Er lag nog een heel kort verhaaltje te wachten om geplaatst te worden.
Dus om het oude jaar met een glimlach uit te luiden...
Een voorschot.
We liggen in Delfzijl en de walkapitein heeft me op kantoor uitgenodigd om eens te babbelen over naar school gaan voor het stuurmanspapiertje en een eventuele studiebeurs.
Hoewel ik nu nog matroos ben, regel ik wel al alle zaken aan dek.
Niet dat de stuurman daar te lui voor is maar die ouwe en hij zijn bezig me klaar te stomen voor een forse stap vooruit in mijn zeemansloopbaan.
Terwijl de walkapitein mijn papieren doorneemt om te zien of ik al vaartijd genoeg heb, wordt er op zijn kantoordeur geklopt.
Een beetje verstoord roept hij: ‘Já?’
We kijken allebei naar de deur, die net genoeg opengaat om een bedeesd kijkend vrouwengezichtje om de hoek te laten gluren.
Pas wanneer de walkapitein zegt en gebaart kom er maar in, stapt er, aarzelend, een bijzonder mooi meisje naar binnen.
Het is een Zuid Europese schoonheid van net in de twintig, met alles, maar dan ook álles, erop en eraan.
Nee, ik ga hier niet een volledige beschrijving geven maar volsta met te zeggen, dat alle onderdelen die met een B beginnen mooie vormen hebben en perfect met elkaar in verhouding zijn.
Een beetje verlegen stelt ze zich, in slecht Nederlands, voor als de vrouw van een matroos die op een van de schepen van de rederij vaart.
Het blijkt dat haar man al een goede week op zee zit en dat haar geld op is, dus komt ze om centen vragen.
‘Echte waar menier alles op is.’
De walkapitein, die haar met zijn ogen zat uit te kleden, komt weer een beetje tot zijn positieven en duikt in de paperassen.
‘Ja, ik zie het al, uw man heeft wel een maandbrief op uw naam gezet, maar die moet eerst verdiend worden en wordt daarom pas na een maand uitgekeerd.’
Het meisje kijkt hem met haar grote donkere ogen smekend aan en zegt: ‘Maar menier, kan jij niet geven mij schot van voren?’
Albert