Zeilersforum.nl - Home
Tobago
- Geschreven door Lotus77
- Hits: 3811
Charlotte's belevenissen
Tobago
Het appje van Jo, een zeilmaatje, spookt door mijn hoofd.
´Naar Tobago is een pittige, snelle tocht.´ Bericht ze. ´Het is stroom mee met een halve tot aan de windse koers. Nog geen drie dagen varen maar iedereen praatte erover en voelde zich beroerd. Dus maak voldoende eten en neem snacks mee. Ik heb de hele reis niet kunnen koken en was onvoldoende voorbereid. Jij nu wel!
Ik nu wel. Dat klopt. Denk ik bij mezelf. Quelinda is voor het eerst in 80 dagen weer zeilboot. Verzamelde souvenirs en potentiële projectielen, zijn opgeborgen of vastgebonden. Lunch is gesmeerd en lasagne staat in de oven. Ik ben wat gespannen. Zal deze trip van bijna 500 mijl echt zo heftig zijn als ze zeggen?
Maar wanneer ik droom over de Caribbean, dan zie ik blauw, helder water en kleur voor me. Tobago, het sigaarvormige eiland waar het waarschijnlijk zijn naam aan dankt, wordt wel het mooiste eiland van de Kleine Antillen genoemd. Wat kijk ikldaar onwijs naar uit!
Dag twee op zee. De wind waait 15 tot 20 knopen uit oostnoordoostelijke richting. De zee heeft een metamorfose ondergaan. Het Surinaams colabruin is verruild voor kobaltblauw, is kalm en ruikt intens zilt na lang aardse tonen te hebben gesnoven.
Er is iets geks aan deze tocht. Door stroming gaat Quelinda als een malle maar we vertragen bewust. Want met aankomen tijdens kantooruren voorkomen we een extra toeslag bij immigratie en daar gaan we voor. Dus voor de tweede keer deze reis minderen we zeil. Met twee riffen in het grootzeil en een half ingerolde kluiver varen we nog altijd met 6,5 knoop door het water. Het wordt een sport om onze aankomst te timen.
Sinds we oceaanzeilen heb ik geleerd dat niet alleen wind maar vooral golfhoogte en het interval ertussen comfort bepalen. Vandaag rollen de 1,5 meter hoge golven elke 9 seconden onder Quelinda door. Dat is comfortabel maar zo voelt het nog niet. De paar maanden aan land hebben ons evenwichtsorgaan lui gemaakt. Ik voel me dronken, al ben ik dat nog nooit echt geweest. Paul wel en die heeft hetzelfde. Eigenlijk hebben we geluk. Zeeziekte is bij ons amper een issue. Met voorzorgsmaatregelen word ik hooguit katterig en herstel snel na inslingeren. En Paul? Die heeft vrijwel nooit last.
En weg was ze
Ik staar naar een olietanker aan de horizon. Het enige schip vandaag. Vannacht was dat wel even anders. Tijdens mijn wacht voeren vier vissersschepen precies rond mijn koerslijn. Twee lagen op aanvaringskoers. Ik riep Eliane, het schip recht voor me op en deelde mijn intenties. Ik wilde mijn koers behouden. Een geïrriteerd antwoord volgde. Hij bleef daar vissen en wilde niet wijzigen.
Dat recht heeft hij en ik gunde hem goede vangst, maar kak! Waar moest ik naar uitwijken met dat gekrioel van de andere drie voor me? Ik besloot Don Valentin, het andere schip dichtbij, op te roepen.
´Don Valentin, Don Valentin, Don Valentin. This is Quelinda, Quelinda, Quelinda. Over.´
´Yes, Quelinda.´ kraakte een zware stem met Spaans accent aan de andere kant.
‘Goodnight sir. This is Quelinda. I would like to proceed my course. I am on my own and under sail. Is that ok?’
‘If you wish, if you wish’ brengt de schipper uit. ‘We are fishing the four of us tonight. If you wish, I tell the rest.´
Ik had geluk. Don Valentin gaf leiding aan de andere drie en was goedgemutst. Dus geen geklooi met zeil en Paul kon blijven knorren. ‘Thanks for your cooperation sir. Good watch and fishing!’
‘Your welcome miss. Have a good watch too.’
Ik was opgelucht en realiseerde me dat mijn spreekangst voorbij was. Aan het begin van onze reis vond ik de knop van de marifoon indrukken al spannend.
Mijn victoriegevoel was van korte duur. Geïrriteerde Eliane kwam steeds dichterbij. Ik moest iets doen ondanks het door Don Valentin beloofde koersbehoud. Fors bakboord uit en achterlangs leek me de enige optie en dus maakte ik Paul alsnog wakker. Verstomd keken we samen over de buiskap naar Elianes rode romp, die nog maar zes minuten van ons verwijderd was.
Ik werd zenuwachtig en begon te ratelen. ‘Hij zei het echt. Ik mocht koers houden. Zal ik nog eens oproepen? Gaan we achterlangs? Wat doen we!’ En precies toen stopte het vissen. Elianes dekverlichting doofde. De ronkende motor gaf gas en weg was ze. Dat was heel nipt…
Dag drie op zee. Nog vijf mijl te gaan. We melden ons en zijn precies op tijd. De tocht is alles meegevallen en zoals altijd, ben ik blij dat we er zijn. De groene baai van Charlotteville opent haar armen. Aan bakboord ligt Pirate’s Bay. Een idyllisch strand met azuurblauw water waar stelletjes elkaar het jawoord geven en ik door de immense golven leer duiken maar vooral mijn bikinibroek volschep met zand.
Aan stuurboord dobberen houten visboten met ranke hengeltjes en exotische namen. African queen, Expect the unexpected en Coconut dream wachten op een retourtje naar open zee. De meesten zijn trouwens oranje geschilderd vanbinnen. Dan zijn ze bij een reddingsactie goed zichtbaar vanuit de lucht. Dat wist ik niet.
We gaan op zoek naar een ankerplaats. Het blijft diep met zo’n 15 meter en de branding oogt verwoestend. Het is code oranje in de baai. Net als vier andere onbekende zeilboten kiezen we veiligheidshalve voor een mooring. Zwemmen vanaf het strand wordt de komende dagen afgeraden en snorkelen heeft jammer genoeg nog geen zin.
