Dank voor jullie aanmoediging.
@ Jutter. Het kietelt.
Maar de reis gaat verder.
“Zeebeest” gaat de hort op. 2.
Vrij. 04-05-,12
23:10. Ik ben aan het uitwijken voor een oil rig, een groot fel verlicht geval dat het lef heeft om dwars op mijn koerslijn te liggen. “Zeebeest” zeilt hoog aan de wind en zal dat geval, volgens zowel de radar als de AIS, met een driekwart mijl vrijvaren. Dan komt het wachtschip tevoorschijn. Het kachelt langzaam, dwars op de koers die ik nu voor lig, voor mijn neus. Hij vaart een stukje, drijft even, vaart weer een stukje enz. De AIS geeft steeds weer een andere CPA –Closest Point of Approach - , dan weer varen we hem net vrij om even later een aanvaringsalarm te krijgen . Die AIS is goud waard, buiten alle andere info, geeft hij me ook de naam van dat wachtschip. Ik zal dat gebakkie met de pretentieuze naam “Globe Commander” maar eens oproepen. ‘Globe Commander, Seabeast’. Hij geeft meteen antwoord. ‘Seabeast Globe Commander, what can I do for you? Over.’ Aan de stem en het dialect te horen is de stuurman van de wacht een oost Europeaan maar voor de rest spreekt hij beter Engels dan ik. Ik leg uit dat, omdat ik zo hoog mogelijk aan de wind zeil, alleen nog kan wijken naar BB, richting rig en daardoor in het verboden gebied kom, of anders door de wind moet en een omweg van mijlen moet maken om aan de lijkant van dat rig te passeren. ‘No problem Seabeast, you can pass at my stern.’ Ik laat “Zeebeest” vijftien graden vallen en stuur net achter het heklicht van de “Globe Commander”. Wanneer we dichterbij komen gaat ze beleefd nog een stukje verder om de Noord. ‘Globe Commander. Thanks a lot, have quiet watch.’ ‘No problem sir, have a save journey, Globe Commander out.’
‘Martje, rise and shine, het is middernacht, we hebben geen last meer van het Texel Elbe verkeer, ik ga een paar uurtjes pitten, por me wanneer we de Deep Water Route naderen.’ ‘Ik kom er aan. Is er nog koffie?’ ‘Ja, ik heb net een verse bak pleur gezet, laat je wel een paar bakken voor mij in de thermoskan en roep je me wanneer je het niet vertrouwt?’ ‘Ga jij nu maar rustig naar het lek luisteren, alles zal reg kom.’ ‘Ja, dat zei Paul Kruger ook ... en zijn vrouw maar hoopvol naar zijn kruis kijken.’ ‘Foei toch, jullie mannen denken ook altijd maar aan één ding.’ ‘O, is het weer zover, hebben wij mannen het weer gedaan? Dan moet je me toch eens vertellen wie destijds Adam tot de zondeval bracht? Volgens mij was dat toch echt geen kerel maar een onbeschaamd vrouwmens dat, al appeltjes jattend, in haar blote kont door het paradijs huppelde.’ Hier heeft ze even geen antwoord op. Vlug, voor ze met een gevat antwoord kan komen, ga ik naar binnen en kruip onder een dekbed op de bank.
‘Albert, het is twee uur en we naderen de Deep Water Route.’ ‘Ik kom.’ Met een bak pleur in mijn hand sta ik bij te komen en de omgeving op te nemen. Het stikt van de vuurtjes. Schepen in de DWR, boeien, platforms en vissermannetjes. Op die grote “verlaten” watervlakte is het net zo druk, als in de Kalverstraat op zaterdagmiddag. Marjanne geeft de wacht over. ‘Het is nog een minuut of twintig naar de Deep Water Route. Een uurtje terug is de wind eindelijk in de beloofde noordoost hoek gaan zitten, ik heb de schoten iets opgevierd, kijk jij maar of ze goed staan.’ Ik stel de schoten nog een beetje bij, niet omdat het echt nodig is, maar meer om te laten zien wie hier de enige echte zeeman is.
