Tja Anjo, we zijn echt al wat langer dan een blauwe maandag bij elkaar maar toch, ze blijft me verbazen.
“Zeebeest” gaat de hort op 34.
Aan B.B. doemt Bowling op.
We steken de vaargeul over en draaien de voorhaven in. Deze voorhaven is vrij groot maar is voor het grootste deel dichtgeslibd en nu, met zakkend water zie je, in het ondiepe deel dat blijkbaar dienstdoet als schepenkerkhof, verschillende wrakken liggen.
13:10 In de sluis.
‘Heeft u gereserveerd?’ Vraagt de sluismeester.
‘Gereserveerd?’
Even sta ik de man verbluft aan te kijken.
‘Ja zeker, voor een doorvaart moet u ruim van tevoren reserveren.’
‘Dit is de eerste keer dat ik dat hoor. We zijn al door het Caledonian Canal en het Crinan Canal geweest allebei, net als dit kanaal, in beheer bij British Waterways. Dus waarom is het hier opeens anders?’
Het blijkt dat de kunstwerken - sluizen en bruggen - bediend worden door een ploegje mensen, dat met auto’s met je meereist en je op die manier in drie dagen van west naar oost over de bergen vaart. De mast moet er ook af want de maximumdoorvaarhoogte is 3 meter. We moeten maar afmeren onder de mastenkraan, maar kunnen die pas morgen of overmorgen gebruiken.
‘Dat is geen probleem we strijken liever zonder kraan, dan hebben we alles zelf in de hand.’
13:25 Meren af onder de kraan.
DOG 29’
Totaal 1328’.
Het kanaal is 31 zeemijl lang en heeft 39 sluizen, dus gemiddeld 1 kolk op iedere 0,8 mijl.
Gelukkig zijn hier ook veel meertrap-sluizen bij, zodat de trajecten een stuk langer worden en Marjanne niet de hele trip, met een trosje in haar hand, op het voordek hoeft te bivakkeren.
De mastenkraan blijkt een hoog en zwaar geval dat desnoods, zonder kreunen, ook “Zeebeest” even op de wal kan zetten.
Terwijl Marjanne met een bult wasgoed naar het sanitair gebouwtje loopt, tref ik voorbereidingen voor het strijken. Marjanne is zo weer terug en zegt: ‘Roep maar wanneer je me nodig hebt, ik ga wat foto’s maken.’
‘Ga je gang, lui vrouwmens, ik doe alles wel weer in mijn eentje.’
Een zwoegende , zwetende schipper.
De voorhaven met achterin de wrakken en links de River Clyde.
Iemand met veel vrijetijd én een scherp zakmes, heeft zich behoorlijk uitgeleefd op wat boomstronken.
Een tankertje, op weg naar Glasgow.
Marjanne komt me helpen met strijkklaar maken. Als laatste zet ze met de schootlier het spi-val stijf, zodat ik het voorstag kan losmaken en op de bokkenpoot zetten.
We strijken de mast, waarna we de bokkenpoot rechtop fixeren en via een derde handje de mast uit de voet tillen. Dan kan ook de bokkenpoot plat en kan de mast op twee rollen, een in de mastvoet en een achterop in de mik, naar voren schuiven.
In Nederland doen we dat niet maar hier, met al die sluizen die af en toe op een wildwaterbaan lijken, wil ik de mast niet zoveel achteruit laten steken dat hij de muur kan raken.
Ook “Loodje” moet eraan geloven en moet, leeg en opgerold, in het gangboord meevaren. Zo niet dan kunnen we ook voor haar betalen. Niet dat het hier al te duur is - £ 43.50 voor 8,75 meter l.o.a. - maar toch.
Nu is het mijn beurt om met de camera een rondje om het bassin te maken.
“Zeebeest” klaar voor sluipvaart.
Het teveel aan water in de kanaalpanden laten ze gewoon over de sluisdeuren weglopen.
Het is intussen lekker zonnig en warm geworden, dat komt omdat wij dat mooie weer met ons hebben meegenomen, beweert Marjanne.
Ik loop over de deuren naar de overkant…
en zie de spoorbrug die over het begin van het kanaal ligt en ook meteen het laagste doorvaarpunt van de hele rit is.
Achter me was ooit een tweede sluiskolk die, wegens te weinig aanbod van schepen, ooit buitengebruik is gesteld en nu dienst doet als overloop en stal voor een zeepaard.
Ik loop - tegen uurwijzerzin volgens onze Vlaamse vrienden, anti cyclonaal volgens anderen en tegen zon volgens Jan de Zeeman - het bassin rond.
Een oude reddingboot en een houten barkas, mooi spul!
Verstop tussen het grotere spul, ligt een lief, goed onderhouden, houten kottertje.
En daar, onder de kraan, met de “Scottish Hills” als achtergrond, ligt de mooiste boot van allemaal.
De sluismeester komt ons vertellen dat er straks nog een boot komt. Het schijnt dat hij wél gereserveerd heeft en wij, bij Godsgratie, morgen mee mogen met het konvooi dat, door onze deelname, meteen verdubbeld wordt.
Wanneer de andere boot arriveert, blijkt het een bootje te zijn van zo’n zesenhalve meter met een buitenboord motor en een mast die ze met de hand platleggen.
We gaan bij de sluismeester een paar jerrycans diesel halen en zijn zeer ingenomen met de prijs, die, ook hier weer, wordt berekend volgens de “sixty forthy rate”. Marjanne, die ook meteen het kanaal geld betaald, hoeft, ook hier, niet te bewijzen dat we voor de nodige miljoenen verzekerd zijn.
Wanneer ik Marjanne assisteer bij het uit de droger halen van de was, zie ik een hele stapel boeken en tijdschriften in de vensterbank liggen. De bedoeling is dat je meeneemt wat je aanstaat en achterlaat wat je gelezen hebt. Er zit niets tussen dat naar mijn smaak is maar zelf heb ik nog een stapeltje boeken waarvan ik geen hartzeer krijg wanneer ik ze hier achter laat. Nee, niet Henk de Velde en Eerde Beulakker, die gaan weer mee naar huis.
Za. 23-06-,12. Regen en een stevig windje.
08:40 Gooien los en varen onder de spoorbrug door.
Marjanne kijkt naar een narrowboat.
‘Nee moppie, dat is geen fallus symbool maar een fender.’
‘Maar ik zei helemaal niets!’
‘Nee, maar ik zag je kijken.’