Lijken aan boord
Het kantoortje in een vierkant wit gebouw is slechts vijf minuten lopen.
`Yes? Come in.’ Een grote vrouw in uniform verschijnt in de opening. ‘You must be Quelinda?’
Immigratie weet direct dat we er zijn! Die hadden we niet zien aankomen. Er is veel te doen over de inklaringsprocedure in Tobago maar daar merken wij niets van. De procedure is sinds kort aangepast en staat op de website goed uitgelegd.
Ik kijk naar een poster op de muur, dan naar mijn hemdje en dan aarzelend terug naar de vrouw. Het is hier verboden om legerkleding te dragen. Laat nu net mijn hemdje dezelfde groenschakeringen hebben. Maar ze keurt het goed want er staan bloemetjes tussen.
Met een hand vol kleurrijke foldertjes, invulformulieren en evenveel carbonpapier begint Paul aan de registratie. Omdat het kopieerapparaat stuk is, loop ik een straat verderop naar de bibliotheek. Geld om kopietjes te betalen heb ik niet. De pinautomaat blijkt stuk. Maar het geeft niet zegt de bibliothecaresse. Dat geld, dat komt wel. En zo is het ook gegaan. De bieb bleek voor mij ook nog eens een heerlijke werkplek, lekker koel en met goede Wi-Fi verbinding.
Intussen stempelt de douane onze paspoorten en volgt een mondelinge health check. De vraag of we dode lichamen aan boord hebben, komt onverwachts. ‘It’s just the two of us.’ Antwoord ik bloedserieus. Ik wou dat ik zo snel van geest was om het liedje van Bill Withers te zingen.
Voor cruiseschepen zal het een heel normale vraag zijn, maar voor ons voelt het gek.
Tijdens ons verblijf in Charlotteville, zijn twee cruiseschepen binnengekomen. We mochten toen niet meer met de dinghy aanmeren bij de steiger. De ruimte moest namelijk beschikbaar blijven voor de gasten die via snelle tenders massaal naar de kade werden gebracht en door een speciaal opgetuigde calypso band werden toegezongen. Op het strandje landen was overigens geen straf.
Het intrigeert me. De geënsceneerde ontvangst van de passagiers mist aan Tobago’s puurheid. Ik blijf me verbazen over hoe je in enkele uren een heel eiland kunt bekijken. Locals klagen over dat deze toeristen niets uitgeven op het eiland want zo zeggen ze: er kan aan boord gegeten en gedronken worden. Zeilers blijken wel geliefd: jullie nemen de tijd om hier te zijn, zoeken contact en komen in onze winkels en restaurants. Dat is natuurlijk tastbaar, zichtbaar. Begrijpelijk. Wanneer ik later een zeilster tegenkom die in haar jonge jaren op een cruiseschip heeft gewerkt, leer ik dat de flitsbezoeken soms de enige mogelijkheid zijn om in korte tijd veel eilanden te bezoeken en volledig arrangeren en ontzorgen dan bijna een must is. Het verschil in reisbelevenis en hoe dit door eenieder ervaren wordt, blijft fascinerend.
No hurry...
De volgende dag reizen we met het openbaar vervoer naar de hoofdstad Scarborough om geld en een simkaart te kopen. Eigenlijk willen we de maxi taxi nemen maar een aardige man bij het benzinestation attendeert ons op de bus en gebaart naar de enige doorgaande weg. ‘It won’t take long.’
´Where can I buy tickets sir?’
‘Over there in the supermarket.’ Wijst hij.
Ik schrik want in de verte zie ik de bus al aan komen. Dat red ik nooit!
‘Don’t worry. Overthere by that building is the turning point. Ask the driver to wait for you. Now go!’
Tussen de kippen en kuikentjes door zet ik het op een holletje.
De chauffeur is inmiddels gestopt en wacht inderdaad op me. De zon brandt en het zweet parelt over mijn gezicht. De kaartjes in de supermarkt blijken uitverkocht. Maar opnieuw geen zorgen, volgens de kassière. ‘Zeg maar tegen de buschauffeur dat hij ergens moet stoppen voor kaartjes.’
Ik hol terug. De chauffeur ziet me en wenkt me rustig aan te doen. Veel te warm om te rennen. Het geeft niet dat we geen kaartjes hebben. We mogen instappen en regelen het onderweg.
Niet veel later stoppen we bij een benzinestation voor kaartjes. In het midden van het terrein staat een vierkant hokje. Daar moet ik vast zijn. Ik zie niemand. Ik tuur door de zwarte ruit maar het is ondoorzichtig. Er zit alleen een roostertje. ‘Hello?’ zeg ik zacht terwijl ik mijn oor tegen het vieze glas druk en luister.
‘Goodmorning ma‘am.’ klinkt een vrouwenstem. Ah! Er zit iemand in.
´Two tickets to Scarborough please.´
Eindelijk! Ze heeft kaartjes, maar geen idee hoeveel het kost. Gelukkig heb ik dat net gehoord van de buschauffeur.
Intussen wordt er in de bus druk gespeculeerd. Paul luistert geamuseerd.
‘Where is that white woman going?’
‘Getting her tickets, lady.’ Wanneer de busschauffeur aanstalten maakt om te vertrekken breekt de paniek uit.
‘Don’t you leave that woman!’ gebiedt de oudere vrouw.
De buschauffeur lacht schuddend en maakt duidelijk dat hij de bus alleen een stukje verplaatst.
Ik ontvang verschillende tickets met kartelrandjes die ik kan afscheuren zoals je vroeger bij postzegels deed toen het nog geen stickers waren. Op elk strookje staat een ander bedrag en zo kan ik de chauffeur gepast betalen.
De inzittenden lijken opgelucht dat ik er ben. Maar niemand heeft haast.
Wapens voorin!
Het sfeerloze Scarborough, waar een derde van de in totaal 50.000 inwoners wonen, blijkt goed voor praktische zaken. Intussen hebben we trek gekregen en belanden in een sportsbarretje. Flapperende geel met blauwe reclamevlaggetjes van Carib zijn onze eerste kennismaking met het frisse biertje waarvan er nog vele zullen volgen. De muziek staat er zo hard dat het resoneert in mijn buik. Elkaar verstaan kunnen we niet. We eten gefrituurde, droge diepvrieskip omdat er niks anders is maar de kokkin doet zichtbaar haar best voor een verse salade. Ook zij heeft het warm. Later die week ontdekken we eten à la Caribbean stijl. Verse vis, op de barbecue gegrilde kip of garnalen met een rumpunch. Werkelijk smullen.
