Rondje van de zaak.
Wij - Marjanne en ik - zijn weer eens aan het "havenmeesteren" op het Kreupeleiland.
Hoewel, eiland? Het is meer een vogelreservaat in de vorm van een langwerpige archipel, omringd door een basaltdijk met spoelgaten van een meter of twintig.
Het spulletje is vrij smal maar wel lang - iets van een km. of twee - met aan de kopkant, een haven voor de passanten.
Daar ligt een arkje met havenmeesters hok en bovenop een partij zonnepanelen én een uitkijkpost voor de passanten die vogels willen begluren en zich niet laten tegenhouden door de vele tientallen spinnen en overdwars gespannen webben.
Wij bivakkeren niet op dat arkje, waar twee stapelbedden staan in de stijl van de vroegere jeugdherbergcentrale.
Ik zou het eventueel wel kunnen maar Marjanne verdomd het om alleen te moeten pitten en eerlijk gezegd, ook ik slaap veel liever op mijn eigen vertrouwde bootje naast een warm en gewillig vrouwenlichaam.
Het is dinsdag, een redelijk warm dagje voor eind september, wanneer een motorbootje met een van de clubleden arriveert.
Zo halverwege de middag begint het iets heiig te worden en zelfs wat mistig.
Het motorboterende clublid vertrekt en ik pak m’n boek weer op - een romannetje van mijn lieftallige wederhelft - benieuwd of ze, elkaar wel krijgen.
Wanneer ik weer opkijk is het potdicht van de mist, niet meer dan een metertje of dertig zicht en het lichte briesje dat er staat is opeens honderdtachtig graden gedraaid.
Mooi met dit zicht komen er geen nieuwe gasten bij en wat ligt blijft liggen en heeft dus ook geen assistentie nodig bij het ontmeren.
Verder met mijn boek, want ik wil nu toch echt wel weten of ze elkaar - meestal op de laatste bladzij - al dan niet krijgen.
Oké, verledenjaar kregen ze elkaar dus wél - inderdaad op de laatste bladzij - mááár resultaten uit het verleden, etc.
Opeens zegt Marjanne: ‘Ik hoor wat, het lijkt wel of er toch nog een binnenkomt.’
‘Inderdaad ik hoor het ook!’
Daar, al binnen de haven doemt vaag een motorbootje op.
‘Krijg nou het hubusculubus, dat is ons clublid dat iets van anderhalf uur geleden vertrok naar Andijk en nu ondanks de dikke mist weer hier is, een knap stukje navigatie, zo zonder RADAR, AIS of GPS.’
‘Ja, dat heeft hij snel gedaan.’
Clublid meert af en ik roep: ‘Zo vriend ben je verdwaald of zo? ‘
‘Ja.’
Even denk ik dat hij me in de maling neemt, maar dan blijkt dat hij zelfs geen kompas aan boord heeft en omdat hij dit ritje al meer dan honderd keer gemaakt heeft, ”gewoon” zijn koers heeft bepaald op de windribbeltjes op het water.
Helaas heeft hij nooit gemerkt dat de wind wegviel en opeens van de andere kant kwam.
Zo kwam hij uiteindelijk terecht bij de andere punt van het eiland en heeft, met zijn ondiepe bakkie, zo goed en kwaad als kon, de kustlijn gevolgd en zo de haven gevonden.
‘En nu? Moet ik je maar naar de haven loodsen?’
‘Ja graag!’
‘Oké even de instrumenten en de motor opstarten, ja daar gaan we!’
Eerst houden we contact op dubbel zeven maar wanneer ik op de Ais een charter en wat andere jachten zie, gaan we over op VHF. 10.
Zo komen we dicht genoeg bij de jachthaven dat hij zelf kan zien hoe of wat.
‘Ja Albert, ik zie het nu wel, ga jij maar weer naar de Kreupel. Bedankt man.’
‘Niks te danken, dit was een rondje van de zaak. Zie je.’
Ik laat de automaat een mooie ruime honderdtachtig graden maken en vaar weer naar ons eiland.
Albert.