis, af en toe wat te drinken toegeschoven.
Na mijn derde Cuba Libre krijg ik van de barman alleen nog maar alcohol vrij spul.
Ook als ik aangeef dat ik zelf betalen wil, schud hij van nee en wijst op mijn verkering.
Jan, die zíjn verkering even in de steek laat om de pisbak op te zoeken, zegt in het passeren: ‘Je krijgt geen drank meer he? Das een goed teke Appie, jij zit vannacht gebamzaaid.’
Zo rond half twee komt Consuela naar me toe en geeft me te kennen dat ik over een minuut of tien naar de standplaats om de hoek moet gaan, terugkomen met een taxi en haar dan even een seintje geven.
De hele avond heb ik al tussen hoop en vrees geleefd maar nu begint het er op te lijken dat het echt gaat gebeuren.
Ik drink mijn glas leeg, zeg mijn maats gedag, knik naar de barman, die me een alleswetende grijnslach geeft en loop naar buiten.
Wat een taxi hier kost, weet ik niet maar omdat ik de hele avond zelf nog geen ene mallemoer heb kunnen uitgeven, zal ik het wel redden.
Om de hoek stap ik in de voorste taxi en zeg: ‘Bell Buoy Bar.’
Twee minuten later laat ik mijn gezicht zien.
De barman roept iets naar Consuela.
Die knikt en wenkt mij dat ik weer naar buiten moet gaan.
Ik sta bij het geopende portier van de taxi te wachten en opeens komt ze naar buiten en loopt gevolgd door een dronken Zweed naar me toe.
Nog voor die vent doorheeft wat er loos is, duwt ze mij de taks in en glipt er zelf snel achteraan.
Bij het wegrijden zie ik aan het smoelwerk van die Zweed dat hij langzaam doorkrijgt dat hij niet gáát naaien maar genaaid wórdt.
Onder het rijden speelt er steeds weer opnieuw een zinnetje door mijn hoofd, ‘Appie gaat neuken, Appie gaat neuken, Appie gaat…’
Na een ritje van nog geen tien minuten, stoppen we en rekent Consuela, na een kort gesprekje, af met de chauffeur.
Op de tweede verdieping maakt ze een deur open en sta ik in een klein, keurig schoon appartementje.
Zo, en nu NEUKEN!
Wanneer ik aan haar wil zitten, lacht ze, duwt me terug en zegt: ‘Eerst douchen.’
Verdomme dat heb ik toch al gedaan voor ik de wal opging, voor nog eens doen heb ik geen tijd, ik wil Neuken!
Dan zie ik dat zij twee grote handdoeken uit een kast trekt en aanstalten maakt om zich uit te kleden.
Terwijl ze haar rok uittrekt, geeft ze me te kennen dat ik ook uit de kleren moet.
Even later staan we met zijn tweeën onder de warme straal en zeept ze me eigenhandig in.
Dan duwt ze mij de zeep in m’n handen en mag ik haar inzepen.
Natuurlijk doe ik dat zo grondig mogelijk en sla, na enig aandringen harerzijds, geen stukje over.
Hoewel ik toen in Argentinië de kleine harde tietjes van Froukje prachtig vond, zijn de stevige volle borsten van Consuela ook niet te versmaden.
Halleluja, wat een pracht meid!
Ik voel me in het paradijs!
Wanneer ik daar onder het warme water probeer verder te gaan dan “handje, kusje, kontjeklap”, houdt ze me tegen, draait de kraan dicht, pakt de handdoeken en droogt ons af.
Dan knikt ze lachend naar de deur van de slaapkamer.
Ik heb wel eens meer een stijve gehad maar nu, door al dat uitstellen, heb ik pijn in mijn kloten en - voor mijn gevoel - een paal als dat ding dat ze daar in Rotterdam aan het bouwen zijn, de Euromast.
Terwijl ze me lief lachend blijft aankijken, pakt ze mijn beide handen en trekt me, langzaam achteruit lopend, mee naar het bed.
Om halfzes, het is nog pikkedonker, zit ik aan een ontbijt van gebakkeneieren met ham, tomaat en flink wat peper.
Tegenover me zit Consuela, met opengevallen ochtendjas, te ontbijten.
Hoewel ik vannacht echt wel aan mijn trekken ben gekomen, krijg ik bij die aanblik alweer een harde.
Ze ziet mijn ogen oplichten en schudt lachend haar hoofd. ‘No Alberto, meu querido amor, daar hebben we geen tijd meer voor, de taxi komt zo.
Nog voor ik m’n tweede bak koffie opheb, wordt er heel kort geclaxonneerd.
We staan op van tafel en nemen, met de armen stijf om elkaar heengeslagen, teder afscheid.
Beneden, in de taxi, vind ik dezelfde chauffeur die ons vannacht gereden heeft.
Hij vraagt de naam van mijn schip en weet, zo uit het blote hoofd, aan welke kade we moeten zijn.
Bij de Amstelland stopt hij voor de gangway maar wanneer ik wil afrekenen, schudt hij van nee. Consuela heeft vannacht ook voor deze rit betaald.
Een fooi neemt hij wel aan en met een ‘adios’, rijdt hij weg.
Ik ren naar het achterschip en terwijl het machinekamer zeuntje Ben, die net aandek wil stappen, me vraagt waar ik vandaan kom, kleed ik me snel om.
Ik heb het weer ouderwets druk met soppen, poetsen en boenen.
Dan nog even een groot blik koffie - met kakkerlakken - malen, de tafels dekken, brood snijden en om kwart over zeven de mannen porren.
Wanneer ik de koffie heb opgegoten en ook nog een grote pan met griesmeelpap uit de kombuis heb gehaald, leun ik even tegen de deurstijl van de pantry.
Ik voel duidelijk dat dit nachtje zonder slaap me niet in de koude kleren is gaan zitten, het liefst ging ik nu naar mijn kooi.
De messroom loopt vol, dus kom ik weer overeind en begin mokken met pleur te tappen.
Jan en Kees komen even bij me in de pantry staan.
‘En?’
‘Wat en?’
‘Nou, hoe was het, je eerste nummertje?’
‘Nou, eerlijk gezegd viel dat zwaar tegen.’
Kees schrikt.
‘Tering wat krijge we nou, met zo’n stuk de kooi in en dat valt je tege, je bint toch geen poot?’
Ik grijns heel zelfvoldaan. ‘Het éérste nummertje viel zwaar tegen omdat ik al klaarkwam voor ik er in zat. Maar het tweede derde en vierde nummertje waren fantastisch! En zoals Jan altijd zegt, “Als ze ooit nog een iets uitvinden dat nog lekkerder is, blijf ik dit er gewoon bij doen”.
Kees zegt opgelucht: ‘He gelukkig, je bint hetero, ik was al bang dat ik een plaatstale pendek met lipsslot most anschaffe.’
Albert