De busrit terug is aanmerkelijk drukker. Voor velen zit het werk of de schooldag erop. Een oudere man die net is gaan zitten met een lang zwart voorwerp in een doek, wordt door de chauffeur verzocht terug te komen. Of hij zijn geweer voor op het dashboard wil leggen. Liever niet op de passagiersstoel. Zo gaat dat hier. Ondenkbaar in Nederland.
Een stopknop kennen ze niet. ‘Bus stop driver.’ Wordt er hard geroepen als je eruit wilt. Er zijn haast geen haltes. Dat is je zelfgekozen bestemming.
Verleidingsdans
Pure gemoedelijkheid en een natuurlijk vertrouwen in plaats van wantrouwen vinden we tekenend voor Tobago. Mensen zijn ontspannen, betrokken en zorgzaam.
De natuur is frisgroen en eetbaar onder je neus. Het 300 vierkante kilometer grootte eiland straalt kleur en vrolijkheid uit. Gevaarlijke roofdieren zijn er niet. Geen giftige slangen, meedogenloze spinnen of jachtluipaarden.
Als kleindochter van een boswachter, moet ik het genoemd hebben. Tobago is werkelijk een walhalla voor vogelliefhebbers. Nergens heb ik zoveel vogelaars met camera’s op statieven in bermen zien zitten. We hebben het geluk een dag met een gids, en vogelkenner, op pad te zijn geweest. Eigenlijk zou de wandeltocht van de geplande excursie veel verder zijn, maar de gids overtuigt ons mee te gaan kijken naar de verleidingsdans van de mannelijke manekin vogels. Het vrouwtje kijkt toe, luistert en kiest. Als je ooit de kans hebt om dit te zien? Doe het, en vergeet je verrekijker niet. Het is fenomenaal!
Op dit vulkanische eiland, is er weinig ruimte voor export. Het is zelfvoorzienend onder de Engelse vlag. Men is er trots op. En als het even minder gaat, is er altijd nog een geit of koe die als schoolgeld voor de kinderen wordt ingezet. Groente en fruit ligt vooral in stalletjes aan de weg, niet in de winkel. De ananas en watermeloen zijn werkelijk verrukkelijk! Nu weet ik hoe ze echt horen te smaken. En waar vind je een kilo verse tonijn voor zes euro? Gewoon aan het vissersstrandje in de baai. Ja, man! Tobago, ons eerste eiland in de Caribbean. Wat een vibe!
Charlotte's zeilwereld? Mooi! Niet altijd rozegeur en manenschijn.
Gewoon zoals het leven is. Elke maand deelt ze haar belevenissen
(zoals ze al deed in haar draadje en nu op de voorpagina)
In de zomer van 2022 is Charlotte samen met Paul en
SV Quelinda vertrokken voor een wereldreis.
Old Bawley's Overpeinzingen: Zeeuws electrisch
- Geschreven door Old Bawley
- Hits: 4563
Zeeuws electrisch
Waarom elektrisch?
De boot heeft een Perkins 4108M low line diesel die het altijd prima doet. Ik heb die dieselmotor in 1998 helemaal uit mekaar gehaald en gereviseerd nadat hij slecht behandeld was tijdens een stranding op een zandplaat in de Westerschelde (https://zeilersforum.nl/index.php/artikelen/diversen-hoofdmenu-84/249-gestrand). Enkele jaren terug begon die diesel of eigenlijk de marinisatie delen van die Perkins gebreken te krijgen. Ik ben ooit mechanieker geweest, kon altijd eigenhandig herstellen. Dan kwam de tijd dat ik daar moeite mee kreeg. Heb hier in het forum vaak genoeg daarover geschreven. En dan kwam de tijd dat ik niet meer aan die 450 kg zware diesel wilde werken. De motor is gerepareerd, startklaar, maar ik was het zat want ik vond het volgende probleem, een diesel lek aan de hoge druk inspuitpomp. Heb de brandstof kraan dicht gezet en besloot het op te geven. De boot en ik zijn oud, ik was het sleutelen aan die diesel beu. Ik besloot een buitenboord motor aan de spiegel te hangen. Ik zeil reeds 20 jaar rond zonder veel te motoren. Ben ooit van Fehiye in Turkije tegen de heersende Meltemi in helemaal naar Alexandropoulos gezeild, ook terug met zowat nul motoruren. Negenenveertig ankerstekken, 1100 mijl en behalve om eens het anker in de grond te trekken geen motoruren. Heb er wel drie maand over gedaan. Ik dacht aan een 8 pk buitenboord, kon er zo een gratis krijgen. Een oude maar om te testen goed. Toeval wil dat ik een nieuw elektrisch trolling motortje kreeg van een bekende. Hij had het 220 € dure motortje gekregen bij aankoop van een nieuwe opblaas bijboot. Zelf kon hij niks doen met dat trolletje, had een ePropulsion gekocht. Ik had ondertussen een van mijn twee accubanken vervangen door een Lifepo4 accu en deed een test. Bij windstilte kan dat 1100 watt en 220 Euro dure motortje mijn 8 ton zware boot twee knopen geven. En dat op standje één van de vijf. Heb nooit meer als twee gegeven, de bedrading word flink warm.
Op de binnenzee van Poros in Griekenland waar ik reeds enkele jaren overwinter was dat zoemertje voldoende om me in geval van windstilte te verplaatsen, iets wat toch regelmatig moet want je wil aan de hoge kant van de binnenzee ankeren als er stormen komen. Nu was het tijd mijn tweejaarlijkse schilderbeurt van de romp te doen. De laatste paar keer deed ik dat in Derric cove op het onbewoonde eilandje Dokos. De reden voor dat eilandje: daar komt tijdens het voorjaar geen kip en ik kan er volledig beschut tegen wat voor wind ook zeker liggen en de boot krengen. Ik breng een lijn van de top van de mast naar de rotsoever en kreng de boot zeg maar 10°, dan is het makkelijk (???!!!???) werken vanuit de bijboot om te schuren en te lakken. Bij het lakken is het zaak geen golven te krijgen in je natte verf, zelfs al komt er een bootje, ze kunnen niet snel gaan want ik anker diep in het haventje, achter mijn boot is geen waterdiepte meer behalve dan voor een vissers caique.
