Pech onderweg 5.
De belastingen accepteren (dit keer) mijn aangifte en mijn been gaat, dankzij de pillen, goed vooruit. Ferry laat weten wanneer we op de haven moeten zijn om de terugrit naar Cuxhaven aan te vangen.
Dit keer gaat Ferry’s moeder mee. Ik vraag me af wat hij heeft uitgevreten waarvoor hij dit keer onder streng ouderlijk gezag moet reizen. Onderweg blijkt zijn moeder een intelligente, gezellige vrouw met een gezond gevoel voor humor te zijn. Logisch want ze is van oorsprong, net als wij, 020. Al babbelend en rijdend door een mooie streek over kleine wegen komen we in Cuxhaven aan
Op de haven eten we nog een kleinigheidje voor Ferry en zijn ma weer naar Holland vertrekken.
Ik weet dat Ferry niet opziet tegen iets van tegen de achthonderd kilometer op één dag maar toch, daarvoor en ook voor zijn belangeloze inzet neem ik mijn petje af.
Wij gaan afrekenen bij de havenmeester.
‘We gaan morgenochtend weg dus er komt nog een nachtje bij, dus zeven overnachtingen.’
‘Es kijken, bootnaam? Juist ja, Zeebeest, afmetingen? Bij meer dan vijf overnachtingen zijn er twee gratis. U hebt niet aan boord geslapen, dus geen toeristenbelasting, dat wordt dan mompel de mompel Euro.’
Marjanne en ik kijken elkaar blij verast aan, we hadden al op meer dan twee keer dat bedrag gerekend. We betalen en doen een, in dank aanvaarde, ruime donatie “voor de koffie”.
’s Morgens verhalen we naar het bunkerponton en gooien tank en jerrycans vol met diesel. Vanwege het tij hoeven we niet vroeg te vertrekken, dus doen we nog eerst een bak leut met gevulde koek. Wanneer Zeebeest haar neus buiten de haven steekt, wordt ze meteen met een behoorlijk vaartje meegenomen door de vloedstroom.
Pas tegen de tijd dat we Brunsbüttel naderen steken we over naar de rechter oever. Er liggen al wat jachten de stroom dood te varen in de “wachtkamer”. We voegen ons bij het alsmaar groeiende vlootje. Er wordt druk geschut maar deze keer krijgen we geen VIP behandeling. Pas na iets van anderhalf uur krijgt de, nu tot een kleine Armada aangegroeide vloot, het witte knipperlicht dat aangeeft dat de jachies aan de beurt zijn. We varen in en zien weer het bekende gepruts met fenders, die toch nooit blijven zitten tussen de lage, afgeronde, gladde begroeide vlotten en de bootjes. Na de sluis varen we met zo’n vierenhalve knoop het Kielerkanaal op, waar we met een noodgang voorbij worden gevaren door de rest van de vloot.
We blijven redelijk dicht onder de SB oever maar, omdat ik het hier ken, niet zo dicht dat we op de hier aanwezige ondieptes stoten.
We worden opgelopen door een zeiljacht, een van een voet of veertig. Hij vaart, met een beste boeggolf, al die tijd midden op het kanaal en kijkt geen enkele keer achterom.
‘Kijk Martje, die malloot heeft niet in de gaten dat hij zelf wordt opgelopen door een feeder maar daar komt hij zo dadelijk wel achter.’
Daar bast de fluit van de doosjesboot. De roerganger schrikt zichtbaar, kijkt om en stuurt bijna dwarsuit naar de oever.
‘Zo die heeft zijn lesje geleerd, hoop ik.’
Omdat we geen haast hebben, besluiten we bijtijds te stoppen, we draaien BB uit het Giselau kanaal op en meren af aan de steiger voor de sluis.
Het is hier zonnig, windstil en wat scheepvaart betreft lekker rustig. Hooguit merk je, wanneer er op het Kielerkanaal een groot schip voorbij vaart, iets van zuiging.
Dit keer kook ík, het wordt een oosterse maaltijd naar eigen ontwerp met veel kruiden en genoeg knoflook om een belastinginspecteur de deur uit te jagen.
Na het eten zitten we buiten in het avondzonnetje, met de rest van de fles wijn, na te genieten. Wat kan het leven mooi zijn.
De volgende ochtend, na het ontbijt en een tweede mok koffie, wordt het tijd om te vertrekken.
‘Martje, haal jij alvast de springen weg? Dan start ik het instrumentarium en de motor. Verdomme, de motor wil niet starten!’
Nu heb ik in de loop der tijden heel wat onwillige motoren aan de praat gekregen, was het niet met gereedschap dan wel met een schop tegen het blok en het nodige achteruit bidden. Ik gooi het machinekamer luik open probeer weer te starten, geen centje leven, zelfs geen klik van de bendix, helemaal nop niks nada! Het ligt niet aan de start accu want overschakelen naar de huishoudaccu haalt ook niets uit, bovendien geeft het paneel aan dat de batterijen ruim voldoende prik hebben. Met de zaklamp schijn ik in de MK en zie dan dat er een dikke zoutlaag op het motorblok en aanverwante artikelen zit. Langzaam maar zeker ontdek ik wat er zoal loos is.
De koelwaterpomp heeft zoutwater staan zeiken op het vliegwiel, dat op zijn beurt heeft een zoute nevel door de hele MK verspreidt, vooral richting startmotor en dynamo.
Wordt verv.