Joop66 schreef :
Hoe, in dit citaat, past de opmerking over de bruine vloot van een paar maanden geleden: Dat het een kleine ramp zou zijn als de Waddenhavens bevolkt zouden worden door witte plastic schrobemmers (of iets van die strekking)? Dit in plaats van stoer oud ijzer (pun intended)? Is dat ook een "smaak" gedicteerd door de economische en culturele elite?
Het lijkt er m.i. toch tenminste op dat "een groep" de schepen van een "andere groep" als enigszins minderwaardig bestempelt.
... ik vind het inmiddels niet meer zo heel erg meer als iets er ook nog fatsoenlijk uit ziet.
Ik denk dat je het wel aardig gaat vinden hoofdstuk 12 te lezen en door de grafieken in de bijlage met de uitwerkingen van de vragenlijsten te bladeren.
Bijlage:
Bestandsnaam:
012.pdf
Bestandsgrootte:384 KB
En nog eens een citaat:
Bourdieu illustreert zijn opvatting dat ‘goede smaak’ en een ‘ontwikkelde culturele consumptie’ historische en sociale constructies zijn, door de maatschappelijke bovenlaag gemonopoliseerd, maar feitelijk een puur arbitraire kwestie, onder andere aan de hand van de ‘kunstwereld’. Voor mijn term ‘wereld’ hanteert Bourdieu het begrip ‘veld.’ Een veld is een min of meer te onderscheiden universum met zijn eigen netwerken of configuratie zoals een specifieke taal, subcultuur, machtsverhoudingen, kennis, visies en strijd om de betere posities. Velden zijn bij nadere beschouwing strijdperken, plaatsen waar een onafgebroken gevecht woedt om de verdeling van de specifieke macht of ‘kapitaal’. Op ieder veld wordt een bepaald ‘spel’ gespeeld met specifiek kapitaal dat ongelijk is verdeeld en waarvan het bezit toegang geeft tot winst. Het paradigma van dit sociologische model is ‘behoefte’ en ‘schaarste’ en de strijd om goederen, macht, kennis en status. Voorbeelden van velden zijn er in overvloed: de wereld van de kunsten, onderwijs, sport, scheepvaart, pleziervaart. Ieder veld leent zich weer voor nadere opdeling. Zo kan het veld van de pleziervaart verder worden opgedeeld in de kanowereld, zeilwereld, de jachtbouw, het verenigingsleven et cetera. Je kunt voorts zeggen dat een ‘veld’ een relatief autonome sociale ruimte is die volgens een eigen logica functioneert. Ieder veld heeft zijn deskundigen, de ‘smaakspecialisten’: legitieme beoordelaars van wie de mening zwaar weegt. In het veld van de kunst zijn dat museumdirecteuren, galeriehouders, commissie- en juryleden, mecenassen, veilinghuizen, kunstcritici en kunstenaars. De oordelen die zij vellen zijn onderwerp van voortdurende discussie over de vraag wat bijvoorbeeld wel en niet kunst mag heten, wat wel of niet van waarde is en of de prijs van een kunstwerk te hoog of te laag is. Al is de uitkomst ongewis, hun oordelen vormen in hoge mate de bouwstenen voor consensus over wat esthetisch waardevol is. Vergelijk hiermee het ‘watersportveld’. Ook hierbinnen bestaat tot op zekere hoogte consensus over wat een goed jacht is, wat een echt mooi ontwerp is, welke boot er technisch uitspringt, tijdloos is, functioneel is, welk jacht moet worden uitgeroepen tot ‘het jacht van het jaar’ of welke materialen het meest geschikt zijn.