02:20 uur. We zitten een goeie vijftien mijl ten noorden van The Brown Ridge op de buitengrens van de Deep Water Route, Marjanne is gaan pitten en ik pijl de schepen in de DWR uit. Alweer is de AIS een heerlijk hulpmiddel. Ondanks dat het behoorlijk druk is, zie ik in een oogopslag dat er maar één grote jongen is die directe aandacht behoeft. Hij komt van uit het zuiden, dus over mijn BB boeg. Hoewel hij nog een goeie twee mijl weg is, hebben we een CPA van bijna tweehonderd meter. Dat mag op het Heegermeer dan wel heel ruim zijn maar hier, met die grote jongens, is me dat net een tikkie te krap. Veertig graden BB moet ruim voldoende zijn. Ik geef vier tikken op het BB knopje van Wil-helm en terwijl ik de schoten bij stel, gaat “Zeebeest” braaf op de nieuwe koers liggen. Nu het zeetje nog meer van achter inkomt – er staat een stukkie of 5-6 bft. - maken we rare halen, het is goed dat ik mijn koffiemok in de gootsteen heb gezet, dat scheelt weer in scherven ruimen. Na een minuut of tien op dit hobbel koersje, kan ik weer SB komen en de oude koers oppikken. Het is nog steeds druk, ook in de zuid gaande baan maar we hoeven niet meer uit te wijken, we lopenalles ruim vrij. Om 03:40 kachelen we over de “vangrail” aan de westkant van de DWR.
Langzaam wordt het licht. De wind is iets afgenomen tot een dikke vijf. Het zeetje daarentegen is een rommeltje. De golven en de deining komen niet uit dezelfde richting, waardoor we aardige schuivers en halen maken. Ik draai het grootzeil helemaal uit. Zo gaan we wel wat schuiner maar liggen ook wat vaster in het water. Eerst maar eens een pot pleur zetten. De ketel vullen en in het slingerrekje op het gas zetten is een makkie. Pas wanneer het water kookt wordt het moeilijker. Met een hand hou ik de thermoskan, die in met het filter vol gemalen koffie in de gootsteen staat, in bedwang. Met de andere pak ik de ketel en probeer om, ondanks onverwachte rukken en slingers, het kokende water in het filter en niet over mijn hand te gieten. Intussen heb ik, met mijn rechterzij tegen het aanrecht en mijn linkervoet tegen de deurstijl, me zelf zeevast gezet. Wanneer de koffie klaar is en mijn heup aanvoelt of ik per ongeluk in een partijtje rugby ben belandt, roep ik Marjanne. We doen eerst nog even samen een bakkie, dan geef ik de wacht over en ga een paar uurtjes plat.
Tegen half tien kruip ik mijn kooi uit en neem een kijkje in het stuurhuis. We naderen de gasvelden waar het, volgens de kaart, stikt van de productieplatforms. Daar is de eerste al.
Omdat Marjanne verledenjaar chemotherapie heeft gehad, waardoor haar haar helemaal verdween, moest ze een pruik dragen tot het haar weer aangegroeid was. Hoewel het nu nog vrij kort is, gaf ze voor vertrek al aan dat ze dit kunstwerkje een zeemansgraf wil geven. Of, in haar eigen woorden. “Ik gooi dat rotding in zee.” Het is zover. Marjanne staat klaar om het “ding” in de golven te werpen. Ik hou haar nog even tegen en zeg: ‘Wacht, laten we dit met enig ceremonieel doen.’ ‘Pruik, je hebt mijn Marjanne beschermt tegen kou maar vooral tegen meewarige en nieuwsgierige blikken. Je hebt daarmee in een behoefte voorzien en dat was goed, maar nu is het tijd om afscheid te nemen. Een twee drie, in naam van Neptunus.’ Met een resoluut gebaar, gooit Marjanne de pruik in zee. We omhelzen elkaar en weten zonder iets te zeggen dat we, met dit gebaar en een toespraakje van niets, een moeilijke periode hebben afgesloten.
