Nachtvlinder schreef :
Lodewijk: volgens mij hangt het sterk van de rompvorm af hoe helling zich vertaalt naar loefgierigheid. Bij rompen met vlak achterschip is dat effect veel extremer dan bij een symmetrisch, meer rondspant.
Rompvorm heeft enige invloed op loefgierigheid. Hoe minder de vorm van de waterlijnen verandert bij helling, hoe kleiner het effect op de loefgierigheid.
Maar loefgierigheid ontstaat toch vooral door het gegeven dat bij grote helling het zeilpunt, dat bij rechtop liggende boot boven de hartlijn van de boot ligt, een flink eind naar lij verplaatst. In combinatie met de weerstand van de boot in het water ontstaat daardoor een oploevend koppel.
De Loper, mits goed getrimd (in balans) had tot 20 gr helling nauwelijks roeruitslag nodig.
Voeldoende druk in de zeilen (=helling) kan een vereiste zijn een zware maar tuitelige boot aan het lopen te krijgen. Als dat gepaard gaat met grote roeruitslag lijkt me iets in de balans niet goed. Stuurt niet lekker en is soweizo een compromis; het extra geleverde vermogen vernietig je door grote roeruitslag.
Nou ja, dat laatste is het punt.
De Scanmar 33 heeft geen extreme romp. De lengte/breedte verhouding zit rond 3 op 1. Het kontje is niet extreem geknepen zoals bij een echte IOR-boot. De boot is voor een 33-voeter ook niet echt zwaar. Als de spantvorm tamelijk rond is, zoals bij de IOR-boten vaak in hoge mate het geval is, dan is de invloed van de rompvorm op die loefgierigheid bij helling relatief klein.
Dat laatste is ook het geheim van de Loper, die veel meer dan de Scanmar, een echte IOR-boot is.