Iedere twee jaar lakken?
Ons eikehouten bootje heeft gelijk na een uitvoerige restauratie in de zeventiger jaren (de boot was aangevaren en daardoor gezonken) direct een glasvezel huid gekregen. Een zogenaamd doodskleed. Ik heb de man nog gesproken die het polyesterwerk heeft gedaan, (hij was eigenlijk behanger) Drie maand heeft hij er aan gewerkt. Glasvezel was toen en daar zo ongeveer nieuw, daarom kreeg het kleed geen gelcoat. Ikzelf heb pas in de 80er jaren toen ik de boot net gekocht had gelcoat gezet en dan nog alleen onder de waterlijn. Dus boven de waterlijn heb je gewoon polyester en dan normale eencomponent verf. En die is donkerblauw. Die blauwe romp krijgt door het kalk in het zeewater boven de waterlijn een witte laag, gewoon kalk. Dat kan men op gelcoat met een chemisch middel verwijderen, op Topcoat gaat dat niet, je lost de verf op. Dus ik schilder (en schuur) iedere twee jaar de romp opnieuw. Het makkelijkste is de boot op een werf laten bovenhalen en daar het werk doen. Je kunt op een stelling staan en met een machine schuren, heb het op de werf in Rhodos in twee dagen gedaan. Sneller als mijn buurman die zijn boot enkel in de was zette. Schuren en lakken in twee dagen.
Afhankelijk van een ander? Liever niet.
Even bovenhalen op een werf is hier (Griekenland) niet zo even. De grote werven met hun travellift weigeren, bootje te klein. Dan heb je werfjes waar de boot uit het water gehaald word met karren die een helling afrijden, niet goed voor mijn oude bootje, heb dat op de harde manier geleerd. Gewoon met de kiel op een houten slede langs een helling omhoog kan ook maar de enige die dat hier doet en die ook kieljachten wil nemen is een Griek, dus die zegt maandenlang “Avrio” Dat betekent morgen. Als je twee maand avrio hoort ben je het zat. Daarom kies ik voor in het water schilderen. In Turkije deed ik dat tijdens de vroege lente in Deep bay Göcek, in Griekenland zeil ik naar Dokos. Wat het onderwaterschip betreft, daar heb ik Copper coat op gezet in 2012 dus kon ik tot nu toe zonder bovenhalen wat niet alleen een grote financiële winst is maar voor een liveaboard ook groot comfort.
Gewoon krengen.
Wat dat krengen betreft, enkele jaren terug brak de achterste zijstag putting. Oud bootje, ooit gegalvaniseerd ijzer geweest. Na het plaatsen van het “doodskleed” zijn die putting ijzers tegen de romp gebout en nog later heeft men met glasvezel “mouwen” over die ijzers gemaakt. Dan konden ze geen roeststrepen meer op de romp trekken. Helaas, dat in een mouw zitten heeft het roesten versneld, Ik zeilde door een drie meter diepe put veroorzaakt door een ferry en de grote druk in de zeilen bij het weer naar boven komen brak het puttingijzer. Om dat te repareren, met andere woorden nieuw te plaatsen moest ik de boot ook krengen en wel een heel stuk verder als voor het lakken nodig is want dat ijzer zit tot 10 cm onder de waterlijn. Best een link karweitje, er kan beter niks fout gaan als je gaten onder de waterlijn hebt.
De heenvaart.
Ik vertrok om 3h in de nacht voor de ongeveer 22 mijl naar Dokos. Om van de Poros binnenzee naar open zee te komen moest ik het kanaal door dat langs Poros stadje loopt en ik wilde dat doen zonder hinder van de tientallen watertaxi´s en vele hoge snelheid ferry´s. Om drie uur ' s nachts slaapt alles. Ging prima, het elektrische trolletje bracht mijn boot met 2 knoop door dat stadskanaal en dan op zee. De zeilen lagen klaar, moesten enkel gehesen worden. Gennaker op de drie meter lange boegspriet, grootzeil en het lugger zeil op de yawl mast. Erg koud in de nacht en veel swell. Goede wind tot een mijl van Tselevinia eiland waar de wind ophield. Had besloten rond het eiland te zeilen, er is een smalle passage tussen de eilanden door, heb ik reeds tientallen keren zeilend gedaan maar toen had ik altijd die 50 pk diesel voor nood.
Blakte.
Windstilte is het ergste dat je kan voorkomen als je engineless zeilt. Ondanks de lange, 3 ton zware kiel draait de boot alle kanten op, immers onder de boegspriet zeilen zit geen kiel. Na een uur sukkelen kwam een zuchtje wind, de boot was tegen die tijd reeds veel west verzet zodat het nu verstandiger was door de engte tussen Tselevinia eiland en het buur eilandje door te zeilen.
Als het mis kan gaan, dan gaat het ook mis, (Murphy) dus net voor die doorgang viel de wind weer weg. Het trolletje op standje twee en door die enge passage. Daar stond om een of andere reden veel stroming, ik kwam nauwelijks vooruit. In geval van nood kon ik altijd op het trolletje omdraaien en meestroom gaan. Alhoewel, beetje smal daar om te draaien. Over stroming gesproken, velen denken dat in de Med geen stroming is, fout. Ik heb indertijd bij Rhodos in de buurt stromingen tot drie knopen gezien. (staat ook in de pilots)
Enfin, ik kwam zeer traag door die passage, van daar draai je dan zowat 90° stuurboord de Hydra strait in en ik had nog steeds geen wind. Doordat je aan beide zijden van de Hydra strait hoge “bergen” hebt is de wind daar bepaald wispelturig, heb dan een paar uur gesukkeld om de boot in de goede richting te houden, zo ben ik het rotseilandje Soupia drie keer gepasseerd. Ieder ander zeiljacht had de diesel gestart, ik vroeger waarschijnlijk ook. Nu niet, ik heb immers geen idee hoe lang de lithium accu dat motortje kan aan de gang houden. Je gaat op zeker, gebruikt enkel stroom als het niet anders kan.
Ons bootje in betere tijden bij het eilandje Soupia, Achter de boot Hydra en heel wazig Dokos.
Een havenarm in een baaitje in een grote baai.
