Stukje rookworst?
Nou, als ik u niet ontrief…
‘Schat, zouden deze rookworsten nog goed zijn?’
‘Geen idee moppie laat eens ruiken. Hmm, ruik niets bijzonders, maar als je het niet vertrouwd gooi je ze gewoon in de grijsblauwe kliko.’
‘Hè? O Frans, goed idee!’
Frans, onze eigen gevleugelde omnivoor, die al iets van een kwarteeuw denkt dat mensen er verplicht een huisreiger op na dienen te houden, zit op het omgekeerde jolletje over de balkonrand te turen of er nog wat te bietsen valt.
‘Moeten we ze niet eerst koken?’
‘Ja doei. Zal ik er ook nog servetjes en een potje mosterd bij doen? Ik zal die handel nog wel even voorsnijden maar verder ga ik niet.’
Ik snij de worsten eerst in drieën en dan per stuk, in de lengte, in vieren.
Al met al is het een groot bord vol met een berg worst.
Ik stap het balkon op en gooi een reep worst naar Frans.
Als een slang schiet de lange nek naar voren en vangt het hapje uit de lucht.
Hij wipt van het bootje op het vlot, haalt zijn prooi even door het water en slikt.
Vanuit het riet aan de overkant komt de meerkoet, in zijn Jezus imitatie, over het water aan gerend en krijgt ook en stukje.
Intussen zijn er de nodige meeuwen, wel een stuk of dertig, rondjes voor de ark aan het vliegen.
Ik gooi een flinke hand vol worst op het dak van de buur ark en veroorzaak daarmee een krijsende wirwar van vleugels en snavels.
Frans krijgt tussendoor ook zijn portie, verdedigt zijn plekkie op het jolletje tegen een concurrerende reiger, die opportunistisch denkt dat hij meer rechten heeft dan Frans.
Ondertussen zijn er ook een ploegje kraaien twee eksters en drie kauwtjes gearriveerd en schuiven aan, aan het buffet.
Ik gooi een paar handen vol op het dak maar schenk dan weer aandacht aan Frans, die met een onmuzikale kreet, zijn portie opeist.
Mijn kat, die het niet kan hebben dat ik kostelijk voedsel verspil aan dat gevleugelde gespuis, zit opeens op het plotseling verlaten bootje, ruikt aan een stukje rookworst likt er één keer aan, gaat zitten, gaapt even en toont haar vlijmscherpe gebit aan de meute.
Ik gooi, scherp in de gaten gehouden door alle hongerlijders, nog wat worst op het bootje.
De vreemde reiger kan zich niet meer inhouden en gaat op de worst af.
Frans krijst en spring ook weer op het bootje.
De kat kijkt ze fel aan en zit klaar om het tuig te verjagen.
De meeuwen en kraaien gaan op de wieken, stand-by om te pakken wat er nog over is.
Een ekster laat zich, op minder dan dertig centimeter naast de verbouwereerde kat, op het bootje vallen en is - met buit - meteen weer verdwenen.
Dat is het sein voor de rest van de plunderaars.
Even verdwijnt de kat in een krijsende wolk van vleugels en binnen twee seconden is het bootje schoon leeg gepikt en zit de kat klaar om haar klauwen uit te slaan maar de worst is op en de luchtpiraten zijn verdwenen.
De kat die, net zoals alle andere katten, zich een houding wil geven, gaat zich nonchalant zitten wassen.
Vogels? Welke vogels? Heb jij vogels gezien? Ik zou niet weten waar je het over hebt.
Albert