“Zeebeest” gaat de hort op 24.
We hebben hier, voor anker in ons baaitje midden in de wildernis, heerlijk geslapen. De NE wind die gister wegviel en naderhand terugkwam uit SW richting, zit alweer in de NE hoek, nu met 6-7 bft. We ontbijten op ons gemak, nemen nog een bakkie pleur en gaan aan vertrekken denken.
‘Albert waait het niet te hard?’
‘Te hard? Welnee. Dit is ideaal zeilweer voor “Zeebeest”. We gaan op ons favoriete koersje, recht voor het lappie over redelijk beschut water waar de zee geen kans krijgt om op te bouwen. Het grootzeil hebben we niet nodig, op alleen de Genua komen we makkelijk aan onze rompsnelheid. Start jij de laptop even op? Dan draai ik de spijker eruit.’
Om 09:10 zeilen we het baaitje uit. Het eerste uur lopen we berenhard 6,6 kts. Dan neemt de wind af tot NE 4-5 en lopen we iets van 5 kts.
Tegen elven zien we aan stuurboord een zeiljacht op de motor tegen het zeetje instampen.
‘Wat is het hier heerlijk rustig Martje, dit is het eerste teken van menselijk leven sinds we gister die veerpont passeerden.
Na dit open stukje water duiken we weer tussen de eilanden
In plaats van Fladda en Belnahua aan BB te houden, hou ik ze aan SB en vaar de nauwte tussen Fladda en Dubh Sgeir in.
Fladda Lt. ho.
Dat had ik beter niet kunnen doen. De stroom kentert eerder dan ik berekend had. Het begint met één knoop maar hoe verder we komen, hoe meer stroom we voor ons kiezen krijgen. In het nauwste en ondiepste stuk staat zes en zelfs tegen de zeven knopen stroom. Behalve de zeilen doet de motor ook zijn best. We doen nu een goede zeven knoop door het water maar komen over de grond haast niet meer vooruit. Met amper een kwart knoop vechten we ons vooruit. Eigenlijk is dit te gek en als ik mijn verstand gebruik, keer ik om en vaar buiten alles om. Maar ja, dat scheelt uren varen en als ik naar de draaikolken en stroomrafelingen kijk, hebben we nog geen halve mijl verder het zwaarste wel gehad.
We raken in een raar stuk stroom waarin we niet meer vooruit komen en bovendien naar bakboord worden gezet, regelrecht naar die hel van wit water daar bij die klip. Met het motorhandel volledig neergedrukt, lukt het me niet om vooruit te komen. Dan maar wat naar stuurboord proberen te komen want ik moet, kost wat het kost, vrij blijven van die klip.
We liggen bijna dwars op de koers die we moeten volgen en worden door de stroom terug gezet. We varen de klip op een kleine honderd meter vrij maar ik blijf naar de overkant sturen. Daar komen we in iets rustiger water en draai ik weer tegen de stroom in. Nu maken we zowaar iets meer dan een halve knoop over de grond. Zo komen we langzaam maar zeker uit de heftigste stroming en kan na een tijdje de motor zelfs weer af.
Marjanne, die me al die tijd niet lastig viel met vragen of opmerkingen, kan zich nu niet meer inhouden. ‘Dat was niet zo slim van je jochie, je had beter buitenom kunnen gaan.’ ‘Ja moppie, je hebt gelijk ik had om moeten keren om alsnog de andere kant langs te gaan. Dat doordouwen was eigenlijk een grote stommiteit van me. Hou het er maar op dat ik een straf lesje geleerd heb.’ Ze schenkt me een bak pleur in. ‘Maar toch heb je ons mooi weg gekregen van die klip, ík had dat van ze leven niet gered. Wat zou er gebeurd zijn als we er op gesmeten waren?’ ‘Dan was “Zeebeest” binnen een halve minuut afgeborreld en hadden wij geprobeerd om ons met het vlot in veiligheid te brengen. Met nadruk op “geprobeerd”…, is er nog wat bij de koffie?’
De wind neemt nog meer af, NE 2-3.