De wind is nog verder afgenomen tot een stukkie of vier bft. Het zeetje daarentegen houd zich niet aan de regeltjes en is nog steeds ruw en rommelig.
Marjanne, die dik ingepakt buiten zit, kijkt naar een grote tanker, die af en toe helemaal achter de golven verdwijnt.
Kijk, daar is hij weer.
En daar zakt hij weer uit het zicht.
‘Martje, kom eens kijken, dit gelóóf je niet!’ Marjanne, die net wat boterhammen staat te beleggen, komt naar buiten gesneld. ‘Wat, waar?’ ‘Ai, wat jammer nou, je bent net te laat.’ ‘Wat was er dan?’ ‘Dat zal ik je zeggen, daarnet kwam er een octopus boven water, met, dat raad je nooit, jouw pruik op zijn kop .… en trots dat hij keek!’ Marjanne weet even niet of ze lachen of huilen moet, dan geeft ze me een pijnlijke por tussen mijn ribben, omhelst me en zegt: ‘Rotvent, ik hou van je.’
De rest van de dag en de volgende nacht varen we tussen zandbanken en platforms door. Ook stikt het hier van bevoorradingsschepen en snelle personeelsboten, zodat we ons op ons wachie niet hoeven te vervelen.
Zo. 06-05-,12. 05:20 uur.
We naderen de Humber en zoals het nu gaat, hoop ik vanmorgen, tussen zes en zeven, Spurnhead aan de monding van de Humber te passeren. Opeens komt de marifoon, die uitluistert op kanaal 16, tot leven. ‘Seabeast, Humber VTS.’ Verrek, de verkeerspost, dat krijg je met een AIS aanboord, nu kunnen ze ook ónze naam van het scherm afplukken. ‘Humber VTS, Seabeast.’ ‘Seabeast, channel fourteen, one four please.’ Humber VTS, Seabeast, channel fourteen’. We schakelen over naar kanaal 14. ‘Seabeast what was your last port of call and what are youre intentions? Over.’ Ik zeg: ‘My name is Ali Ben Salie, the last port of call was Bandar Khomeini in the Persiangulf. I have two tons of explosives on board and my intentions are, to blow up the whole bloody fucking mess!’ Wanneer Marjanne me verbijsterd aankijkt, knijp ik de spreeksleutel echt in en vertel de goede man dat we regelrecht uit IJmuiden komen en naar Hull gaan. Hij op zijn beurt zegt, dat we i.v.m. de grote snelle jongens, netjes SB moeten houden en of we vanaf de S 5 boei, willen uitluisteren op kanaal 12. ‘Roger, Seabeast out.’ Ik sta even te peinzen, S 5, wat was dat ook alweer? Verrek, dát was het. Wanneer vroeger iemand werd afgekeurd voor de militaire-dienstplicht op grond van zijn geestelijke vermogens, werd dat een S 5 genoemd. Dat zal ik maar niet tegen Marjanne zeggen, aan de blikken die ze me toewerpt, staat ze toch al in dubio of ze me het commando, al dan niet, zal ontnemen.
Op de rivier hebben we het begin van de ebstroom al tegen en hoe verder we komen, hoe feller hij wordt. ‘Martje, het gaat steeds langzamer, we lopen nu minder dan twee knopen over de grond, dat zet geen zoden aan de dijk, we gaan een tij stop maken. Bij Holme Hook, buiten de geul, gooien we de spijker er in. Terwijl Marjanne zich klaarmaakt om de kooi in te duiken, kijk ik even om me heen. Aan SB is de natuur nog redelijk intact maar aan BB aan de overkant van de rivier is het een en al industrie.
Achteruit zie je nog net het zeegat.
Zo, het anker alarm staat bij met - i.v.m. kenteren tij - een tolerantie van vijfenzestig meter, dus kan ik even rustig naar het lek gaan luisteren. Ik zet mijn wekkertje op 14:45, trek mijn zee kloffie uit en kruip achter kaap kont.