Eindelijk kwam thermiek wind, net als op bijna iedere zonnige dag waarna het makkelijk werd. Kluiver, fok, grootzeil en lugdruil, autopiloot op en enkele uren niks doen. Huisje spelen. De boot zeilt urenlang zelfstandig, geen enkel ander vaartuig in zicht, 4 knopen, net lekker. Kom ik in loef van het eiland Dokos en ik moet tegen de wind in de grote baai binnen. Daar maak ik dan voor en achteranker klaar voor vallen, de boot ligt prima bij op twee zeiltjes, berg alle zeilen behalve rolkluiver en lugdruil, om dan Derric cove in te zeilen. Er stond ondertussen zuid vier, in de grote Skintos bay eerder 5 Bf door de katabatische wind van de 300 meter hoge oever en ik had geen dieselmotor, je kunt er in geval van nood enkel zeer dicht onder de rotskust ankeren, dus ik besloot te doen wat men altijd aanraad, ik bleef op zee. Ging gereefd een beetje heen en weer zeilen aan de noord kust van Dokos. Ik verwachtte dat de thermiek wind om een uur of zes zou afzwakken en wachtte daarop om Skintos in te kruisen. Lekker comfortabel, enkel een klein hoekje kluiver, fokje, gereefd groot en de druil moest helemaal naar beneden want het reefblok explodeerde. Ervaring, om zes uur zwakte de wind inderdaad af naar 2 tot 3 en kruiste ik Skintos binnen. Vanuit de grote baai kon ik zien dat in Derric cove een groot zeiljacht de noordelijke arm helemaal blokkeerde. Het grote ding lag zo ver van de wal met een landlijn dat ik daar zeilend niet zou rond komen. Dus hoog genoeg in de grote baai de resterende zeilen laten vallen en op het trolletje Derric cove in. Dat is met enkel een 1pk motortje bepaald beangstigend want als daar in die enge baai met enkel rotsen iaan beide kanten iets gebeurt ben je het haasje. Alhoewel, het is er zeven meter diep, je kunt er in geval van plotse gekke wind je anker laten vallen. Om het grote zeiljacht heen, de noordelijke arm binnen, tegen die tijd windstil. Geankerd met de gullet swing en net op dat moment kwam zeer sterke wind van oost, moest het trolletje volle stroom geven om de kiel van de onder water rotsen vrij te houden, achteranker laten vallen klaar. Nou ja, klaar ben je daar pas als je een spinnenweb van ankers gelegd hebt want dwars is nauwelijks ruimte voor mijn boot en ik heb daar 50 cm onder de kiel. Had 16 uur nodig gehad voor de 22 mijl. Ik weet, niet bepaald om trots op te zijn wat snelheid betreft maar voor de rest, doe het maar eens na.
Werk en plezier op een onbewoond eilandje.
Ben 11 dagen op Dokos gebleven, als eerste het aangehangen roer afgenomen, die 85 kilo eik en teak aan land gebracht en het roer in de antifouling gezet. Drie lagen harde Griekse antifouling. Terwijl het roer gedemonteerd was heb ik de spiegel geschuurd en gelakt, (drie keer wegens regen enz.) daarna de bakboord romp en stuurboord. Tijdens die 11 dagen zijn er twee jachten op bezoek geweest voor een nachtje, ze bleven in Derric cove, kwamen niet eens in de buurt van het “haventje “ waar ik lag. Een paar keer kwam een vissersboot schuilen, ik had enkele dagen regen en sterke wind ( wat een verademing, een dag niet schuren) en ik ga graag wandelen op het eiland, ga ook altijd brandhout verzamelen, in een straal van 10 meter vind je genoeg voor 2 weken koken en stoken. Er zijn 2 paarden, een ezel en vele geiten. Alhoewel, minder als vroeger… Het is Orthodoxe Pasen, dan eet men lam van het spit. En ik ken persoonlijk een Griek die hier lammetjes komt halen. Men ziet net de kruilijn die hier nog niet aangespannen is. Vanzelfsprekend moet men de boot met zijankers beletten richting krui te gaan. Ik heb 5 ankers die ik ook gebruik. Achter de boot een reeds tientallen jaren verlaten olijfolie perserij. Het roer transporteer ik van de boot naar de kade met behulp van een paar fenders, Slepen met het bijbootje. je moet wat.
Roertransport
Goed, ik ben klaar met schilderen, heb reeds enkele dagen nul verse groenten en fruit. Proteïne is geen probleem, ik vang octopus. Bak Turks brood op het houtkacheltje. Heb voor ik vertrok vlees geweckt, onze koelkast heeft te weinig gas, de compressor is uitgeschakeld tot een besteld gaskitje er is. Ik heb wel eens een hele maand op het onbewoonde eilandje verbracht, het mooie is dat ik met meer voedsel in de koelkast terug kwam als op de heenvaart. En dan had ik nog niet eens mijn 50 meter visnet boven gehaald.
Internet.
Ik wil terug naar de bewoonde wereld want er ligt een pakket voor me. Daarin een opgewaardeerde accu voor de Torqeedo die ik hersteld heb. Een Griekse firma heeft die 17 jaar oude accu omgebouwd, betere en meer cellen EN een geïntegreerde BMS. Iedere avond klim ik naar de tweede kapel, die staat op een heuvel van waar ik het vasteland kan zien, daar heb ik telefonische ontvang en internet. Kies voor een vertrekdag met overwegend lichte zuidenwind. Later komt onweer en zo en dat wil je al helemaal niet. Haal alvast 4 ankers op. Midden in de nacht, om 3h word ik wakker en kan niet meer slapen. Liggen woelen heeft geen zin, ik wil weg. Adrenaline.
Alweer een nachtvaart.
Het is pikkedonker. Bewolking, dus geen sterrenlicht, geen maan want die komt pas veel later op en op Dokos is geen licht. Ik haal het hoofdanker op en op dat moment ligt de boot met de spiegel naar de uitgang van de baai. Die havenarm is waar ik anker 45 meter breed. Daarvan dertig meter bevaarbaar. Rotsen. Geen wind en ik kon de oever 15 meter verder niet zien ondanks vers geladen batterijtjes in mijn koplamp. Heb dan de boot gedraaid met de twee elektromotortjes. Moeilijk, want, heb je een sterke diesel en geeft veel roer dan word dat roer aangestraald door het schroefwater (de schroef zit net vóór het roer) en draait de boot ter plaatse. Geef je dan achteruit krijg je dat de kont naar stuurboord verzet word door het wieleffect van die krachtige grote schroef. Met de Perkins kon ik onze langkieler bij windstilte ter plaatse draaien. Die elektro zoemertjes stralen geen roer aan, dus dat werkt niet. En een roer op zich werkt pas als je snelheid hebt. Eigenlijk bijna niet te doen maar het is me toch gelukt, denk puur geluk. Derric cove uit, erg weinig wind.