Zo zeilen we in alle rust door de Sound of Luing. Aan het eind staan wel wat stroomrafelingen maar teruggezet worden we niet meer.
‘Kijk Albert, een driemaster!’
‘Ja, die heb ik al een tijdje in de peiling, ik zal straks wat foto’s van hem nemen.’
Het is een Hollander, de barkentijn “Antigua”.
We naderen Crinan. Daar begint het kanaal dat dwars door het schiereiland Kintyre voert, het Crinan Canal.
Om 16:25 roep ik "Crinan Sealock" op. De sluis wordt klaargemaakt en wanneer we om 16:40 arriveren, kunnen we meteen de kolk in.
Om 17:00 liggen we afgemeerd in het eerste bassin.
DOG 27’. Totaal 780’.
Ook hier mogen we een bijdrage leveren aan het op peil houden van de Schotse levensstandaard. £86,13.
Weer wordt ik op mijn eerlijke gezicht geloofd wanneer ik zeg dat we verzekerd zijn.
We maken een wandelingetje rond het bassin en nemen wat foto’s.
Maritiem erfgoed.
Op dat kottertje zijn ze in feeststemming.
Buiten op het loch ligt een blauw bootje voor anker.
Twee sportievelingen die tegen de avond nog naar buiten gaan.
Wat we hiervan moeten denken?
Het is hier kneuterig gezellig, de Schotse variant van …., ja waarvan? Geen idee, maar het bevalt me hier wel.
Achterin ligt “Zeebeest” in een hoekje.
Het donkerblauwe jacht lag eerst zó ver naar voren, dat toen we gemeerd lagen, onze preekstoelen elkaar haast raakten. Terwijl ik, met behulp van het schroefeffect, dwarswind en de boegschroef, “Zeebeest” dwars inparkeerde, stond de schipper toe te kijken of het wel goed ging. Pas toen alle touwtjes vaststonden, kwam hij op het idee om een stukje te verhalen. Dat alles in alle onschuld want hij is niet kwaadwillig of zo. Dat blijkt wel wanneer hij komt vragen of wij een kurkentrekker hebben en behalve de fles wijn, ook drie glazen omhoog houdt. We slaan het aanbod vriendelijk af, wel hebben we nog een eenvoudige kurkentrekker over die hij mag houden.
Of hij nu echt geen kurkentrekker had, of alleen maar wat gezelligheid zocht? Tja, daar dacht ik later pas aan.
Hier links ligt, na alweer een sluis, het kanaal.
En zo ziet het er vanaf dat sluisje uit
De V.B.O. ofwel De Vereniging tot Behoud van Oudroest. Heeft ook hier een onderafdeling.
Voorbij de “Zeesluis” ligt het Loch.
Dit “Oudroest” is/was een z.g. Clyde Puffer.
Clyde Puffers waren heel korte diep stekende stoomscheepjes. Helemaal achterin, waar de bodem alweer in een V vorm liep, lag in de mk. een tweecilinder stoommachine, waarvan de twee cilinders tegenover elkaar in V vorm tegen de scheepshuid lagen. Het vuur werd natuurlijk met kolen - een van Brittain ’s natuurlijke rijkdommen – gestookt.
De Puffers werden in de tweede wereldoorlog veel gebruikt om o.a. de oorlogsvloot en koopvaardijkonvooien die in de Schotse wateren ankerden, van voorraden en kolen te voorzien.
Door hun geringe lengte konden de Puffers zelfs door de sluisjes van het Crinan en het Caledonian Canal en zo - veilig voor onderzeeboot aanvallen - goederen tussen van de oostkust naar de westkust en visa versa, transporteren.
De “Duke of Normandy II” is een oudgediende die nog steeds, kolen gestookt, tripjes met dagjesmensen doet. Ook de “VIC 32” is nog volop in gebruik. Kijk maar eens naar de kluit grond op de ankervloeien.
Ook dit neusje, hoewel niet zó antiek, heeft haar eigen charme.
‘Albert, wat ben jij nu aan het doen?’
‘Ik? Ik schiet mijn rolletje nog even vol.’
‘O, juist ja…. , hè? Je rolletje?’
‘Ja schat, mijn rolletje.’