Hi,
Ik heb af en toe eens at meegelezen, maar misschien wordt het tijd voor wat inhoudelijke info.
Ik bouw mee aan de kwaliteitsjachten in het duurdere segment. Ik heb dus dagelijks te maken met vragen zoals hier gesteld worden. Overigens gelden die 1 op 1 ook voor motorjacchten, maar dat willen jullie niet weten, natuurlijk.
In de basis zitten er geen grote verschillen tussen het dure kwaliteitsjacht (DKJ) en de average white boat (AWB). De grap is, dat de AWB is geoptimaliseerd op prijs en efficiënte productie.
Bij de AWB-bouwers is de doorlooptijd van mallen en de tijd die een boot op een productiestation doorbrengt van het grootste belang. Om die reden wordt de boot zo snel mogelijk gelost en zo veel mogelijk in 'hapklare brokken' in elkaar gezet.
Voorbeeld: De Spirit van Thomas en een gemiddelde Elan van die maat verschillen niet wezenlijk in het
aantal stringers en schotten dat is ingebouwd. Het verschil is de manier en het moment dat ze worden gemonteerd.
In de Spirit worden, in de mal, alle schotten, balken en stringers één voor één pasgemaakt, vastgelijmd en overgelamineerd. Dat kost tijd, alleen al omdat het niet allemaal tegelijk kan. Al die tijd is de mal bezet en kan er geen andere boot gebouwd worden. Het hele zaakje is wel een integraal geheel van de constructie en dat maakt de boot stijver en duurzamer. Bovendien hardt in de tussentijd de romp in de mal goed door, wat in het algemeen een beter oppervlakteresultaat geeft en dus een mooiere boot (voor wat het waard is
)
Diezelfde bot bij Elan zit een dag of 4 in de mal en wordt dan gelost, zonder dat er iets in zit. Die slappe schaal gaat in een steunmal waar vaste punten in zitten voor bouwframes die de rest van de bouw maatvast maken. Overigens doen de andere AWB-bouwers precies hetzelfde. Van Beneteau weet ik, dat ze een nog wel een kielframe monteren, maar van anderen weet ik het niet precies.
Hier zie je al een groot verschil: doorlooptijd van de mal (voordat de volgende romp gemaakt kan worden) is bij Elan dus 4 dagen, bij Spirit eerder 4 weken.
De Elan wordt in zijn bouwmal verder aangekleed met stringers, schotten en een kielframe. Omdat er weinig tijd is voor de boot in het vlgende 'slot' gaat wordt dit in een mal ergens anders gemaakt en daarna in de boot verlijmd. Er is veel met kit geëxperimenteerd, omdat dat snel, schoon en simpel werkt, maar vlgens mij zijn de meeste AWB-bouwers daar op terug gekomen. Lijm is nu wel weer de norm, op de zwaarst belaste punten vinylester, Crestomeer of zelfs MMA (plexus). De laatste soort komt uit de vliegtuigbouw.
Je kunt een oeverloos lange discussie over lijmverbindingen beginnen, maar de vliegtuigbouw heeft wel bewezen, dat er veel mogelijk is. Helaas is goedkoop duurkoop, dus weet je bij een AWB niet precies wat je krijgt.
In die 4 weken die de Spirit 36 in de mal heeft gezeten, is de vergelijkbare Elan al bijna met de vrachtauto afgeleverd bij de klant.
Aangezien tijd geld is, kan je je voorstellen dat de productiemethode van Elan goedkopere boten oplevert. Zoals ik net heb uitgelegd, wordt er wel anders aangekeken tegen de manier waarop de hele boel in elkaar is gezet....
En dan is Elan maar een voorbeeld. Maar denk niet dat de andere AWB-bouwers daar wezenlijk anders tegenaan kijken.
Voor de volledigheid nog een mooi voorbeeld:
Beneteau koopt enorme hoeveelheden plaatmateriaal in één keer in. Lekker goedkoop....
Al die platen gaan door een geautmatiseerde lakstraat en worden zo op een bepaalde dikte voorgelakt; automatisch, dus relatief goedkoop.
Die platen worden ongesorteerd gefreesd en met zo weinig mogelijk lastige, massieve latjes tot kastjes of modules omgeturnd.
Een kant-en-klaar kastje wordt één keer afgelakt en de kantjes van klepjes en laden worden met plastic gefineerd.
Allemaal snel, simpel en goedkoop.
Kopse kanten die je niet ziet, krijgen géén lakbeurt; achterkanten krijge géén lakbeurt.
De DKJ-bouwer zoekt de beste kwaliteit platen uit, speciaal voor één boot en het liefst met fineer uit hetzelfde 'boek'. Duur.....
Kastfrontjes en kleppen en laden worden zorgvuldig uit dezelfde platen gefreesd en er nstaat dus meer afval bij het nesten. Als er ook nog schotten en kasten bij elkaar worden gezocht, vallen er platen uit. Duur...
daarna wordt alles handmatig gemonteerd, met massieve hoek- en verstevigings-latten, mooie, massieve afwerklijsten en alle kantjes worden netjes gefineerd. Duur....
Daarna met de hand een aantal keren lakken, schuren en lakken, óók de kopse kanten, óók de achterkanten. Duur....
En wat levert dat op? Het Beneteau-interieur ziet er wat warrig en strak uit. Er is kleurverschil, soms op korte afstand en na een paar jaar begint het fineer en de plastic-gefineerde kanten al te slijten en komen er vochtvlekken op plekken waar geen lak zat.
Bij het DKJ is het interieur evenwichtig van kleur en nerf, met veel slijtvast massief en duurt het lang voordat je de slijtage gaat merken.
Dat laatste kost dus geld, maar dan heb je ook wat...
Afijn, denk er eens over na. Morgenavond ga ik zeilen, dus verwacht niet meteen een reactie
Gr, Arent