In Derric cove en Skintos bay stond een uiterst zacht windje, gewoon de koude lucht van het land die naar zee stroomt. Net buiten Dokos en achter de “tafelberg” is wind altijd zeldzaam, deze keer heb ik daar 6 uur liggen dobberen. Nul wind, heb de boeg van de boot in de goede richting gehouden met mijn 3 meter lange wrikriem. Dat is zwaar werk voor een oud mannetje met een 8 ton zware boot. Een paar keer stond het huilen me nader dan het lachen toen de boeg weer eens richting Hydra´s rotskust verzet werd. Om 4 h s´morgens vertrokken, en pas om 10 h kwam het eerste zuchtje wind, ik kon dan nog steeds mijn buurman in Derric cove zien liggen. De elektro aandrijving wilde ik niet gebruiken, je weet immers niet wat nog komt en ik weet niet eens hoe lang die accu reikt. Om 10 h kregen een heel zwak windje maar met gennaker, naar loef uitgeboomde kluiver, groot en lugdruil deed de boot 2 knopen en dat is grote luxe. Stuurautomaat aan en in de kuip een paar 15 minuten uiltjes gevangen. Zolang de boot loopt is het heerlijk, zelfs met één knoop stuurt de autopiloot nog, je komt verder in de goede richting. Alweer het enige zeilende jacht die dag, wel enkele zeilers op motor en gps snelweg. Ook flink wat reuze ginpalaces, het is Pasen.
Merk aan het zeetje dat er praktisch geen wind staat, toch was dit het winderigste deel van de vaart. Je ziet de gennaker, de uitgeboomde kluiver, het grootzeil. De fok had ik laten zakken. De lugdruil stond vol achter de camera. Zonnepaneel gekanteld voor optimaal laden. Om 2h s´middags alweer in de buurt van Soupia eilandje viel de wind weer weg, kreeg ik nul of uiterst zwakke tegenwind. Twee uur later kwam de thermiek en werd het leuk. Na twee uur “opkruisen” tegen windje 0,5 Bf is alles goed. Gelijk flink wat wind, met geweld door de passage en dan in noordwestelijke richting naar Poros. Ik kon kiezen, ankeren net vóór het stadskanaal en dan s´nachts door de stad naar de binnenzee of gelijk doorgaan. Omdat ik daar op dat moment achterlijke wind had besloot ik door te gaan. Bij Mpourtzi eilandje brak de halshoek van de rolkluiver. Een net als het zeil dertig jaar oude webbing, gewoon knak, middendoor, Uv schade. Het lukte me met de fok als windvang de kluiver enkele slagen op te rollen, het zeil stond niet mooi maar bracht nog steeds hard nodige voorwaartse kracht.
Kom ik bij de ingang van het stadskanaal, ligt daar een Coastguard patrouille boot, het is Orthodoxe Pasen, massa´s mensen in het stadje, een toeristen duikboot, ieder plaatsje aan de zuidkade van het stadje bezet. Ik kon zeilen vergeten, is begrijpelijk verboden in dat kanaal met zijn tientallen watertaxi´s en vele vele charterjachten. Elektro zoemertje aan en door het kanaal. Bleek dat ik de stroom hard tegen had, de binnenzee waterstand varieert met de barometrische druk en ik had pech, het water liep naar buiten. Op standje twee deed de boot zeker 2 knoop door het water, ik schat echter slechts 0,5 knoop langs de kade. Werd in het anderhalve kilometer lange kanaal honderden keren gefotografeerd, twee drones vlogen mee, werd opgelopen door een 50 meter motorjacht en zelfs dat rode duikboot ding ging me voorbij. Poros is het St Tropez van Griekenland. Ikke nonchalant doen alsof ik het zo wilde. Pronken met de net gelakte boot. Glans glans. Net buiten de stad en de autoferry vrij gevaren de fok en druil weer omhoog en naar een goed ankerstekje. Hoe stil die elektro aandrijving is ? Eenmaal op de binnenzee vond ik dat de boot goed zeilde op enkel fok en druil, bleek echter dat de troll nog in standje één vooruit stond. Je hoort niks. Motorsailing. Tevreden maar moe. Alweer 17 h onderweg voor 22 mijl, volgende keer kies ik toch echt voor meer wind. Heb dezelfde vaart ooit in 5 uur gezeild. Was de enige zeiler de hele dag.
Wat ik deze keer geleerd heb.
Nu mijn bedenkingen. Als eerste, ik heb altijd gezegd ” Als er geen wind is zijn er ook geen golven” en dat is flink fout. Onder andere bij de oost ingang van Hydra strait, daar stonden flinke golven, dieselgolven van de ontelbare zeeschepen die in zicht een beetje verder richting Piraeus varen. Dat elektro buitenboordje slaat dan lucht en doet weinig. Ook op de heenvaart, toen was ik onderweg de dag na een paar dagen Meltem (windje 7) en alhoewel je na de Meltem weinig wind hebt, de zeegang staat minimum 2 dagen door. En in zo´n swell zuigt het schroefje ook lucht. Daarom heb ik het motortje (minder als 1 pk) enkel gebruikt als het echt niet anders kon. Dan moet ik het trolling motortje stuurbaar aanbrengen. Ik dacht dat zoiets niet nodig was, het roer is groot en stuurt ook bij heel lage snelheid. Maar een langkieler draaien om zijn as zoals ik dat met de diesel kon, dat kun je vergeten. Dus ik moet iets verzinnen om het motortje dat nu vast naar achter gericht staat draaibaar te maken. Een nieuw 220 € trolletje kopen is waarschijnlijk het eenvoudigste, de eerste heb ik afgezaagd en vast gemonteerd.
