Joop
Joop is er elke dag, stipt om 12.50 uur.
Hij is een rijzige man, die altijd dezelfde enigszins versleten lange grijze jas draagt. Zodra hij er is neemt hij zijn hoed in zijn handen, behalve als het regent.
Zijn dunne grijze haar is strak naar achteren gekamd met brillantine. De tondeuse is achterom boven de oren langsgegaan; de rand van de hoed heeft zich afgetekend in zijn hoofd.
Slechts eenmaal heeft hij, nadat ik er uit nieuwsgierigheid naar vroeg, zijn achternaam genoemd. Ik ben die al gauw vergeten, maar het klonk als Schottelbauer of zo, iets Duits in ieder geval.
45 Jaren lang was hij boekhouder bij de klinknagelfabriek aan de Honingerdijk, en heeft totdat zij stierf bij zijn moeder gewoond. Hij heeft wel eens een vriendin gehad, maar dat was niet zo makkelijk, zei hij.
Na zijn pensionering ging het niet zo goed met hem; de dokter heeft hem toen gezegd dat hij moest gaan wandelen. Dat doet hij dus, heel consequent, elke dag.
Hij staat om 6 uur op, neemt een bord brinta met lauwe melk en een klont margarine, wandelt dan eerst naar de dorpsbakker om daar te kijken en te praten, gaat stipt om 9.30 uur terug naar huis voor een kopje koffie, en daarna naar de bouwplaats van de spoortunnel waar Rinus en Nelis ook altijd staan te kijken.
Om precies 12 uur neemt hij thuis twee boterhammen met een glas lauwe melk en wandelt daarna naar onze werf.
Joop staat altijd fier rechtop met zijn handen in elkaar geslagen voor zijn buik, volgt nauwkeurig wat er gebeurt en praat met iedereen. Zijn klaterende tenorlach schalt voortdurend over de werf.
Joop ziet alles, weet alles, vertelt alles: hij is de wandelende dorpskrant en VVV ineen.
Hij kent iedereen, en als er al eens een onbekende langskomt dan zorgt Joop ervoor dat die persoon in korte tijd volledig is ingelicht over alles en iedereen, en dat het hele doopceel van de vreemdeling is gelicht, gelardeerd met zijn stentorlach.
Eenmaal vroeg ik aan Joop of hij de volgende dag wat brood voor mij wilde meenemen van de bakker waar hij toch elke ochtend komt.
Hij kweet zich voorbeeldig van zijn taak en vanaf dat moment doet hij regelmatig boodschappen voor iedereen die dat wil, zolang het maar niet te zwaar is en in zijn rigide schema past.
Het is bijna half vier als Joop op zijn gouden horloge kijkt (gekregen van de fabriek bij zijn afscheid), en met enige zorg zegt: “Oo, ik moet nu naar huis om het eten op te zetten”.
“Nu al? Wat eet je vandaag, Joop?”, vraag ik.
“Andijvie”, zegt hij, “maar ik heb het gelukkig al voorgekookt”.
“Vóórgekookt?” vraag ik verbaasd.
“Ja, anders is het niet op tijd gaar, hè”.
Ik kijk hem met enig afgrijzen aan, maar dat ontgaat hem.
Met zijn blik op de horizon gericht vervolgt hij: “Ik vind spruitjes ook erg lekker, maar die neem ik niet meer. Die dingen krijg je nóóit gaar”.
Naschrift: dit verhaal is gebaseerd op de echte Joop die in de jaren ’80 elke dag rondliep in het centrum van Rotterdam, waar hij een van hekhangers was: de achternaamloze mannen die nauwgezet de uitgebreide werkzaamheden rond de bouw van de spoortunnel volgden. ’s Middags stond hij altijd uren op de scheepshelling Koningspoort waar ik toen werkte.De scene over de andijvie en de spruitjes heeft zich werkelijk zo afgespeeld!