De 24 Volt Lifepo 4 accu was na twee dagen laden weer vol. Twee dagen met weinig zon en slechts in de namiddag enkele uren wind. De zonnepanelen laden dan 9 Ampere, de windgeneratoren pakweg zeven Ampere in de 12 volt huisaccu. Van daaruit laad een Victron Orion dan weer 15 Ampere in de 24 volt lithium accu. Hoeveel stroom ik gebruikt heb weet ik niet, heb nog geen shunt, is wel besteld. Maar, ik heb zelf twee dagen nodig om te recupereren, als de accu´s tegen dan weer vol zijn ben ik tevreden.
Ik vond het een leuke vaart, wel een stuk avontuurlijker als met een motor. En die grotere binnenboord elektro motor op de schroefas.. ik wacht nog even. Ben niet zeker of het nog loont op mijn leeftijd.
Old Bawley's overpeinzingen
Old Bawley zeilt een 80 jaar oud 8 meter waterlijn houten jachtje. Is daarmee in 2000 via de Noordzee naar Rouen op de Seine gezeild, daar de masten naar beneden, dan een jaar Franse kanalen. Na overwinteren op het Canal Du Midi in het voorjaar de Middellandse zee op, langs de Franse en Italiaanse kust naar Griekenland. Allemaal kleine dagjestochten, veel zien. Honderden haventjes en ankerstekken, geen marina´s. Als het even kan een dag zeilen en dan een of twee dagen toerist zijn. Het volgend voorjaar naar Turkije. Dan volgden pakweg 20 jaar zeilen in Turkije en Griekenland.
Suriname
- Geschreven door Lotus77
- Hits: 3547
Charlotte's belevenissen
Suriname
‘Hoor jij dat ook? Het is er weer.’ Ik tik Paul aan.
‘Huh, wat?’ mompelt hij slaperig.
‘Dat geluid?’
‘Welk geluid?’
‘Dat gebrom buiten. Net machines.’
‘Hoe laat is het?’
‘Half zes. Het wordt al licht.’
Charlotte, alsjeblieft. Ga slapen. Ik weet het niet.’
Maar ik kan niet meer slapen. Blijf maar luisteren. En dan herinner ik me een verhaal over Suriname op de vertrekkersdag van de Toerzeilers. Het is het geluid van brulapen. Mijn hart maakt een sprongetje. Het machtige, diepe gebrom van de met elkaar communicerende mannetjes galmt over de rivier en ik heb kaartjes voor dit concert.
Ik wil geen toerist zijn
Er zijn zeilers die hier zo aan voorbij varen. Er niet aan denken naar Suriname te gaan. Ik kon niet wachten. Toen we nog besloten op wereldreis te gaan was het eerste wat ik riep: ´Dan kunnen we naar Suriname!´ Ja, je las het zojuist goed. Ik schreef: nog. Maar daarover later meer.
Jaren geleden was er al een vuurtje aangewakkerd waarom ik naar Suriname wilde. Kwam het door de vriendelijke mensen van de roti shop? Of was het die ene patiënt die me, tijdens haar verhalen, meenam naar de jungle die zo ze miste. Ik had al zo vaak een reis willen boeken, maar bladerend door gidsen, vond ik niet wat ik zocht. En nu weet ik waarom. Ik wil eigenlijk geen toerist zijn.
Omdat het kerstperiode was en we geen idee hadden van zeilersdrukte, reserveerden we een mooring bij RiverBreeze in Domburg. De mooring, voor 11 euro per nacht, paste het beste in ons budget. Het miniresort aan de kade is een favoriete uitgaansgelegenheid voor veel Surinamers en ligt midden tussen winkels en restaurantjes. Het heeft zelfs een zwembad. En dat is heel verfrissend bij het uitdagende, hoge luchtvochtigheidsgehalte. Want zwemmen in de rivier dat gaat niet. Het is te gevaarlijk. De stroming is fors met soms wel vier knopen en het onderwaterleven ongenadig wordt gezegd. De bijna 500 kilometer lange Surinamerivier is indrukwekkend. Het verzorgt de afvoer van water naar zee en de doorgang naar kreken, mangroven en kanalen van voormalig plantagegebied. Het is de route naar de mijnen. En vanaf Atjoni, het meest zuidelijke punt waar het asfalt ophoudt, is het de transporthub naar dieper gelegen dorpen. Hier stap je niet in de auto, maar in de korjaal. De rivier is de levensader waarin wordt gevist, eten gespoeld, gespeeld en kleding en lijven worden gewassen.
Toe aan vertragen
Ik neem een hap van het typische maïzena koekje met spikkeltjes bij mijn koffie. We zijn hier nu een week en blijven drie maanden. Paul en ik zijn toe aan vertragen en we zijn uitgelaten. Zijn vader komt op vakantie. In het cafeetje van het resort wat uitkijkt op de tuin, maken we een plannetje hoe we de dagen samen zullen doorbrengen. Ik kijk naar Wiedjay, de tuinman. Nederlands spreken neemt elke barrière weg en sinds ik hier ben hebben we een bondje. Hij leert me over het leven in Suriname en zijn tuin. Amper een voet aan land na de oversteek, kapte hij met zijn machete een kokosnoot voor me open. Onhandig, slurpte ik het weg. Hij moest lachen. Het bovenste deel van mijn T-shirt was nat geworden, zoals dat bij een peuter zou zijn. En gisteren bracht hij een zak pommerak. Een vuurrode zure vrucht waar ik nog nooit van gehoord had. Ik bakte er meteen een taart van, voelde me te bezwaard dat ik zo’n grote hoeveelheid kreeg en gaf het aan hem en iedereen die er werkte om te delen. De meesten hebben niet veel. Door de hoge inflatie is er vaak geen ruimte meer om te sparen. Er wordt gedobbeld om welke rekening het eerst betaald moet worden.
Ik moffel de boodschappen vanuit de auto in onopvallende tassen en breng ze vlug naar de dinghy. Ik schaam me een beetje om hier zo luxe boodschappen te doen. We zijn net bij de Choi in Paramaribo geweest. Een supermarkt die Nederlandse producten aanbiedt tegen prijzen die ik er in Nederland nooit voor zou betalen, maar het verleidt ons. Zojuist hebben we bijna een half Surinaams maandloon uitgegeven aan guilty pleasures zoals peperkoek, hagelslag en oude kaas. Niet eens zozeer aan echt eten want dat doen we veel op straat. Bij een rotishop of warung, een klein Javaans eethuisje. Nasi, Saoto soep, bakabana met een glas dawet. De mierzoete roze kokosdrank met citroengras. Light? Dat kennen ze niet, dan wordt het gewoon water.
Ongenode gasten
Zo stond het ook keurig uitgelegd op het uithangbord bij de dokterspost van Jaw Jaw, een Saramaccaans dorp langs de Surinamerivier, waar we een paar dagen te gast waren. Het is een traditioneel stukje Suriname en vertelt de geschiedenis van de marrons, de gevluchte, tot slaaf gemaakten. Bewustwording van suikers in dranken komt hier net op gang. Net als het niet meer weggooien van afval op straat of in de rivier. De zandstraatjes in het dorp zijn keurig schoon en aangeharkt. Wat netjes, dacht ik nog naïef. Maar het wordt zo bijgehouden om een heel andere reden. Bladeren zijn heerlijke schuilplaatsen voor slangen en andere ongenode gasten. Daar had ik niet bij stilgestaan maar blij dat ze dat doen!
We ontdekken het allemaal. Gaan op zoek naar boomvruchten en boomkippen en leren Even wachten kennen. Het vlijmscherpe plantje wat je zorgvuldig aan de kant duwt om niet gesneden te worden. Maar als dat gebeurt is er een stukje boomschors wat het zal stelpen. De hele apotheek is voorhanden in de natuur. Hier leeft een wijsheid voort die we in Nederland alleen nog maar in poeders, pillen en dure merkendoosjes kennen.
We zoeken verkoeling in de stroomversnelling van de rivier ook al zitten er piranha’s en anaconda’s. ’s Avonds spotten we kaaimannen en genieten van rituelen en gebruiken van het dorp.
‘Ik wil geen tweede of derde vrouw zijn.’ Ze schudt resoluut haar hoofd. ‘Maar andere vrouwen zijn dat wel hoor.’ Polygamie komt voor bij de Marrons. Er wordt ook gescheiden. ‘Vind jij het normaal dat een man zijn nieuwe vrouw een paar dagen het huis uit stuurt omdat hij kerst wil vieren met zijn ex- vrouw en kinderen, Charlotte?’
‘In Nederland zouden de kinderen bij de deur worden afgezet, maar de nieuwe vrouw die blijft waar ze is.’ Zeg ik zo neutraal mogelijk. Wat een prachtig gesprek, hier midden in het binnenland van Suriname.
Een heel andere kant van Suriname zie je terug op de vele voormalige plantages. Teruggegeven aan de jungle of ze hebben een nieuwe bestemming gekregen. Pareltjes vonden we het kleine Laarwijk aan de overkant van Domburg, waar je met de dinghy of watertaxi naar toe kan, en de plantages langs de Commewijne rivier. Eenmaal toestemming van de Maritieme autoriteit in Suriname is dat een heerlijke trip met de zeilboot. Weliswaar op de motor en opletten waar je de dinghy parkeert! Je waant je alleen op de wereld tussen roepende papegaaienpaartjes en opspringende vissen. De plantages Peperpot, Frederiksdorp met zijn verhalenmuseum en plantage Bakkie waren favoriet.
Dit nooit meer
Is er dan niets wat ik zou overslaan in dit land? Ja!
Op nog geen halve meter afstand staar ik in de donkerte naar haar vagina. Als gladde golfballen legt ze stuk voor stuk haar eieren. Het licht van de hoofdlamp maakt alles rood terwijl een weeë, warme geur opstijgt uit het door haar zorgvuldig gegraven gat. Wat doe ik hier, vraag ik me af.
Moeder zeeschildpad heeft een uur nodig om tot wel 100 eieren te leggen en doet dit in trance. Ze merkt niet dat er iemand vlakbij staat. En hier sta ik, overdonderd, samen met zeven andere mensen en een gids. Ik voel me misselijk. Een indringer van moeder natuur. Een toerist die zo nodig dit natuurfenomeen moet zien. Dit nooit meer.
Wiedjay zwaait me uit. Ik neem de allerlaatste door hem gekapte kokosnoten mee de dinghy in en vaar terug naar Quelinda. Paul heeft alles vaarklaar gemaakt. Ik huil. Het afscheid valt me zwaar. Het meest genoten hebben we daar waar het echte leven zich afspeelt en er geen recreatief programma is voor de toerist. Gewoon, op dat kleine pleintje in Domburg tussen de Surinamers. Dat wat niet in reisbrochures beschreven staat en reizen met de zeilboot zo uniek maakt.
Een werelds avontuur
Het is de plek waar we onze reis, ook noodgedwongen, evalueren en heroverwegen. Voor Paul gebeurt het ondenkbare tijdens ons verblijf hier. Al deze unieke ervaringen zouden we namelijk samen met zijn vader beleven. Dat is niet gebeurd. Hij overleed plotseling in Nederland. Een maand later stief zijn moeder. Paul, ineens wees. In Suriname. Twee keer reisden we op en neer. Verdriet, pijn en het warme bad van familie en vrienden. Het was er weer.
Het besluit is genomen. De wereldreis wordt niet de aarde rond. De Pacific laten we over aan andere zeilers, hoe puur ook. Na de oversteek wisten we het eigenlijk al en na drie maanden Suriname helemaal. De duur, de kwetsbaarheid, misschien wel niet in controle te zijn. De aanslag op ons lichaam en het tempo blijven maken. We blijven liever langer op één plek, dichter bij huis. Nergens hebben we het nog niet naar ons zin gehad. Dus waarom zo ver?
Daar waar we deuren gesloten blijven, gaan andere open. Costa Rica, Mexico, Cuba en de Oostkust van Amerika ligt aan onze voeten. En weet je wat het ergste is? Dat ik me in het begin schaamde om dit uit te spreken. Alsof het een zwaktebod zou zijn om niet die wereldbol rond te gaan. Maar het is onze reis. Nog steeds een werelds avontuur. Blijf je volgen? Was getekend bij hoog water, Charlotte.
Charlotte's zeilwereld? Mooi! Niet altijd rozegeur en manenschijn.
Gewoon zoals het leven is. Elke maand deelt ze haar belevenissen
(zoals ze al deed in haar draadje en nu op de voorpagina)
In de zomer van 2022 is Charlotte samen met Paul en
SV Quelinda vertrokken voor een wereldreis.